Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harlingen

Monumenten verordening Harlingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarlingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumenten verordening Harlingen
CiteertitelMonumenten verordening Harlingen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art.149
  2. Monumentenwet 1988, art.12,14 en 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-02-200503-02-2005intrekking monumentenverordening van 14 augustus 1991

15-12-2004

Harlinger Courant 22-12-2004

fysiek

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumenten verordening Harlingen

Raad : 15 december 2004

Agendanr. : 9c

 

 

 

 

. .

 

 

 

 

 

 

. .

 

 

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE HARLINGEN;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.30 november 2004;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988 ,

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende: MONUMENTENVERORDENING HARLINGEN.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

Deze verordening verstaat onder:

 

a. monument:

1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

 

b. gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;

 

c. gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

 

d. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

 

e. beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

 

f. kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

 

g. monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid;

 

h. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

 

Artikel 2 Het gebruik van het monument

 

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

 

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

 

1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

 

2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

 

3. Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

 

4. Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

 

5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet .

 

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

 

1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

 

2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumenten-commissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

 

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

 

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

 

 

 

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

 

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

     

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

     

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

 

  • 1.

    Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

     

  • 2.

    Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

     

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

     

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

     

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

 

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

     

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

     

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

     

Artikel 9 Verbodsbepaling

 

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

 

Artikel 10 Vergunning

 

Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

 

  • a.

    een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

     

  • b.

    een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

     

     

     

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening

 

  • 1.

    Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.

     

  • 2.

    Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

     

  • 3.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumenten-commissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

     

  • 4.

    Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.

     

  • 5.

    Indien het college niet voldoet aan het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

     

  • 6.

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

     

Artikel 12 Kerkelijk monument

 

Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

 

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

 

  • 1.

    De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

     

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

       

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

       

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

       

    • d.

      niet binnen twee jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

       

  • 2.

    Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

     

     

     

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

 

  • 1.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

     

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

     

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumenten-commissie geacht geadviseerd te hebben.

     

Artikel 15 Schadevergoeding

 

1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

 

  • a.

    de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

     

  • b.

    voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

     

    2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 16 Strafbepaling

 

Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 17 Toezichthouders

 

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de ambtenaren van bouw- en woningtoezicht.

 

2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

 

Artikel 18 Inwerkingtreding

 

1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na bekendmaking.

 

2. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 14 augustus 1991,, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

 

3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

 

4. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 14 augustus 1991, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

 

5. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

 

6. De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

 

7. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

 

Artikel 19 Citeertitel

 

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening Gemeente Harlingen'.

 

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad in zijn

vergadering van 15 december 2004.

 

 

 

 

, de voorzitter.

 

 

 

, de raadsgriffier.