Organisatie | Haaren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnotitie Reststroken 2011, versie juni 2013 |
Citeertitel | Beleidsnotitie Reststroken 2011, versie juni 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | exb-2018-1265 Bijlage 1: Stroomschema Inventarisatie |
Op grond van artikel 28 Wet algemene regels herindeling is deze regeling per 1 januari 2023 vervallen, tenzij de hierna genoemde bestuursorganen de betreffende regeling al eerder vervallen hebben verklaard.
- Het college van de gemeente Oisterwijk heeft op 8 januari 2021 besloten deze regeling vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Oisterwijk zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.
- Het college van de gemeente Boxtel heeft op 5 januari 2021 besloten deze regeling vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Boxtel zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.
Onbekend
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-09-2013 | Nieuwe regeling | 18-06-2013 De Leije, 4 september 2013 | B&W-voorstel, 18 juni 2013 |
Beleidsnotitie Reststroken 2011, versie juni 2013
In deze Beleidsnotitie Reststroken 2011 wordt het reststrokenbeleid, zoals vastgesteld in de Nota “Uitgifte Reststroken 2003”, geactualiseerd.
Ten opzichte van de vorige nota wordt in deze beleidsnotitie een actief reststrokenbeleid geformuleerd. Dit biedt mogelijkheden om reststroken gemeentegrond, al dan niet reeds in gebruik genomen, actief aan te bieden aan bewoners.
Dit geeft rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor gebruikers van reststroken, voorkomt verjaring en bespaart op beheer- en onderhoudskosten.
Deze notitie biedt een toetsbaar en handhaafbaar beleidskader, dat zorgt voor een actievere, efficiëntere en doelmatigere uitvoering.
Allereerst komt in hoofdstuk 2 de actieve uitgifte van reststroken aan bod.
Als ‘reststrook’ is gedefinieerd :
Een strook gemeentegrond met een maximale grootte van (aaneengesloten) 150 m2 met geen of relatief weinig functionele waarde voor wat betreft het publieke gebruik, welke in aanmerking komt voor vergroting van het direct aangrenzende huisperceel.
De algemene uitgangspunten voor uitgifte van reststroken, maar ook de uitgiftecriteria voor verkoop, verhuur en gebruik om niet, zijn opnieuw geformuleerd.
Op basis van een gemeentebreed onderzoek wordt aan de hand van de beleidscriteria getoetst of een geïnventariseerde reststrook voor uitgifte in aanmerking komt.
Als uit de beleidstoets een positief oordeel voortvloeit, vindt uitgifte plaats in de vorm van verkoop, verhuur of ingebruikgeving om niet.
In hoofdstuk 3 komt het oneigenlijk grondgebruik aan de orde.
Uit het gemeentebrede inventarisatieonderzoek zullen prioriteiten gesteld worden voor de volgorde van aanpak van het oneigenlijk grondgebruik.
Ook hier wordt aan de hand van beleidscriteria getoetst of uitgifte (en daarmee legalisatie van het oneigenlijk gebruik) mogelijk is.
De onderwerpen verjaring en handhaving, die bij oneigenlijk grondgebruik een grote rol spelen, komen in respectievelijk hoofdstuk 4 en 5 aan de orde.
De gemeente Haaren is een landelijke gemeente, die wordt gekenmerkt door een groene structuur, die bijdraagt aan een aangenaam woon- en leefklimaat voor haar burgers. In de Begroting 2011 is in Programma 5 – Beheer – als speerpunt opgenomen : “Inventariseren gebruik van reststroken grond en besluitvorming hierover”.
De gemeente bezit diverse percelen waarbij het geen bouwgrond, overige gronden of grond voor groen en wegen betreft. Deze reststroken grond (voorheen dikwijls openbaar groen) worden soms al jarenlang gebruikt door particulieren of bedrijven. In 2011 inventariseren we welke gronden dit betreft en besluiten we wat we in de toekomst met deze gronden gaan doen.
De reststrook grenst vaak aan het eigen (woon)perceel en deze wordt door de gemeente onderhouden. In andere gevallen is er echter sprake van oneigenlijk gebruik van gemeentegrond door inwoners.
Tot op heden verkoopt de gemeente Haaren reststroken op verzoek van individuele burgers (passief). Slechts in beperkte mate vindt een structurele en gestructureerde aanpak van situaties plaats, waarbij burgers, zonder recht en/of titel, stroken grond van de gemeente gebruiken. Dit komt met name voort uit het feit dat de afdeling Ruimte & Samenleving onvoldoende capaciteit heeft om het veelvuldig voorkomende onrechtmatig gebruik van gemeentegrond gemeentebreed aan te pakken.
Het is echter noodzakelijk en wenselijk een meer actieve handelswijze in te zetten. Op basis van een blijvende passieve handelswijze zal de gemeente vele gronden op basis van verjaring kwijtraken (verlies waarde grond en ambtelijke kosten voor overdracht). Uitgangspunt is om zaken actief aan de voorkant daadwerkelijk te regelen en niet passief achter de zaken aan te lopen.
In lijn met het hierboven genoemde speerpunt gaat de gemeente vanaf heden een actieve grondpolitiek voeren. Als onderdeel van die actieve grondpolitiek worden bestaande beleidskaders opnieuw bekeken en omgevormd naar actief beleid. De laatst vastgestelde beleidsdocumenten zijn:
-De Nota “Uitgifte reststroken 2003” (vastgesteld d.d. 6 april 2005 door de gemeenteraad).
Deze wordt vervangen door voorliggend stuk;
In deze notitie wordt een voorstel gedaan voor een actief beleid, passend binnen het beleids-uitgangspunt van het voeren van een actieve grondpolitiek.
Vertrekpunt is dat aan de hand van een gemeentebreed onderzoek, ieder gebruik van gemeentegrond door derden tegen het licht wordt gehouden. Voor alle percelen dient onderzocht te worden of deze voldoen aan het beleid en of deze percelen in aanmerking komen voor verkoop, verhuur dan wel het (om niet) in gebruik geven.
Het doel van deze notitie is meervoudig. Als eerste dient deze notitie ervoor om zoveel mogelijk duidelijkheid en rechtsgelijkheid te creëren voor de gebruikers van gemeentelijke grondstroken. Het voorgestelde beleid is toetsbaar en handhaafbaar. Met deze beleidsregels beschikt de gemeente over handvaten, die zorgen voor een actievere, efficiëntere, en doelmatigere uitvoering van het grondbeleid.
Het uiteindelijke doel van deze notitie is om met een juiste invulling van gemeentegronden een optimaal woon- en leefklimaat te creëren voor de inwoners van de gemeente Haaren.
Voor de uitoefening van de gemeentelijke taak bezit de gemeente gronden, die openbaar toegankelijk zijn en waar iedereen gebruik van mag maken. Daarbij valt te denken aan parken, openbare wegen, plantsoenen, waterpartijen et cetera.
Indien burgers of andere willekeurige derden oneigenlijk bezit nemen van (delen van) deze gronden, belemmert dit de gemeente in de uitoefening van haar taak of beperkt dit de gemeente in het eigendomsrecht en in het nemen van haar verantwoordelijkheid. Dit kan leiden tot “verrommeling” van de openbare ruimte en/of de verkeers- en sociale veiligheid in gevaar brengen. Daarom ziet de gemeente toe op het in gebruik nemen van grond door derden. De gemeente treedt daar, waar nodig, tegen op. Daarnaast is het mogelijk dat derden een verzoek doen tot het in gebruik nemen van openbaar toegankelijke gemeentegrond.
In het geval dat ingebruikname c.q. het in gebruik geven van openbaar toegankelijke gemeentegrond geen invloed heeft op de uitoefening van de gemeentelijke taak, kan de gemeente besluiten de gronden te verkopen, te verhuren of om niet in gebruik te geven. Hiervoor is een gecombineerde aanpak gecreëerd van een actieve uitgifte van reststroken en het opheffen van oneigenlijk gebruik van gemeentegrond, waarbij de nadruk voornamelijk ligt op de uitgifte van deze grondstroken in de vorm van verkoop. Echter in gevallen dat met gegronde redenen niet tot verkoop wordt overgegaan, wordt eventueel een huur- of een om niet in gebruik gave aangeboden.
Doelstellingen beleidsnotitie:
De notitie is als volgt opgebouwd.
Allereerst wordt de actieve uitgifte van reststroken besproken. Daarbij komen uitgiftecriteria aan bod, die eveneens zullen worden gehanteerd bij de uitgifte van oneigenlijk in gebruik zijnde of gebruikte grondstroken. Vervolgens komt de aanpak van oneigenlijk grondgebruik aan bod. Het bestaande beleid wordt geëvalueerd. Aan de hand van de resultaten van de evaluatie wordt per dossier al dan niet een voorstel gedaan voor een gewijzigde beleidsaanpak. In vervolg op het oneigenlijke grondgebruik wordt hoofdstuk 4 gewijd aan het onderwerp "verjaring" .
Tot slot is in bijlage 1 een stroomschema opgenomen, waarin het gemeentebrede onderzoek dat volgt uit de onderliggende beleidsnota, stap voor stap is uitgewerkt. Globaal kunnen uit het stroomschema een zestal stappen worden onderscheiden, welke hieronder nader worden toegelicht.
In deze eerste fase wordt onderzocht waar binnen de gemeentegrenzen sprake is van oneigenlijk gebruik van gemeentegronden en waar sprake is van reststroken, die mogelijk voor uitgifte in aanmerking komen.
Stap 2: Onderzoek kabels en leidingen
In deze fase wordt voor alle geïnventariseerde grondstroken uit stap 1 onderzocht welke kabels en leidingen in de betreffende strook grond aanwezig zijn. Als blijkt dat er hoofdnetwerk kabels en/of leidingen in de betreffende strook grond aanwezig zijn, komt deze strook grond in ieder geval niet in aanmerking voor uitgifte in de vorm van verkoop. Bij de uitgiftebeoordeling van stap 3 wordt onderzocht of mogelijk sprake kan zijn van uitgifte in de vorm van huur of een om niet in gebruik gave van de grond. In alle andere gevallen komt de betreffende strook grond met kabels en/of leidingen wel voor verkoop in aanmerking. In de verkoopovereenkomst wordt een recht van opstal gevestigd ten behoeve van de nutsbedrijven.
Stap 3: Beleidstoets/uitgiftebeoordeling
Aan de hand van verschillende toets- en beleidscriteria wordt in deze fase beoordeeld of een geïnventariseerde grondstrook uit fase 1 voor uitgifte in aanmerking komt. Hierbij ligt de nadruk voornamelijk op de uitgifte in de vorm van verkoop. In gevallen dat, met gegronde redenen, niet tot verkoop wordt overgegaan, wordt onderzocht of huur of een om niet in gebruik gave van de grond tot de mogelijkheden behoort. Komt er uiteindelijk geen overeenkomst tot stand met de betreffende gebruiker, dan treedt de gemeente handhavend op en wordt de grond teruggevorderd, zie hiervoor stap 6.
Indien uit de beleidstoets bij stap 3 blijkt dat een geïnventariseerde strook grond voor uitgifte in aanmerking komt, dan wordt deze in de vorm van een koopovereenkomst, huurovereenkomst of een overeenkomst om niet in gebruikgave van de grond, aangeboden aan de betreffende gebruiker.
Dit onderzoek vindt plaats op het moment dat door een inwoner in het kader van de uitvoering van deze beleidsnotitie een beroep wordt gedaan op verjaring. Indien uit het onderzoek blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van verjaring wordt door de gemeente een verklaring hiertoe afgegeven. Op basis van de verklaring wordt een notariële akte van verjaring opgemaakt, gepasseerd en ingeschreven in het kadaster.
Indien niet wordt aangetoond dat er sprake is van verjaring, dan wordt onderzocht of de betreffende strook grond voor uitgifte in aanmerking komt. Indien de strook grond voor uitgifte in aanmerking komt wordt deze aan de betreffende gebruiker aangeboden. Komt er uiteindelijk geen overeenkomst tot stand, dan treedt de gemeente handhavend op en wordt de grond terugvorderen, zie hiervoor stap 6.
Het uitgangspunt bij het gemeentebrede onderzoek is om zoveel mogelijk grondstroken uit te geven in de vorm van verkoop. Enkel in uitzonderingsgevallen is sprake van uitgifte in de vorm van een huurovereenkomst of een om niet in gebruik gave van de grond. Indien echter op een bepaald moment met de gebruiker van de betreffende strook grond geen overeenkomst tot stand komt, treedt de gemeente handhavend op. Dit betekent dat de gemeente de grond terugvordert door middel van een rechterlijke verklaring en de grond laat ontruimen. Ook wanneer na een niet succesvol beroep op verjaring geen overeenkomst tot stand komt, wordt handhavend opgetreden.
Ontruiming door de gemeente geschiedt nadat hiertoe rechterlijke toestemming is verkregen.
2. Actieve uitgifte reststroken
Het bestaande beleid ten aanzien van de uitgifte van reststroken is vastgesteld op 6 april 2005 door de toenmalige gemeenteraad in de Nota “Uitgifte reststroken 2003”.
Het bestaande beleid kent een passieve aanpak van de verkoop van reststroken, waarbij enkel op grond van een initiatief van verzoeker een procedure wordt gestart.
Een meer actieve houding bij het afstoten van reststroken past binnen een actief grondbeleid. Naast een actieve houding richting de burger, worden toekomstige onderhoudskosten van de af te stoten reststroken bespaard en worden waar mogelijk opbrengsten gegenereerd.
Van passief naar actief beleid:
Met een actief beleid wordt hier bedoeld een wijze van uitgifte waarbij de gemeente eerst een inventarisatie maakt van alle reststroken, die voor uitgifte in aanmerking komen en vervolgens die reststroken, actief aanbiedt aan haar burgers.
Voor de uitoefening van de gemeentelijke taak bezit de gemeente gronden die openbaar
toegankelijk zijn en waar iedereen gebruik van mag maken. Daarbij valt te denken aan
parken, openbare wegen, plantsoenen, waterpartijen etcetera.
Daarnaast is het mogelijk dat gronden door derden in gebruik zijn genomen of dat men daartoe een verzoek doet. In het geval dat ingebruikname c.q. ingebruikgeving geen invloed heeft op de uitoefening van de gemeentelijke taak, kan de gemeente besluiten de gronden te verkopen, te verhuren of om niet in gebruik te geven.
Een reststrook is een strook gemeentegrond met een maximale grootte van (aaneengesloten)
150 m2 met geen of relatief weinig functionele waarde voor wat betreft het publieke gebruik, welke in aanmerking komt voor vergroting van het direct aangrenzende huisperceel.
Met andere woorden: reststroken zijn percelen grond, die in eigendom van de gemeente zijn, maar die voor de gemeente geen primaire gebruikswaarde meer hebben. Veelal zijn deze reststroken in gebruik als openbaar groen en worden onderhouden door de gemeente. In andere gevallen worden deze reststroken gebruikt door particulieren bijvoorbeeld als tuin, terwijl daartoe geen enkele rechtsgrond bestaat, het zogenaamde oneigenlijke gebruik.
Openbaar groen, openbare grondstroken en oneigenlijk in gebruik genomen grondstroken, passend binnen bovenstaande definitie, kunnen in beginsel worden verkocht, verhuurd of in uitzonderlijke gevallen (naar inzicht van de gemeente) om niet in gebruik worden gegeven.
Hiertoe zal een gemeentebreed onderzoek plaatsvinden, te starten met het vaststellen van de uitgiftecriteria.
De reeds bestaande uitgiftecriteria zijn in de loop der jaren steeds aangescherpt om zo objectief mogelijk en duidelijk te kunnen toetsen. Hiermee wordt willekeur voorkomen.
De reeds bestaande criteria waren als volgt geformuleerd*1.
Een reststrook komt voor uitgifte in aanmerking indien:
Reststroken worden op grond van het bestaande beleid in principe niet verhuurd. Het bestaande beleid biedt hiertoe ook geen ruimte. Verhuur vindt alleen plaats wanneer er sprake is van een tijdelijke situatie (tijdelijk beheer), zoals wanneer de grond is gereserveerd voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.
Het sluiten van een huur-, of gebruiksovereenkomst kan in bepaalde gevallen echter de voorkeur verdienen. Te denken valt aan situaties waarbij:
*1 Bron: Nota "Uitgifte reststroken 2003"
Vanaf heden gaan we uit van de volgende uitgangspunten voor gronduitgifte:
Algemene uitgangspunten voor gronduitgifte:
Te denken valt aan vermindering van zicht op het verkeer;
Vanaf heden gaan we uit van de volgende uitgiftecriteria verkoop:
Dit kan slechts anders zijn, indien het bestemmingsplan bebouwing toestaat of mogelijk maakt;
Er geen sprake is van structuurbepalend groen zoals omschreven in het Groenbeleidsplan zoals die op 18 juni 2009 door de raad is vastgesteld. De kwaliteit van de groenstructuur, met name het structuur- en beeldbepalend groen en de beheersbaarheid van het resterende groen worden als richtinggevende criteria beschouwd.
Het college behoudt zich het recht voor om in bijzondere gevallen in de (koop-) overeenkomst af te wijken van de hierboven genoemde voorwaarden.
Vanaf heden gaan we uit van de volgende uitgiftecriteria verhuur:
Dit betreft geen limitatieve opsomming van redenen voor verhuur. Iedere situatie wordt op zichzelf staand beoordeeld.
Vanaf heden gaan we uit van de volgende uitgiftecriteria gebruik om niet:
Uitgiftecriteria gebruik om niet
Enkel in uitzonderingsgevallen, naar inzicht van de gemeente, een betreffende reststrook uitgegeven wordt in de vorm van een om niet in gebruikgeving. Derden kunnen geen verzoek indienen tot het verkrijgen van of aanspraak maken op een om niet in gebruikgeving van een reststrook.
Passend bij een actief beleid ten aanzien van de uitgifte van reststroken wordt een gemeentebreed inventarisatie onderzoek uitgevoerd, waarbij wordt vastgesteld waar sprake is van reststroken die ofwel als openbaar groen/grond in gebruik zijn of oneigenlijk worden gebruikt en die mogelijk voor uitgifte in aanmerking komen.
Het gehele grondgebied van de gemeente wordt onderzocht om al het (al dan niet oneigenlijk) gebruik van reststroken in kaart te brengen. Het op gestructureerde wijze controleren heeft tot doel een totaal beeld van de problematiek te krijgen. Bij de inventarisatie wordt gebruik gemaakt van diverse bronnen: GBKN, luchtfoto, kadastrale kaart, groenbeheerkaart, AKR, wegenkaart, pandenkaart & kaart met daarop de pachters vermeld. De oneigenlijke situaties worden geconstateerd door het vergelijken van de kadastrale kaarten met de luchtfoto's. Deze methode resulteert in een totaaloverzicht van bestaande oneigenlijke situaties in de gemeente. Van het geconstateerde oneigenlijk grondgebruik moeten, voor een goede aanpak, de juiste gegevens bij de constatering worden ingewonnen. Er moet worden vastgelegd wie de oneigenlijke grondgebruiker is, hoeveel gemeentegrond wordt gebruikt en waar mogelijk moet de inschatting worden gemaakt van de duur van het gebruik. Dit laatste is van belang met het oog op eventuele beroepen op verjaring.
De reden waarom men grond in gebruik heeft, kan in bepaalde situaties ook van belang zijn. Bij het onderzoek naar een mogelijke uitgifte van de reststroken wordt de reden van het gebruik meegenomen in de overweging.
In deze fase wordt beoordeeld aan de hand van verschillende toets- en beleidscriteria of een geïnventariseerde reststrook voor uitgifte in aanmerking komt. Hierbij ligt de nadruk voornamelijk op uitgifte in de vorm van verkoop. Echter in gevallen dat met gegronde redenen niet tot verkoop kan worden overgegaan, wordt onderzocht of huurovereenkomst kan worden aangeboden. In uitzonderlijke gevallen, naar inzicht van de gemeente, wordt onderzocht of sprake kan zijn van uitgifte in de vorm van een om niet in gebruik gave van de grond. Bij alle uitgiften wordt na een positieve besluitvorming een op de situatie toegesneden overeenkomst gesloten. Komt er geen overeenkomst tot stand, dan gaat de gemeente over tot handhaving en wordt de grond na rechterlijke toestemming teruggevorderd en eventueel ontruimd.
Bij uitgifte van een reststrook spelen onder meer de volgende aspecten een rol: het Groenbeleidsplan, het vigerende bestemmingsplan, de aanwezigheid van kabels, leidingen en riolering, gemeentelijke plannen voor onder andere infrastructuur of nieuwbouw, publiekrechtelijke beperkingen, belangen van derden en de staat van de bodem. Daarnaast wordt de vraag beantwoord of uitgifte van de reststrook leidt tot een ondoelmatige indeling van eigendommen of het beheer van de openbare ruimte.
Omdat een dergelijke beleidstoets erg arbeidsintensief is en vraagt om een juiste invulling van tijd en inzet van verschillende betrokken disciplines, wordt een projectgroep in het leven geroepen, waarbinnen alle benodigde vakdisciplines zijn vertegenwoordigd zoals grondzaken, ruimtelijke ordening, civiel, milieu en verkeer.
De beleidstoets wordt uitgevoerd door de projectgroep aan de hand van het in bijlage 2 opgenomen formulier ‘Toets- en besluitcriteria uitgifte reststroken’. De projectgroep is dus verantwoordelijk voor de advisering over de uitkomst in de vorm van een positief of negatief uitgifte advies.
Indien uit de beleidstoets een positief oordeel voortvloeit, wordt overgegaan tot uitgifte van de reststrook. Uitgifte van reststroken vindt plaats in 3 vormen, te weten:
Verhuur vindt alleen plaats wanneer er sprake is van een tijdelijke situatie (tijdelijk beheer), zoals wanneer de grond gereserveerd is voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.
Zoals eerder aangegeven, wordt in het nieuwe beleid eveneens als uitgangspunt ‘verkoop’ gehanteerd, maar is het niet uitgesloten dat in bepaalde gevallen een huurovereenkomst of een overeenkomst voor een om niet in gebruik gave van de grond wordt gesloten.
Per concreet geval wordt door de projectgroep aan de hand van het in bijlage 2 opgenomen formulier ‘Toets en besluitcriteria uitgifte reststroken’ beoordeeld of sprake is van uitgifte in de vorm van verkoop. Hierbij worden de onder paragraaf 2.2 genoemde uitgiftecriteria gehanteerd.
Wanneer een reststrook geschikt wordt geacht voor verkoop, is het in principe niet mogelijk om de grond te huren of op andere wijze in gebruik te krijgen. Hiervan kan worden afgeweken wanneer:
De verkochte reststrook mag alleen worden gebruikt voor tuinuitbreiding en op de betreffende reststrook mag in beginsel geen vergunningspichtig bouwwerk worden gebouwd, tenzij het bestemmingsplan bebouwing toestaat of mogelijk maakt.
Voor iedere uitgifte in de vorm van verkoop wordt een op de situatie toegespitste koopovereenkomst opgesteld. Een standaard koopovereenkomst wordt vervaardigd en gehanteerd. De gemeente behoudt zich het recht voor om in bijzondere gevallen in de koopovereenkomst af te wijken van de hierboven genoemde voorwaarden en aanvullende en/of afwijkende voorwaarden te stellen.
De verkoop van reststroken geschiedt tegen door de gemeente vastgestelde verkoopprijzen, zie hiervoor paragraaf 2.6.1.
Het verhuren van reststroken brengt jaarlijks veel administratieve werkzaamheden met zich, zoals het innen van de huur en het bijhouden van mutaties in de eigendomssituatie. Enkel wanneer met gegronde redenen niet kan worden overgegaan tot verkoop van de grondstrook, wordt onderzocht of in een bepaald geval de reststrook verhuurd kan worden. Hierbij worden de onder paragraaf 2.2 genoemde uitgiftecriteria gehanteerd.
Voor iedere verhuur van een reststrook wordt een overeenkomst opgesteld, waarbij het uitgangpunt geldt dat deze huurovereenkomst slechts een beperkt vastgestelde looptijd heeft. Dit in verband met wijzigingen, die in de loop van tijd kunnen ontstaan.
Een huurovereenkomst is persoonsgebonden, wat betekent dat bij verhuizing van de huurder van de reststrook, de huurovereenkomst niet overgaat naar de nieuwe gebruiker. De situatie van de nieuwe gebruiker wordt op zichzelf beoordeeld naar het geldende beleid, waarbij weer als uitgangpunt geldt dat ‘verkoop’ van de reststrook de voorkeur verdient.
Een standaard huurovereenkomst wordt vervaardigd en gehanteerd. De gemeente behoudt zich het recht voor om aanvullende en/of afwijkende voorwaarden te stellen, indien het betreffende geval daar aanleiding toe geeft.
De verhuur van reststroken geschiedt tegen door de gemeente vastgestelde huurprijzen, zie hiervoor paragraaf 2.6.2.
2.5.3. Bestaande huurovereenkomsten
Bij de uitvoering van onderhavig beleid wordt ernaar gestreefd om bestaande huurovereenkomsten te beëindigen en de betreffende strook grond te koop aan te bieden.
Vooralsnog worden bestaande huurovereenkomsten in stand gelaten omdat de prioriteit ligt bij het actief vervreemden van restroken en het reguleren van oneigenlijk gebruik van gemeentegrond. Doelstelling is om de (bestaande) huurovereenkomsten per contractvervaldatum te actualiseren en de huurprijzen af te stemmen op de door de gemeente vastgestelde huurprijzen (zie paragraaf 2.6.2).
In beginsel wordt bekeken of de grond verkocht of verhuurd kan worden. Enkel in uitzonderingsgevallen, naar inzicht van de gemeente, wordt een reststrook uitgegeven in de vorm van gebruik om niet. Het betreft vaak gevallen waarin feitelijk gebruik wel, maar verkoop en verhuur niet gewenst is. Er moet meestal op onbekende, maar wel op relatief korte termijn over het goed kunnen worden beschikt. Redenen van het aanbieden van een gebruiksovereenkomst om niet kan zijn om o.a. oneigenlijke ingebruikname en vandalisme tegen te gaan. Deze vorm van uitgifte geniet tevens de voorkeur in situaties waarbij sprake is van oneigenlijk gebruikte grondstroken (hoofdstuk 3) om zodoende verlies van eigendom door verjaring te voorkomen. Een gebruiker die beschikt over een gebruiksovereenkomst kan nimmer op basis van de huidige jurisprudentie met succes een beroep op verjaring doen.
Onder een gebruiksovereenkomst om niet moet worden verstaan: het schriftelijk vastleggen van gebruik zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. De gebruiker is in feite "bewaker" van het registergoed en sluit een gebruiksovereenkomst met de gemeente, die zodanig in elkaar zit, dat daaraan geen huurrechten kunnen worden ontleend. De verdienste voor de gebruiker is het tijdelijke genot van het registergoed.
Voor ieder gebruik om niet van een reststrook wordt een overeenkomst opgesteld, waarbij het uitgangpunt geldt dat de overeenkomst slechts een beperkt vastgestelde looptijd heeft. Dit in verband met wijzigingen die in verloop van tijd kunnen ontstaan. Een gebruiksovereenkomst is persoonsgebonden wat betekent dat bij verhuizing van de gebruiker van de reststrook, de gebruiksovereenkomst niet overgaat naar de nieuwe gebruiker. De situatie van de nieuwe gebruiker wordt op zichzelf beoordeeld naar het geldende beleid, waarbij als uitgangpunt geldt dat ‘verkoop’ de voorkeur verdient.
Een gebruiksovereenkomst om niet wordt enkel aangeboden wanneer dit door de gemeente noodzakelijk wordt geacht. Derden kunnen geen verzoek indienen tot het verkrijgen van of aanspraak maken op een gebruiksovereenkomst om niet.
Een standaard om niet in gebruikgeving overeenkomst wordt opgesteld en gehanteerd. De gemeente behoudt zich het recht voor om aanvullende en/of afwijkende voorwaarden te stellen, indien het betreffende geval daar aanleiding toe geeft.
De betreffende reststrook mag alleen worden gebruikt voor tuinuitbreiding en op de betreffende reststrook mag in beginsel geen bebouwing worden opgericht. Enkel onder voorwaarden vermeld in de gebruiksovereenkomst wordt hiervan afgeweken.
In de Nota “Uitgifte reststroken 2003” is een verkoopprijs vastgesteld € 130,- per m2 exclusief BTW of overdrachtsbelasting, jaarlijks te indexeren met CBS huurindexcijfers. Deze prijs is gebaseerd op 50% van de bouwgrondprijs ten tijde van het opstellen van de nota (€ 260,-).
Indexatie heeft sinds vaststelling van de nota in 2005 nooit plaatsgevonden.
De actuele prijs voor bouwgrond bedraagt € 335,- per m2.
De prijs voor reststroken van € 130,- per vierkante meter ligt in Haaren lager dan de gemiddelde prijs per vierkante meter in de omliggende gemeenten (ca € 165,- per m2).
Om een succesvol actief uitgiftebeleid van reststroken te kunnen voeren blijft de verkoopprijs van
€ 130,- per m2in ieder geval gehandhaafd tot en met afronding van het project ‘Aanpak van oneigenlijk grondgebruik’.
Als dit project is afgerond (naar verwachting medio 2013) stelt het college de verkoopprijs voor reststroken opnieuw vast.
De actuele huurprijs van een reststrook is € 6,62 per m2(prijs 2005 inclusief indexatie)
In de lijn van het prijsbeleid bij de verkoop van reststroken, verdient het de voorkeur het bestaande prijsbeleid bij verhuur van reststroken ongewijzigd te laten.
Ter dekking van de administratieve kosten die gemoeid zijn met de jaarlijkse huurinning, wordt een minimum huurprijs van € 50,-/jaar gehanteerd.
Verzoeken tot uitgifte van reststroken worden op grond van het bestaande beleid door de afdeling Ruimte en Samenleving direct behandeld. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de afhandeling van een verzoek. Indien de procedure leidt tot een positief besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt een koop- of huurovereenkomst voorgelegd aan verzoeker.
Met de vaststelling van het nieuwe beleid is vorengenoemde handelswijze zodanig aangepast dat de gemeente actief reststroken gaat uitgeven zonder dat daarvoor een verzoek hoeft te worden ingediend. Deze aanpassing neemt echter niet weg, dat naast het actieve optreden van de gemeente, burgers nog steeds ook zelf een verzoek kunnen indienen tot uitgifte van een reststrook, welke verzoeken eveneens worden getoetst aan het nieuwe beleid.
Deze beleidsnotitie heeft een looptijd tot eind 2015. De inventarisatie en actieve uitgifte van (al dan niet oneigenlijk gebruikte) reststroken zal dan grotendeels zijn afgerond.
Daarna vindt uitgifte van reststroken voornamelijk op verzoek van een kandidaat-koper plaats. Het is noodzakelijk om het nieuwe traject tot verkoop in te zetten met serieuze gegadigden. Bij het niet tot stand komen van een notariële akte passering wordt vanaf 2014 (na afronding van het project ‘Aanpak van oneigenlijk grondgebruik’) aan gegadigde(n) een bedrag van € 250,- aan behandelkosten in rekening gebracht. Gegadigden worden op voorhand van deze kosten op de hoogte gesteld (bij eigen verzoek). Na betaling van dit drempelbedrag wordt het verzoek in behandeling genomen. Bij een totstandkoming van een daadwerkelijke verkoop worden deze kosten verrekend (voor rekening van gemeente).
Momenteel is geen actueel overzicht voorhanden van het oneigenlijk grondgebruik binnen de gemeente. Daardoor is niet inzichtelijk welke reststroken voor uitgifte in aanmerking komen, waar grond moet worden teruggegeven aan de gemeente en in welke gevallen sprake is van verjaring.
Zoals in paragraaf 2.3 aangegeven, wordt daarom een gemeentebreed inventarisatie onderzoek uitgevoerd, waarbij wordt vastgesteld waar sprake is van reststroken die ofwel als openbaar groen/grond in gebruik zijn of oneigenlijk worden gebruikt en die mogelijk voor uitgifte in aanmerking komen.
De volgende algemene criteria bepalen allereerst de volgorde van aanpak van het oneigenlijke grondgebruik:
Vervolgens bepalen onderstaande perceelsgebonden criteria de volgorde van aanpak:
Na de inventarisatie wordt bekeken welke prioritering van zaken aangehouden wordt. Dit wordt per dossier afgewogen.
Passend binnen de wijze van actieve uitgifte van reststroken wordt de prioriteitsbepaling van de aanpak van oneigenlijk gebruik van grondstroken aangepast.
In vervolg op de inventarisatiefase zal een legalisatieonderzoek plaatsvinden. Er is sprake van legalisatie wanneer het oneigenlijk gebruik van een grondstrook wordt opgeheven door het aangaan van een koop-, huur- of een om niet in gebruik gave van de grond.
Zoals in paragraaf 2.4 aangegeven, is dit legalisatieonderzoek onderdeel van de beleidstoets, waarbij wordt beoordeeld aan de hand van verschillende toets- en beleidscriteria of een geïnventariseerde reststrook voor uitgifte in aanmerking komt. Dit betekent dat de projectgroep die de beleidstoets uitvoert voor wat betreft de verkoopbaarheid van reststroken, tegelijkertijd ook op basis van diezelfde uitgiftecriteria het legalisatieonderzoek uitvoert ten aanzien van oneigenlijk gebruikte grondstroken.
Indien uit de beleidstoets een positief oordeel voortvloeit, wordt overgegaan tot het legaliseren van de grondstrook. Legalisatie van grondstroken vindt plaats in 3 vormen, te weten:
Verhuur vindt alleen plaats wanneer er sprake is van een tijdelijke situatie (tijdelijk beheer), zoals wanneer de grond gereserveerd is voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.
Zoals eerder aangegeven wordt in het nieuwe beleid als uitgangspunt ‘verkoop’ gehanteerd, maar is het niet uitgesloten, dat in bepaalde gevallen een huurovereenkomst of een gebruiksovereenkomst om niet wordt gesloten.
Verjaring speelt in het kader van deze notitie een grote rol. Bij een actieve uitgifte van rest- en/of groenstroken blijkt vaak dat gemeentegrond al langere tijd in gebruik is bij een particulier. Regelmatig is er sprake van een situatie waarbij een woning met tuin gedurende twintig jaar één of meerdere keren is verkocht en de nieuwe eigenaar weet niet beter dan dat de berm altijd bij zijn tuin heeft gehoord. Wanneer de gemeente dan op enig moment haar grond terugvordert, lijdt dat vaak tot veel onbegrip bij de bewoner. De gang naar de rechtszaal is dan snel gemaakt.
Op basis van de huidige jurisprudentie wordt aangenomen dat een beroep verkrijgende verjaring niet snel slaagt. Verwezen wordt naar een tweetal recente uitspraken*2, waarbij het beroep op bevrijdende verjaring faalt omdat de eigendomspretenties van de gebruiker voor de gemeente niet voldoende kenbaar waren.
In eerste instantie wordt bezien of de oneigenlijke situatie op minnelijke wijze kan worden gelegaliseerd in die zin dat de grond aan de betreffende gebruiker wordt verkocht. Als verkoop niet mogelijk is kan het college van burgemeester en wethouders de feitelijke situatie legaliseren door het inzetten van de middelen van verhuur of in uitzonderlijke gevallen bruikleen. Indien de situatie niet gelegaliseerd wordt, dient te worden gehandhaafd.
Doelstellingen aanpak onrechtmatig gebruik gemeentegrond:
*2 Rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 14 april 2010, nummer 419982 / HA ZA 09-529, LJN: BN0322 en Hof 's-Gravenhage d.d. 23 februari 2010, nr. 200029129/01, LJN: BL 5289 (Schouwen-Duiveland).
4.1. Twee vormen van verjaring
Verkrijgende verjaring is een zelfstandige wijze van eigendomsverkrijging. Indien de verjaringstermijn is verlopen en aan de overige voorwaarden is voldaan dan is de bezitter eigenaar geworden. In de wet komen twee vormen van verkrijgende verjaring voor, te weten verkrijging te goeder trouw na tien jaar (3:99 BW) en verkrijging niet te goeder trouw na 20 jaar (3:105 BW). Beide artikelen hebben een eigen structuur en zijn gebaseerd op uiteenlopende uitgangspunten.
4.1.1.Verkrijging te goeder trouw na 10 jaar
Situaties die korter dan twintig jaar hebben geduurd: Verkrijgende verjaring (acquisitieve verjaring) ex artikel 3:99 BW;
Van verkrijgende verjaring is sprake indien een bezitter van een bepaald goed door het
verlopen van een bepaalde periode rechthebbende van datzelfde goed wordt. De
verjaringstermijn voor grond is gesteld op 10 jaar. Deze vorm van verjaring (van grond) komt echter niet vaak voor, nu de openbare registers doorgaans in de weg staan aan bezit te goeder trouw. Artikel 3:23 van het BW bepaalt namelijk dat een beroep op verkrijgende verjaring faalt als de werkelijke eigendomsverhoudingen uit de registers kenbaar zijn.
Voorwaarde voor verkrijgende verjaring is dat de bezitter van het goed te goeder trouw is en dat het bezit onafgebroken dient te zijn. Een bezitter is te goeder trouw indien hij zich als rechthebbende beschouwt en zich redelijke wijs als zodanig mag beschouwen. Voor goede trouw is noodzakelijk dat voldoende zorg is betracht om een onjuiste voorstelling van zaken te voorkomen. Omdat uit de kadastrale gegevens blijkt, dat de gemeente rechthebbende van de grond is, slaagt een beroep
op bezit te goeder trouw niet snel (artikel 3:23 BW).
Wanneer slaagt dan een beroep op verkrijgende verjaring mogelijk wel? Te denken valt aan onzorgvuldigheden bij het passeren van de leveringsakte of de inschrijving daarvan. Een voorbeeld geeft de Hoge Raad, 5 februari 2010, LJN BK6588, waarbij de notaris heeft verzuimd een tussen partijen overeengekomen erfdienstbaarheid in de leveringsakte op te nemen.
4.12. Verkrijging te kwader trouw na 20 jaar
Situaties die twintig jaar of langer hebben geduurd: Bevrijdende verjaring (extinctieve verjaring) ex artikel 3:306 BW.
Van bevrijdende verjaring is sprake indien een rechtsvordering die aan iemand toekomt door middel van tijdsverloop tenietgaat. Met andere woorden de rechthebbende kan geen rechtsvordering tot revindicatie meer instellen. De verjaringstermijn voor onroerende zaken is gesteld op 20 jaar. Ook een bezitter niet te goeder trouw wordt na het verstrijken van 20 jaar rechthebbende van het goed. Als voorwaarde wordt gesteld dat men het bezit van het goed heeft.
Bezit betekent dat men het goed houdt voor zichzelf. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat bezit wordt verkregen door inbezitneming, door overdracht of door opvolging onder algemene titel (erfopvolging e.d.) (art. 3:112). Voor bezit op grond van inbezitneming is vereist dat men de feitelijke macht over het goed heeft (art. 3:113). Deze feitelijke macht moet zodanig zijn dat het te beschouwen is als het houden van het goed voor zichzelf.
Daarnaast moet de machtsuitoefening over het goed zodanig zijn dat naar verkeersopvattingen de oorspronkelijke bezitter niet meer als zodanig kan worden beschouwd. Hier is niet snel sprake van.
Het enkel onderhouden van een stuk grond is niet voldoende om naar verkeersopvatting het bezit van een stuk grond te verkrijgen. Het planten van struiken, verwijderen van andere begroeiing, het plaatsen van een tuinhuisje of een erfafscheiding brengt wel met zich mee dat het bezit van de grond naar verkeersopvatting door middel van inbezitneming verkregen wordt. Anders dan bij verkrijgende verjaring is het niet nodig dat het bezit van het goed onafgebroken is.
4.2. Handelswijze bij een beroep op verjaring
Zoals in hoofdstuk 3 is vastgesteld, wordt in eerste instantie beoordeeld of een oneigenlijke situatie op minnelijke wijze kan worden gelegaliseerd, in die zin dat de oneigenlijk gebruikte grond aan de betreffende gebruiker wordt verkocht. Als verkoop niet mogelijk is wordt de situatie gelegaliseerd door het inzetten van de middelen als verhuur of in uitzonderlijke gevallen gebruik om niet. Indien de situatie niet gelegaliseerd wordt, dan treedt de gemeente handhavend op.
Wanneer een gebruiker in vorengenoemde procedure een beroep doet op verjaring geldt onderstaande procedure.
Indien door de betreffende gebruiker genoegzaam wordt aangetoond dat sprake is van bezit en de verjaringstermijn van 20 jaren is verstreken, geeft de gemeente een schriftelijke verklaring af waarin is opgenomen dat het eigendom van de strook grond op basis van artikel 3:105 BW van rechtswege in eigendom is overgegaan op de gebruiker. Alle kosten zijn voor de aanvrager met uitzondering van de ambtelijke kosten.
Daarnaast is het hier ook van belang om te melden dat de bewijslast voor de verkrijging door verjaring bij de gebruiker ligt. Hier geldt de bewijsregel dat degene die stelt eigenaar te zijn te zijn geworden door verjaring, hiervoor ook de bewijslast dient te dragen. Hij moet dus aantonen dat het eigendom door bevrijdende verjaring op hem is overgegaan.
Indien niet genoegzaam door de betreffende gebruiker wordt aangetoond dat sprake is van bezit en/of de verjaringstermijn van 20 jaar is nog niet verstreken, ontvangt de gebruiker hierover schriftelijk bericht, waarbij tevens een voorstel wordt gedaan tot legalisering. Hierbij gelden de voorwaarden zoals vastgesteld in de paragrafen 3.4.1, 3.4.2 en 3.4.3. In gevallen waarbij de situatie op geen enkele wijze gelegaliseerd wordt, treedt de gemeente handhavend op, zie hiervoor hoofdstuk 5.
De verjaringstermijn van 20 jaar wordt gestuit door middel van een aanmaning of
mededeling ex artikel 3:317 lid 2 BW en door middel van erkenning, ex artikel 3:318 BW.
De eisen aan de aanmaning en de mededeling zijn gering. Zij dienen slechts schriftelijk te geschieden, een brief is voldoende. Wel dient binnen zes maanden na de aanmaning of de mededeling een stuitingbehandeling, als bedoelt in artikel 3:316 BW, te volgen. M.a.w. binnen 6 maanden na verzending van de aanmaning/mededeling moet een eis of een andere daad tot rechtsvervolging worden ingesteld. Blijft deze stuitingbehandeling uit dan is de verjaringstermijn niet gestuit.
Van erkenning is sprake indien de gebruiker van de grond erkent dat niet hij, maar de gemeente rechthebbende van de grond is. Het is niet noodzakelijk dat de erkenning expliciet gebeurt. Elke handeling of gedraging waaruit dit blijkt stuit de verjaring. Zo stuit ook het aanbod tot koop van de grond de verjaring.
Indien de verjaring op juiste manier is gestuit dan begint een nieuwe termijn te lopen. Deze nieuwe termijn is nooit langer dan 5 jaar (art. 3:319 BW).
4.4. Niet tijdige stuiting verjaring
De bezitter kan na 20 jaar eigenaar worden indien de verjaringstermijn niet tijdig is gestuit.
De reststrook wordt verkregen door degene die op het moment van verjaring bezitter is
van het goed, ongeacht of hij bezitter te goeder trouw is (art. 3:105). Uit dit artikel blijkt dat de
verjaringstermijn blijft doorlopen, ook in geval van rechtsopvolging onder bijzondere titel (bijv.
koop). De bezitter wordt dus rechthebbende ongeacht de duur van zijn bezit, er moet echter wel een akte van verjaring gemaakt worden en inschrijving bij het Kadaster moet volgen.
Als uitgangspunt wordt de termijn van twintig jaar gehanteerd. Tegen gebruik dat korter dan 20 jaar heeft geduurd, wordt in beginsel opgetreden. Als de gebruiker aantoont dat het gebruik rechtmatig is – door middel van een controleerbare toezegging dan wel een overeenkomst - wordt niet handhavend opgetreden.
Bij geconstateerde situaties waarbij bewezen wordt dat aan de voorwaarde voor bevrijdende verjaring is voldaan, wordt niet opgetreden.
Het uitgangspunt bij de vaststelling van onderliggend beleid is om zoveel mogelijk rest- en/of grondstroken uit te geven in de vorm van verkoop. Enkel in uitzonderingsgevallen is sprake van uitgifte in de vorm van een huur- of gebruiksovereenkomst. Echter op een bepaald moment moet de gemeente mogelijk ook handhavend optreden. Te denken valt aan situaties waar met de gebruiker van de grond geen overeenkomst tot stand komt. Ook indien na een gefaald beroep op verjaring geen overeenkomst tot stand komt, wordt handhavend opgetreden.
Hoewel een eenduidige definitie van handhaving niet bestaat, wordt hieronder in het algemeen verstaan, dat de overheid de naleving van rechtsregels bevordert. Dit bevorderen van de naleving van rechtsregels geschiedt door preventief optreden (het voorkomen dat rechtsregels niet worden nageleefd) of repressief optreden (het nemen van sancties en/of rechtsmaatregelen).
Om de naleving van rechtsregels te bevorderen beschikt de overheid over verschillende instrumenten. Deze instrumenten kunnen bestuursrechtelijk, strafrechtelijk of privaatrechtelijk van aard zijn.
Als de overheid wil handhaven, staat het haar niet vrij om naar believen gebruik te maken van het publiekrecht dan wel van het privaatrecht. Voor de vraag of de overheid gebruik mag maken van het privaatrecht, en dus ook voor de vraag of de overheid privaatrechtelijk mag handhaven, heeft de Hoge Raad criteria ontwikkeld. Deze criteria zijn vastgelegd in het Windmill arrest van 26 januari 1990 (NJ 1991/393 en AB 1990/408) en zijn daarna vele malen herhaald en bevestigd.
De door de Hoge Raad ontwikkelde criteria worden ook wel aangeduid als de “doorkruisingsleer”. Dit leerstuk komt erop neer dat de overheid geen gebruik kan maken van het privaatrecht, als dat de publiekrechtelijke regeling onaanvaardbaar zou doorkruisen. Voor het beantwoorden van de vraag wanneer er sprake is van doorkruising, moeten achtereenvolgens de volgende vragen beantwoord worden.
Eerst moet altijd bezien worden of de publiekrechtelijke regeling antwoord geeft op de vraag of het gebruik van het privaatrecht in een bepaalde situatie is toegestaan. Indien uit de publiekrechtelijke regeling zelf blijkt dat het gebruik van het privaatrecht niet is toegestaan, dan is privaatrechtelijke handhaving niet mogelijk. Een goed voorbeeld hiervan is artikel 122 Woningwet. In dit artikel is expliciet vastgelegd, dat een gemeente geen rechtshandelingen naar burgerlijk recht kan verrichten ten aanzien van een aantal aldaar met name genoemde onderwerpen (veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu).
Als de publiekrechtelijke regeling zelf geen antwoord geeft op de vraag of het gebruik van het privaatrecht is toegestaan, dan is voor de beantwoording van deze vraag beslissend of het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden de publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist.
Of er sprake is van een dergelijke doorkruising dient aan de hand van de volgende criteria beantwoord te worden:
5.2. Handelswijze bij handhavend optreden
De gemeente kiest er in deze voor om privaatrechtelijke te handhaven, nu het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden de publiekrechtelijke regeling niet op onaanvaardbare wijze doorkruist.
Hierbij treedt de gemeente op als eigenaar en rechthebbende van de grond en handelt als private rechtspersoon. Het onderhavige handhavingsbeleid heeft primair als doel het beschermen van het eigendom door terugvordering van in gebruik genomen gronden en het voorkomen van ongewenst verlies van haar eigendommen door verjaring.
Bij de privaatrechtelijke handhaving door de gemeente zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur onverkort van toepassing.
5.2.1 Terugvorderen van rest- en/of grondstrook
Indien met een gebruiker van de grondstrook grond geen overeenkomst tot stand komt, wordt handhavend opgetreden en wordt de grond door de gemeente op grond van artikel 5:2 BW teruggevorderd.
Hiertoe wordt de betreffende gebruiker door de gemeente aangeschreven. De gebruiker wordt met deze eerste aanschrijving vriendelijk verzocht de situatie zelf te wijzigen door de grond te ontruimen en niet meer te gebruiken. Daar waar dat wenselijk wordt geacht, wordt een afspraak gemaakt met de gebruiker, waarbij de situatie door de gemeente nader wordt toegelicht.
Indien aan het eerste verzoek geen gehoor wordt gegeven, wordt de gebruiker met een tweede aanschrijving nogmaals verzocht de situatie zelf te wijzigen door de grond te ontruimen en niet meer te gebruiken. Indien ook aan het tweede verzoek tot ontruiming geen gehoor wordt gegeven, gaat de gemeente over tot de gang naar de civiele rechter te maken (op basis van artikel 5:47 BW). Na een positief vonnis wordt tot ontruiming overgegaan. De grond wordt in de oorspronkelijke toestand teruggebracht. Gepoogd wordt de algehele kosten voor de ontruiming alsdan op de gebruiker te verhalen.
Voor de feitelijke uitvoering van de ontruiming door de gemeente en de herinrichting van de grond worden diverse medewerkers van de gemeente ingeschakeld. Bij de uitvoering zijn in ieder geval de volgende personen aanwezig:
Indien men het niet eens is met de beslissing van de gemeente, dat de situatie moet worden gewijzigd en de grond moet worden ontruimd, kan daarvoor naar de burgerlijke rechter worden gestapt. Dit heeft geen opschortende werking tot gevolg. De handhavingsprocedure wordt dan gewoon voortgezet.
[Klik hier om het document te downloaden] Bijlage 1: Stroomschema Inventarisatie
Bijlage 1: Stroomschema Inventarisatie
Bijlage 2 : Toets- en besluitcriteria uitgifte reststroken
Adres : …………………………………………………………………………………….
Kadastrale gegevens : …………………………………………………………………………………….
Oppervlakte : …………………………………………………………………………………….
Huidige gebruiker : …………………………………………………………………………………….
Gebruik toegestaan : …………………………………………………………………………………….
Eerdere verzoeken : …………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Groenbeleidsplan gemeente Haaren
Toetsen aan criteria type groen
………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………………………….
Zijn er verkeertechnische belemmeringen?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Hoofdnetwerk leidingen / kabels van de nutsbedrijven aanwezig?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Ligt er een gemeentelijk riool?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Benodigd voor wegverbreding, fiets- of voetpad?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Benodigd voor herstructurering, nieuwbouw?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Is de grond voor de gemeente strategisch gelegen?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………....
Publiekrechtelijke beperkingen
Zijn er publiekrechtelijke beperkingen bekend?
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Zijn er belangen van andere inwoners of derden?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Zijn er zichtbare erfdienstbaarheden?
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Zijn er rioolaansluitingen in de grond aanwezig?
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Heeft het perceel een functie in de afwatering?
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Is er sprake van een bodemverontreiniging?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Wat is bekend over de bodemkwaliteit?
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Is een verkennend bodemonderzoek nodig?
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Leidt verkoop tot een ondoelmatige indeling van
eigendommen of beheer van openbare ruimte?
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Conclusie gebruik gemeentelijke reststroken
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….
Beoordeling van de overdraagbaarheid:
Het deelperceel is overdraagbaar
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Het deelperceel is overdraagbaar onder voorwaarden
Motivatie: ….……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Het deelperceel is niet overdraagbaar
…………………………………………………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………..
Indien een terrein niet overdraagbaar wordt bevonden, de mogelijkheden onderzoeken het
Het deelperceel is te verhuren
………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………….
Het deelperceel is onder voorwaarden te verhuren
………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………….
Het deelperceel is niet te verhuren
………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………….
Mogelijkheid om niet in gebruik te geven:
………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………….
Indien een terrein(gedeelte) niet overdraagbaar is en niet in gebruik kan worden gegeven en
het is door derden in bezit genomen, dient handhaving / ontruiming te volgen.
………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….