Organisatie | Alblasserdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats Alblasserdam |
Citeertitel | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats Alblasserdam |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Voorschriften voor het aanbrengen van grafbedekking
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2010 | Onbekend | 29-06-2010 De Klaroen, 28 juli 2010 | Onbekend |
2. Dagelijks beheer, onderhoud en administratie van de begraafplaats
Het beheer van de begraafplaats door de gemeente omvat het onderhouden en exploiteren van de terreinen en de daarop aanwezige paden en beplantingen en gebouwen, met uitzondering van de in particulier beheer zijnde aula, en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en voor de herdenking van overledenen.
De begraafplaats is bestemd voor het begraven van lijken of het bijzetten van asbussen van personen die op de datum van overlijden stonden ingeschreven als burger van de gemeente Alblasserdam, dan wel die enige connectie hebben met de gemeente Alblasserdam, behoudens indien het begraving betreft in een reeds uitgegeven particulier/eigen graf.
De administratie bevat een register van alle op de begraafplaats begraven lijken met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn, als mede een register van bijgezette asbussen met de krachtens artikel 65, 1e lid, van de wet voorgeschreven gegevens. De in deze registers opgenomen gegevens zijn openbaar en worden op verzoek verstrekt.
4. Indeling van de begraafplaats, onderscheid van de graven en asbestemming
Algemene graven en kindergraven
Na afloop van de uitgiftetermijn van een kindergraf met een gekozen termijn van 20 jaar kunnen de grafrechten, op verzoek van de gebruiker, telkens met tien jaar worden verlengd tot een maximum van 60 jaar, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de termijn is gedaan. Hierbij wordt de periode van verlenging naar boven afgerond op hele jaren.
Particuliere/eigen graven zijn bestemd voor het begraven van maximaal twee respectievelijk drie lijken en het bijzetten van maximaal twee respectievelijk drie asbussen, waarbij het aantal asbussen het aantal erin begraven lijken niet mag overschrijden. Door middel van schudden van de in het graf aanwezige stoffelijke resten, welke ten minste tien jaar begraven liggen, kunnen meerdere lijken worden bijgezet., tenzij dit uit het oogpunt van beheer ongewenst is.
Begraving in een particulier/eigen graf, waarin reeds is begraven en waarvan de lopende grafrechttermijn binnen tien jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de termijn tot maximaal tien jaar na de laatste begraving of bijzetting, waarbij de periode van verlenging naar boven wordt afgerond op hele jaren.
5. Vereisten voor begraving of asbestemming
Degene die een lijk wil doen begraven, as wil doen bijzetten, of as wil verstrooien, maakt daarvoor gebruik van een door het college vast gesteld formulier, dat uiterlijk om 12.00 uur van de dag, voorafgaand aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaats vinden -ingevuld- bij het college wordt ingeleverd.
Bij begraving dient tenminste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving door de uitvaartondernemer, of - wanneer hiervan geen gebruik wordt gemaakt - door de aanvrager, schriftelijk te worden verklaard of gebruik wordt gemaakt van een lijkhoes; voorts dient de uitvaartondernemer dan wel de aanbieder van de lijkhoes aan te tonen dat deze lijkhoes voldoet aan de wet.
Het tijdstip van begraven, bijzetten of verstrooien wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door het college, in overleg met de betrokken aanvrager, vastgesteld en op het verlof tot begraven vermeld. De tijdstippen van begraven, bijzetten of verstrooien vinden inprincipe plaats op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur en op zaterdag van 9.00 tot 12.00 uur.
Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Op ieder particulier/eigen graf en op de grafpositie (afhankelijk van de diepte: 1,2 of 3 diep) van een algemeen graf, dient door de begrafenisondernemer of, indien daarin zelf wordt voorzien, door de rechthebbende of gebruiker, tot maximaal een half jaar na de begrafenis een identificatieplaatje te zijn geplaatst, waarop staan vermeld de volledige naam, geboortedatum overlijden van degene die in betreffend graf is begraven.
Het voornemen van het college om een graf, grafvak, urnengraf of urnennis te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door middel van een bij het te ruimen graf, grafvak of urnengraf te plaatsen bordje, of op de urnennis aan te brengen sticker, ter kennis van de belanghebbende(n) gebracht; tenzij het adres van de rechthebbende van het -eigen- (urnen)graf aan hen bekend is. In dat geval deelt zij schriftelijk mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken.
Ruimen eigen graf of urnengraf:
De rechthebbende op een eigen graf kan bij het college een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven.
a.De rechthebbende op een eigen urnengraf kan bij het college een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden voor bijzetting of verstrooiing elders.
Indien dit naar het oordeel van de beheerder voor de veiligheid van personen of zaken of voor het aanzien van de begraafplaats noodzakelijk is, is de rechthebbende of gebruiker verplicht binnen de door het college gestelde termijn tot herstel, vernieuwing of verwijdering van de grafbedekking of andere voorwerpen over te gaan.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de belanghebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. Als het adres van de belanghebbende niet bekend is geschiedt de oproeping door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
De beheerder kan verwelkte bloemen, verwaarloosde planten, losse en glazen voorwerpen direct laten verwijderen, zonder dat daarvoor alsnog een termijn wordt gegeven, waarbinnen deze verwijderd dienen te worden en zonder dat daarbij aanspraak gemaakt kan worden op schadevergoeding. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende een maand ter beschikking gehouden voor de rechthebbende of gebruiker, indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.
8. Vestiging, overdracht en einde van grafrechten
Eventueel op het graf aanwezige grafbedekking en andere voorwerpen kunnen gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Uiteraard gebeurt dit in overleg met de beheerder. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.
10. Overgangs- en slotbepalingen
De verordening “Verordening op het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaats der gemeente Alblasserdam”, in werking getreden op 17 februari 1994, wordt ingetrokken.
De intrekking van de verordening vermeld in artikel 18, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze besluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover deze besluiten niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Toelichting op de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats Alblasserdam.
De aanvrager heeft een aparte status. Dit is de persoon die de begrafenis regelt en hiervoor ook betalingsplichtig is. Bij begraving in een algemeen (urnen)graf wordt de aanvrager als gebruiker aangemerkt van het graf. Bij een particulier (urnen)graf is tevens tenaamstelling van de grafrechten vereist. Deze tenaamstelling hoeft niet de aanvrager zelf te betreffen. De grafrechten kunnen ook gevestigd worden op naam van een andere persoon (familielid bijvoorbeeld). Niet de aanvrager maar de rechthebbende geeft toestemming voor de begrafenis of bijzetting.
Algemene graven worden slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling. Een algemeen graf kenmerkt zich daarnaast doordat de gebruiker geen zeggenschap heeft over wie er verder in het graf wordt begraven. In of op een algemeen graf kunnen geen asbussen worden bijgezet en geen verstrooiingen plaatsvinden.
Algemene graven worden op de begraafplaats voor 20 jaar uitgegeven. De mogelijkheid bestaat om na het verstrijken van de termijn de overledene alsnog te laten opgraven en herbegraven in een particulier graf of alsnog te cremeren.
De term gebruiker is gerelateerd aan een algemeen graf of algemene urnenplaats en is in dit opzicht de tegenhanger van de term rechthebbende. De gebruiker heeft naast rechten ook plichten (bijvoorbeeld het betalen van het grafrecht en het onderhoudsrecht).
De grafakte is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dat wil zeggen dat tegen een dergelijke beslissing bezwaar kan worden gemaakt, indien men het niet eens is met de inhoud van dit besluit.
Het grafrecht is het recht om gebruik te kunnen maken van een grafruimte. Het is niet alleen het recht om in het graf een overledene te begraven, maar ook om deze begraven te houden gedurende de looptijd van het graf.
Bij een algemeen graf krijgt de gebruiker het recht om één overledene te begraven, maar heeft hij geen zeggenschap over wie verder in dit graf wordt bijgezet.
Bij particuliere/eigen graven is er sprake van een uitsluitend grafrecht: Alleen de rechthebbende mag bepalen of er in het graf wordt begraven of bijgezet, wie er wordt begraven of bijgezet en wanneer dat gebeurt.
Grafrechten zijn niet overerfbaar; bij overlijden van de houder ervan dienen ze te worden overgeschreven op naam van een andere (rechts)persoon.
Voor elke begraving of bijzetting is altijd toestemming nodig van de gebruiker of rechthebbende. Derhalve dient het grafrecht altijd eerst op naam te zijn gesteld alvorens tot een begraving of bijzetting kan worden overgegaan.
Voor overleden kinderen zijn algemene graven beschikbaar met speciale afmetingen. Er is voor ouders uiteraard geen verplichting om van een algemeen kindergraf gebruik te maken. Kinderen kunnen ook worden bijgezet in een particulier graf. Voor kindergraven geldt dat het hier in de zin van de wet gaat om algemene graven, maar waar in uitzondering op de regel wel de rechten met telkens tien jaar kunnen worden verlengd.
Het onderhoudsrecht is een bijdrage in de kosten voor het jaarlijkse onderhoud van de graven en grafvakken, als mede van alle groen en de voorzieningen op de begraafplaats zoals paden, meubilair en bebouwing.
Een particulier/eigen graf kenmerkt zich doordat de rechthebbende (de houder van het grafrecht) het uitsluitend recht heeft om te bepalen wie er in het graf begraven wordt, op welk moment dat gebeurt en voor hoe lang deze overledene(n) begraven worden gehouden.Particuliere/eigen graven worden op de begraafplaats voor twintig jaar uitgegeven. Elke rechthebbende heeft het wettelijk recht deze uitgiftetermijn te verlengen met telkens tien jaar.
De term rechthebbende is gerelateerd aan een particulier/eigen (urnen)graf en is in dit opzicht de tegenhanger van de term gebruiker. De rechthebbende heeft naast rechten ook plichten (bijvoorbeeld het betalen van het grafrecht en het onderhoudsrecht).
Bij een urnengraf wordt de asbus net als bij het begraven van een lijk, bijgezet in de grond. Er zijn zowel particuliere/eigen urnengraven als ook algemene urnengraven.
Met de benaming ’algemeen graf' voor urnengraven wordt slechts het verschil in juridische status van deze grafruimten aangegeven: een algemeen urnengraf kan niet worden verlengd; een particulier/eigen urnengraf kan wel worden verlengd.
Ook voor de urnennis geldt dat het hier een algemeen graf in juridische zin betreft, welke voor twintig jaar wordt uitgegeven. Bovendien is de urnenmuur niet voor individueel gebruik bestemd; deze moet worden gedeeld met andere gebruikers. Over de asbussen die in de naastgelegen nissen in dezelfde urenmuur worden bijgezet heeft de gebruiker geen zeggenschap, maar hij heeft dat wel over de asbus(sen) in zijn eigen nis.
Hoewel met 'de wet' juridisch gezien slechts de wet in formele zin wordt bedoeld (de Wet op de lijkbezorging), wordt in deze verordening ook onder die noemer begrepen: de op deze wet gebaseerde regelgeving zoals het Besluit op de lijkbezorging, het Lijkomhulselbesluit 1998 etcetera.
Het hier omschreven beheer omvat het beheer van gemeentewege in ruime zin. Het voeren van de administratie, het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van grafmonumenten en voorwerpen in verband met het openen van graven, het verstrooien van as en het onderhouden van de graven, grafvakken en het omringende groen, de gebouwen en de overige voorzieningen op het terrein vallen er allemaal onder. De tarieven voor de onderscheidene diensten zijn vastgelegd in de 'Verordening begrafenisrechten'.
Omdat het een relatief kleine begraafplaats betreft en er weinig uitbreidingsmogelijkheden zullen zijn in de toekomst, is ervoor gekozen begravingen of het bijzetten van asbussen slechts toe te laten wanneer de overledene een connectie heeft met de gemeente Alblasserdam. Hierbij wordt gedacht aan een relatie in de familiesfeer tot en met de 2e graad, dan wel een werkrelatie binnen de gemeente Alblasserdam.
Op grond van de artikelen 27 en 65 Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats of plaats van bijzetting van asbussen verplicht een register bij te houden van lijken en asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen ter zake van bijgezette asbussen. Deze registers zijn openbaar.
Daarnaast wordt bij de gemeente een register bijgehouden van degenen die rechthebbende of gebruiker zijn. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk.
De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand actueel te houden, in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van particuliere/eigen graven, zodat de gemeente in ieder geval kan voldoen aan het gestelde in artikel 28 van de Wet op de Lijkbezorging.
Bezoekers van de begraafplaats dienen zich rustig en respectvol te gedragen. Het spreekt voor zich dat het maken van lawaai en het afspelen van luide muziek niet gepast is. Het verontreinigen van het terrein van de begraafplaats, op welke wijze dan ook, hoort evenmin daarbij. Teneinde de gang van zaken op de begraafplaats ordentelijk te laten verlopen en zonodig op elkaar af te stemmen, is een meldingsplicht opgenomen voor personen die werkzaamheden op de begraafplaats moeten verrichten.
Het is denkbaar dat in uitzonderlijke gevallen een ontheffing wordt verleend voor de verboden handelingen in het vijfde lid. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan een persoon die niet zonder scootmobiel de begraafplaats kan bereiken. Omdat de genoemde handelingen in het vijfde lid niet direct overeenstemmen met het beeld van orde en rust op de begraafplaats, wordt met het verlenen van ontheffingen uiterst terughoudend omgegaan.
De beheerder heeft deze bevoegdheid in het kader van de orde, netheid en rust op de begraafplaats. Gaat het om verstoring van de openbare orde en veiligheid, dan is dit een bevoegdheid van de burgemeester.
Het gaat om een collegebevoegdheid op grond van de Gemeentewet, betreffende de huishouding van de gemeente. Hierbij hoort ook het onderscheid naar graven op de verschillende grafvelden, de afmetingen van de graven en dergelijke. Het college kan ook graflocaties van een afwijkend formaat uitgeven, als dit voor het beheer van de begraafplaats niet bezwaarlijk is.
Deze leden voorzien in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaats. In sommige vakken kan de uitgifte van graven tijdelijk worden gestaakt, als dit voor herinrichting of groot onderhoud wenselijk is. Er kan bijvoorbeeld ook worden besloten om in een bepaalde urnenmuur geen nissen meer uit te geven. Bijvoorbeeld wanneer deze muur op korte of middellange termijn verplaatst of vervangen moet worden.
Het college kan ook besluiten bepaalde producten of diensten niet meer te leveren.
Daardoor zijn sommige typen graven, urnenplaatsen of bepaalde diensten soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen beschikbaar. Men kan een graf of urnenplaats op een bepaalde locatie niet afdwingen. Een aanvrager heeft geen recht op uitgifte of levering.
Gegeven de hoogte van de begraafplaats ten opzichte van het grondwater is het maximaal mogelijk om drie lijken boven elkaar te begraven
Bijzetting van asbussen in graven is vooral gewenst om overledenen die niet dezelfde vorm van lijkbezorging hebben ondergaan, toch met elkaar te kunnen verenigen. Bij een algemeen graf zal dit altijd onmogelijk zijn omdat de uitgifte hiervan op volgorde geschiedt en de gebruikers geen zeggenschap hebben over de bestemming van de naast/boven/onder gelegen grafruimte.
Wanneer de uitgiftetermijn is verstreken, bestaat voor de gebruiker van een algemeen graf de mogelijkheid om de overledene te laten opgraven en herbegraven in een particulier graf. Ook kan alsnog voor crematie worden gekozen. Op grond van artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging wordt men van het verstrijken van deze termijn op de hoogte gebracht, zodat de individuele opgraving en herbestemming van de overledenen kan plaatsvinden voordat de graven collectief en anoniem worden geruimd. Deze ruimingen vinden plaats op grond van artikel 31 van de Wet op de lijkbezorging. Een gebruiker kan in elk geval tot opgraven besluiten tot de dag voorafgaand aan de dag waarop de uitgiftetermijn verloopt. De aanvraag voor het hiervoor vereiste verlof tot opgraven kan echter niet eerder ingediend worden dan een jaar voor afloop van genoemde termijn. Indien de gebruiker na het verstrijken van de termijn te kennen geeft alsnog te willen opgraven en herbegraven of cremeren, dan kan dit tot aan de dag waarop de ruiming plaatsvindt. Indien het graf inmiddels is geruimd, is het individueel opgraven en herbestemmen niet meer mogelijk.
Het ruimen van kindergraven ligt meestal erg gevoelig. Vaak is het verlies voor ouders moeilijk en bovendien zijn deze ouders doorgaans nog lang in leven. Kindergraven in Alblasserdam hebben daarom, ondanks dat het hier gaat om algemene graven, een uitgiftetermijn van 60 jaar. Op verzoek van de gebruiker kan echter ook worden gekozen voor een uitgiftetermijn van 20 jaar. Na de uitgiftetermijn van 20 jaar kan deze termijn, gelijk particuliere/eigen graven, telkens met tien jaar worden verlengd tot een maximum van 60 jaar.
Hier zal worden gehandeld overeenkomstig artikel 28 van de Wet op de Lijkbezorging; zie hiervoor de toelichting op artikel 6 lid 3.
Het primaire verschil tussen een ruimte die bestemd is om een asbus bij te zetten, en een gewoon graf is, dat de urnenruimte te klein is om een stoffelijk overschot in te begraven. Een asbus kan wel worden bijgezet in een 'groot' graf, maar een stoffelijk overschot niet in een te krappe ruimte.
In particuliere graven kunnen evenveel asbussen worden bijgezet als het aantal overledenen waarvoor het graf is uitgegeven. Per “begraafniveau” kan – naast de grafruimte die beschikbaar is voor een grafkist – één asbus worden geborgen. Het totale aantal asbussen in een particulier graf is derhalve nooit hoger dan twee of drie, afhankelijk van de diepte van het graf.
Wanneer in het verleden grafrechten voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven, zullen deze rechten worden gerespecteerd, voor zover rechthebbenden actief laten weten dat zij nog prijs stellen op het graf en dit ook onderhouden. Zie hiervoor ook artikel 14, lid 8
Op grond van artikel 28 Wet op de lijkbezorging wordt de rechthebbende tijdig gewezen op de mogelijkheid van verlenging. Indien de grafrechten niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn verlengd, dan doet men hiermee afstand van het graf en vervallen de grafrechten en de grafbedekking aan de gemeente.
Wanneer men na afloop van de gestelde termijn aangeeft alsnog met terugwerkende kracht te willen verlengen kan het college besluiten wel of niet met een verlenging met terugwerkende kracht in te stemmen.
In dat geval is er meestal sprake van een heruitgifte van het graf omdat de rechten na afstand opnieuw gevestigd moeten worden. Ook op heruitgifte heeft men geen recht. Heruitgifte kan ook worden gegund aan een andere nabestaande die belangstelling heeft voor verdere instandhouding van het graf. Indien het graf inmiddels is geruimd, is heruitgifte niet aan de orde.
De verlenging van het uitsluitend grafrecht kan niet worden geweigerd, zo volgt uit artikel 28 lid 1 van de Wet op de lijkbezorging. Zie verder hetgeen in artikel 14 en de daarbij behorende toelichting is vermeld.
In een particulier graf waarvan de lopende grafrechttermijn binnen tien jaar afloopt, mag - in verband met de wettelijke termijn van grafrust van tien jaar - slechts een overledene worden bijgezet indien de grafrechten tot tien jaar wordt verlengd.
De kosten van deze verlenging bedragen een evenredig deel van de kosten zoals bepaald in de 'Verordening begrafenisrechten', waarmee de verlenging de lopende termijn te boven gaat. Een eventuele volgende verlenging geschiedt op de voet van het bepaalde in het derde lid van artikel 6.
Rechthebbenden van een particulier graf kunnen een verzoek doen om voor eigen rekening een grafkelder te laten aanbrengen. Op de begraafplaats van Alblasserdam wordt daar meestal een aparte hoek voor aangehouden, omdat de kelders vaak net wat groter van omvang zijn dan een gewoon graf.
Alle urnengraven en urnennissen bieden ruimte aan maximaal twee asbussen.
Een algemeen graf kenmerkt zich doordat de gebruiker geen zeggenschap heeft over de bestemming van de naastgelegen grafruimte. Dit is bij algemene urnengraven en -nissen ook het geval. De zeggenschap bij urnengraven/nissen beperkt zich dan ook tot het eigen urnengraf/de eigen nis. Niettemin kan er in urnengraven/nissen bijzetting van meer dan één asbus plaatsvinden (mits het formaat van de gekozen urn en/of de nis dat toestaat). De gebruikers van urnengraven/nissen hebben in die zin meer mogelijkheden dan gebruikers van algemene 'gewone' graven. Het verschil tussen particuliere urnengraven en algemene urnengraven kenmerkt zich door de mogelijkheid tot verlenging. Dit laatste is bij algemene urnengraven/nissen niet mogelijk, maar bij particuliere urnengraven wel.
De rechthebbende op een particulier urnengraf wordt in deze verordening de mogelijkheid geboden de grafrechten telkens met tien jaar te verlengen.
De gebruiker die niet verlengt of nalaat om tijdig een andere bestemming van de as aan te geven, geeft hiermee impliciet opdracht tot verstrooiing van de as. Feitelijk komt het verstrooien overeen met ruiming, omdat ruiming van urnenplaatsen ook geschiedt door verstrooiing van de as.
Het artikel geeft een overzicht van de mogelijke bestemmingen van as, indien niet wordt gekozen voor bijzetting.
Verstrooiing vindt doorgaans plaatst op het strooiveld op de begraafplaats, maar kan ook in of op een urnengraf of particulier graf plaatsvinden, mits de rechthebbende of gebruiker hiervoor toestemming geeft.
Verstrooiing kan ook plaatsvinden buiten het terrein van de begraafplaats, op een strooiveld elders, boven zee of op een andere door de overledene of diens nabestaanden gewenste plek. Men is daarbij uiteraard gebonden aan de daarvoor geldende regels van de betreffende gemeente; in alle gevallen is ook toestemming van de eigenaar van de ondergrond vereist.
Het is wenselijk dat een begrafenis of bijzetting tijdig wordt gemeld. Het ligt in de aard van de zaak dat bij een nieuw graf of een nieuwe urnenplaats wordt aangegeven welk type men wenst en voor welke termijn. Op het formulier dienen ook bijzondere omstandigheden worden gemeld, zoals een ongebruikelijk formaat lijkkist en het gebruik van een lijkhoes (zie lid 6). Het formulier moet worden ingevuld en ondertekend door de aanvrager, degene die de opdracht geeft voor de uitvaart. De aanvrager is betalingsplichtig. Bij uitgifte van een graf of een urnenplaats dient tevens te worden vermeldt wie de rechthebbende of gebruiker wordt teneinde de grafrechten te kunnen vestigen. Als dit niet dezelfde persoon is als de aanvrager is een aparte handtekening voor de tenaamstelling vereist. Daarnaast is schriftelijke toestemming van de rechthebbende nodig voor het openen en sluiten van het graf.
Indien de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden, dient het grafrecht eerst op naam van een nieuwe rechthebbende te zijn overgeschreven alvorens de begrafenis kan plaatsvinden (zie artikel 14). Zonder toestemming van de rechthebbende mag immers het graf niet geopend worden.
Het bepaalde in dit lid heeft de bedoeling om het meebegraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het meebegraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans, maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder.
Het gebruik van kisten van metaal of kunststof is in Nederland verboden. Er is echter een uitzondering toegestaan door de wetgever voor de lijken die vanuit het buitenland Nederland worden binnengebracht. Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 van het Besluit op de lijkbezorging toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het wordt daarom in deze verordening verboden. Het is gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.
Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.
De beheerder van de begraafplaats en zijn medewerkers of andere door het college aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving, het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging en het bijbehorende registratienummer op de kist, dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.
Begrafenissen vinden plaats op werkdagen. Soms wordt door opeenvolgende zon- en feestdagen de periode waarin niet begraven zou kunnen worden te groot. Het college kan dan ook begraving op andere dagen toestaan.
Begrafenissen, bijzettingen van asbussen of verstrooiingen van as worden in de regel enkele dagen tevoren aangemeld bij de beheerder. De beheerder zal zoveel mogelijk met de wens van de aanvrager rekening houden. Wanneer echter meer begrafenissen of andere plechtigheden voor een zelfde tijdstip worden aangemeld, heeft de beheerder voor een goede gang van zaken de bevoegdheid om een ander tijdstip vast te stellen.
Voor opgraven van lijken en het ruimen van graven zijn de bepalingen uit de Wet op de lijkbezorging van toepassing. In de artikelen 29 en 31 van de wet, alsmede in de nadere uitwerking daarvan in de Inspectierichtlijn lijkbezorging (VROM) is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan. De begraafplaats hanteert daarbij de Handleiding Opgraven en ruimen van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen, waarin de praktische uitvoering van de regelgeving is omschreven.
Gedenktekens moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden hebben bijvoorbeeld betrekking op de afmetingen van de gedenktekens. Zolang aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal een vergunning in principe niet worden geweigerd.
Voor grafbeplanting is geen vergunning vereist. Gebruikers en rechthebbenden dienen zich wel te houden aan de bepalingen uit de verordening en eventuele overige voorschriften.
Het college heeft nadere regels vastgesteld voor grafbedekking. Deze zijn vastgelegd in de “Voorschriften voor het aanbrengen van grafbedekking”. Duurzaamheid van de voor gedenktekens te gebruiken materialen, de registratie van de grafbedekking, de veiligheid van bezoekers en personeel, het aanzien van de begraafplaats als geheel en het voorkomen van overlast voor belendende graven zijn de belangrijkste invalshoeken voor het vaststellen van die regels. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het wenselijk zijn voor bepaalde delen van de begraafplaats andere normen te hanteren dan voor overige delen.
Wanneer monumenten, grafstenen, zerken, andere gedenktekens op graven worden aangebracht, worden deze volgens de bedoeling van de rechthebbende als duurzaam herinneringsteken op het graf geplaatst. Voorheen was er daardoor sprake van natrekking en waren gedenktekens eigendom van de houder van de begraafplaats, de gemeente. Uit art 32a van de (per 1 januari 2010 gewijzigde) Wet op de lijkbezorging blijkt dat er geen sprake meer is van natrekking van gedenktekens. Zolang het graf niet geruimd mag worden, is van natrekking geen sprake, maar behoren de voorwerpen toe aan de rechthebbende of gebruiker. Voor alle duidelijkheid wordt niettemin in de verordening opgenomen dat het hebben van grafbedekking voor risico van de rechthebbende of gebruiker komt en dat deze verplicht is de grafbedekking goed te onderhouden.
Voor schade aan het grafmonument zelf, draait de gebruiker of rechthebbende op grond van het voorgaande eveneens op. Schade als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, verzakking, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.
Uit de nadere regels blijkt dat bij algemene graven het pas mogelijk is om gedenktekens aan te brengen op het graf wanneer alle beschikbare graflagen in gebruik zijn genomen. Bij particuliere graven kan men het moment van plaatsen van een gedenkteken zelf bepalen. Daarbij wordt echter aangeraden te wachten tot minimaal drie maanden na de begrafenis in verband met het inklinken van de grond. Indien een gedenkteken of beplanting tijdelijk wordt weggenomen in verband met een tweede begraving, komt spontane breuk van (een deel van) het monument als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom of verborgen scheuren e.d., of het niet weer aanslaan van de teruggeplaatste beplanting, voor risico van de rechthebbende of gebruiker.
Indien een monument wordt beschadigd, of schade aan derden wordt toegebracht, door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de begraafplaats, dan is de gemeente uiteraard wel gehouden tot vergoeding van de schade.
Gebruikers en rechthebbenden zijn verplicht de grafbedekking goed te onderhouden. Dit onderhoud moet niet worden verward met de taak van de gemeente om de begraafplaats als geheel te onderhouden, waarvoor onderhoudsrecht verschuldigd is.
Wanneer gebruikers of rechthebbenden hun grafbedekking niet goed onderhouden, zijn zij in overtreding van artikel 13 lid 2. Er kan dan bestuursrechtelijke handhaving (op grond van de Gemeentewet volgens de Algemene wet bestuursrecht) plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit het toepassen van bestuursdwang, waarbij de gemeente op kosten van de overtreder het gedenkteken zal herstellen of afvoeren. De overtreder krijgt dan eerst nog een termijn waarbinnen hij een en ander zelf in de oude staat kan herstellen.
Dreigt er direct gevaar voor personen of zaken, dan biedt de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid om onmiddellijk actie te ondernemen, zonder dat eerst de gelegenheid aan de overtreder zelf dient te worden geboden.
Naast de bestuursrechtelijke handhaving bestaat ook de mogelijkheid het grafrecht te laten vervallen, op grond van artikel 15, lid 2, onder b, indien gebruikers en rechthebbenden de grafbedekking niet goed onderhouden of zich niet aan de regels houden en ook na een waarschuwing in gebreke blijven.
De gemeente kan het - onverlet het bovenstaande - als haar taak zien om het onderhoud van graven en grafmonumenten met een bijzondere historische of cultuurhistorische waarde voor haar rekening te nemen. Dit zal in het algemeen pas het geval zijn als er geen rechthebbende meer is en/ of er afstand is gedaan van de grafrechten. Dit valt dan echter beleidsmatig onder de taak monumentenzorg en niet onder het beheer van de begraafplaats. Zie hiervoor ook artikel 16.
In de verordening is opgenomen dat verwijdering van verwelkte bloemen, planten en andere kleine voorwerpen direct, dus zonder het geven van een termijn, kan geschieden. Bezien vanuit de zorgplicht van de gemeente en de orde en netheid op de begraafplaats, is deze keuze gerechtvaardigd.
Het is gewenst dat direct na het overlijden van een rechthebbende of gebruiker een nieuwe rechthebbende of gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Indien de rechthebbende is overleden en in het betreffende graf begraven moet worden, kan deze begraving pas geschieden nà de overschrijving van het graf. Het grafrecht kan slechts worden overgeschreven op naam van één (rechts)persoon. Het grafrecht gaat niet automatisch over op grond van erfrecht, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht. Wie erfgenaam is, is immers de gemeente ook niet bekend.
De termijn voor overschrijving van een graf wordt gesteld op maximaal een jaar. Het is ongewenst dat graven van personen waarvan geen nabestaanden bekend zijn of waarvoor niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor lange termijn in stand blijven, mede omdat de gemeente dan het risico draagt van schade die kan worden veroorzaakt door omvallende grafstenen en inzakkende grafkelders.
Vindt geen overschrijving plaats binnen een jaar, dan kan de bepaling van artikel 15 lid 2 onder c worden toegepast.
Wanneer de rechthebbende is overleden en in zijn ‘’eigen’’ graf begraven moet worden is de termijn waarbinnen een overschrijving gerealiseerd moet worden uiteraard veel korter dan een jaar, namelijk enkele dagen. Immers alleen een nieuwe rechthebbende kan de begraving toestaan. (Zie ook artikel 9, vijfde lid).
Het vijfde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn van een jaar met soepelheid kan worden gehanteerd.
De onderhoudsrechten zijn een belasting (retributie) in de zin van de Gemeentewet die door rechthebbenden en gebruikers dient te worden betaald ten behoeve van de diensten die worden verricht of ten behoeve van de faciliteiten waarvan gebruik wordt gemaakt (onderhoud aan graven en de begraafplaats als geheel).
Het zevende lid bepaalt dat een rechthebbende afstand kan doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, wanneer er geen belangstelling meer is voor de instandhouding van het graf. Met de afstand van het grafrecht vervallen ook de onderhoudsrechten.
Graven die voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven en waarbij men is vrijgesteld van graf- en onderhoudsrechten, worden in stand gehouden zolang de begraafplaats blijft bestaan. Echter, voor deze graven geldt ook de wettelijke regel van artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging dat bij ernstige verwaarlozing van het grafmonument en indien de rechthebbende niet tot reparaties of vervanging van het monument overgaat, het grafrecht kan vervallen. Ook dient te worden voldaan aan de verplichting in artikel 14 lid 4, dat het grafrecht moet worden overgeschreven op een nieuwe rechthebbende, binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Mede ter controle of de rechthebbende nog wel in leven is en of diens bekende adres nog juist is, dient de rechthebbende om de tien jaar te bevestigen dat op het voortbestaan van het graf prijs wordt gesteld. Indien de rechthebbende zichzelf niet meldt of indien hij op een aanschrijving van het college niet reageert, kan het grafrecht vervallen op grond van artikel 15 van de verordening.
Het artikel geeft aan wanneer aan het grafrecht een einde komt. Dit is per definitie het geval wanneer de situaties uit het eerste lid zich voordoen. In het tweede lid worden de situaties genoemd waarbij het college zelf kan oordelen of zij het grafrecht laat vervallen. Het college kan er bijvoorbeeld ook voor kiezen de gebruiker of rechthebbende nog een kans te bieden om het verzuim te herstellen.
Wanneer het grafrecht eenmaal vervallen is, bestaat de mogelijkheid tot ruiming van de graven over te gaan en deze ruimte vervolgens opnieuw uit te geven.
Wanneer op vervallen graven nog grafbedekking of andere voorwerpen aanwezig zijn en er vanuit de gebruiker of rechthebbende geen actie ondernomen is om deze te verwijderen, dan wordt ervan uitgegaan dat geen behoefte aan deze zaken meer is. Voor gedenktekens geldt dan dat deze door natrekking eigendom van de gemeente zijn geworden. Van achtergebleven andere voorwerpen wordt verondersteld dat afstand van het eigendom is gedaan. De gemeente zal de grafbedekking en andere voorwerpen dan verwijderen. De mogelijkheid tot de plaatsing van de grafbedekking en de voorwerpen was immers gekoppeld aan het grafrecht en kan niet op zichzelf staan.
Voor de Ablasserdamse gemeenschap waardevolle of belangrijke grafmonumenten of graven dienen te behouden te blijven. Het kan hierbij gaan om fraai vormgegeven monumenten of kelders, of om mensen of namen die veel hebben betekend voor Alblasserdam.