Organisatie | Twenterand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Deelverordening beleidsgestuurde contractfinanciering professionele maatschappelijke instellingen gemeente Twenterand 2013 |
Citeertitel | Deelverordening beleidsgestuurde contractfinanciering professionele maatschappelijke instellingen gemeente Twenterand 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-07-2013 | 01-08-2017 | Nieuwe regeling | 02-07-2013 Gemeentecontact 4 juli 2013 | BIS 013.036.0003 |
Artikel 1 Toepassing Algemene subsidieverordening
De Algemene Subsidie Verordening (ASV) gemeente Twenterand d.d.24 juni 2008 is geheel van toepassing voor zover hiervan in deze deelverordening niet nadrukkelijk wordt afgeweken.
a. Professionele maatschappelijke instellingen: door het college aangewezen organisatie met volledige rechtsbevoegdheid, die zich ten doel stelt bij te dragen aan door het gemeentebestuur van Twenterand in programmabegroting en beleidsnota’s nagestreefde beleidsdoelen, waarbij de aansturing van activiteiten primair door professionele krachten plaatsvindt.
b. Beleidsgestuurde contractfinanciering: een methode waarbij de gemeente Twenterand en de gesubsidieerde professionele maatschappelijke instellingen inzichtelijk maken welke afspraken over de gemeentelijke beleidsdoelen worden nagestreefd, welke diensten daarvoor bij de professionele maatschappelijke instellingen worden afgenomen, hoe en op basis van welke criteria de prestaties afgerekend worden en hoe resultaten/effecten worden gemeten.
c. Budgetsubsidie in het kader van beleidsgestuurde contractfinanciering: een per boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon, waarbij de gemeente de activiteiten die met de subsidie worden verricht inhoudelijk wil sturen op prestaties en resultaten.
d. Basisproducten: Standaardactiviteiten of -producten waarvoor in principe voor een langere structurele periode een subsidierelatie wordt aangegaan met een instelling voor het betreffende product, passend binnen het door raad vastgesteld kader van de programmabegroting en binnen de kaders van de door de raad en het college vastgestelde beleidsnota’s.
e. Opdrachtformulering: omschrijving door het college van maatschappelijke effecten, gemeentelijke beleidsdoelstellingen en resultaten zoals vastgelegd in de programma-begroting en door de raad en het college vastgestelde beleidsnota’s. Hiervoor wordt een vast model gebruikt dat door het college wordt vastgesteld.
f. Offerte: omschrijving door een instelling van een aanbod dat zij doet op basis van een opdrachtformulering van de gemeente, die dient als bijlage bij de subsidieaanvraag.
g. Uitvoeringsovereenkomst: een schriftelijke overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de gemeente waarvan de totstandkoming één van de voorwaarden is voor de verlening van de subsidie.
1. De deelverordening beleidsgestuurde contractfinanciering professionele maatschappelijke instellingen is van toepassing op de basisproducten van de professionele maatschappelijke instellingen.
2. Het college kan professionele maatschappelijke instellingen aanwijzen waarop beleidsgestuurde contractfinanciering van toepassing is.
Artikel 4 De aanvraag tot subsidieverlening
1. Voor basisproducten uitgevoerd door de professionele maatschappelijke instellingen geldt dat het college subsidie verleent conform het proces van opdrachtformulering en offerte in het kader van Beleidsgestuurde Contractfinanciering.
2. Het college stuurt voor 1 juli voorafgaand aan het subsidiejaar een opdrachtformulering aan de professionele maatschappelijke instelling.
3. In afwijking van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Twenterand en het daarbij behorende Verzameluitvoeringsbesluit verstrekt de professionele maatschappelijke instelling vóór 1 september van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar de volgende gegevens:
b. Een begroting voor het daaropvolgende jaar voorzien van een kostenverdeelstaat.
4. Over de offerte en de bijbehorende opdrachtformulering kan overleg plaatsvinden tussen de gemeente en de instelling.
5. Op basis van de offerte en het (eventuele) overleg worden de overeengekomen afspraken over de te leveren activiteiten/produkten vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst behorende bij het besluit tot subsidieverlening.
6. Het college neemt een besluit over de subsidieverlening uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het subsidiejaar.
Artikel 5 Het verlenen van de budgetsubsidie
1. Bij het verlenen van de budgetsubsidie zijn niet de gevraagde subsidiebedragen in de offerte leidend maar de budgetsubsidie die is vastgesteld door de gemeenteraad.
2. Indien de subsidieverlening ontoereikend is voor de honorering van de offerte worden in het overleg (sluit aan bij artikel 4 lid 4) afspraken gemaakt over de bijstelling van de omvang van de activiteiten en producten.
3. De budgetsubsidie wordt verleend op basis van een verleningsbeschikking en onder voorwaarde van het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst.
4. De budgetsubsidie wordt in beginsel voor één jaar verleend.
Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud
Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.
Artikel 7 Het indexeren van de verleende budgetsubsidie
De verleende budgetsubsidie wordt geïndexeerd met een percentage dat jaarlijks door de raad wordt vastgesteld.
Artikel 8 De aanvraag tot subsidievaststelling
1. In afwijking van de Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand en het daarbij behorende Verzameluitvoeringsbesluit verstrekt de professionele maatschappelijke instelling voor 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar de volgende gegevens:
a. Een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten en de producten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht.
b. Een overzicht van de activiteiten en de producten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).
c. Een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
d. Een accountantsverklaring waaruit blijkt dat de financiële verantwoording volledig en juist is en dat de aan de subsidie verbonden voorwaarden, zoals neergelegd in de uitvoeringsovereenkomst, zijn nageleefd. Tevens dient de accountant aan te geven dat de activiteiten en producten genoemd in het jaarverslag (c.q. activiteitenverslag) hebben plaatsgevonden dan wel zijn geleverd overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
e. Instellingen waarop deze verordening van toepassing is, behoeven toestemming van het college voor het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon.
2. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.
Artikel 9 Vaststelling subsidies
1. Het college stelt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.
2. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.
Artikel 10 Subsidievaststelling
1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
a. de activiteiten/producten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zijn verricht;
b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.
Artikel 11 Administratie en onderzoek
1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.
2. Een subsidieontvanger werkt mee aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de subsidie.
3. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.
Artikel 12 Modelaanvraagformulier vaststelling
Het college kan een modelaanvraagformulier vaststelling budgetsubsidie vaststellen.
Artikel 13 Financiële beleidsregels toezicht en verantwoording
1. Het college kan financiële beleidsregels voor toezicht en verantwoording vaststellen.
2. Het college bepaalt op welke professionele maatschappelijke instellingen deze beleidsregels van toepassing zijn.
Het college kan toezichthouders, als bedoeld in artikel 5:11 Awb, aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.
1. Het college kan overgaan tot de aanbesteding van maatschappelijke diensten.
2. Het college neemt hierbij het gemeentelijk aanbestedingsbeleid in acht.
Artikel 16 Egalisatie/algemene reserve instellingen
1. De subsidieontvanger heeft de mogelijkheid om maximaal 10 % van het verleende subsidiebedrag te bestemmen als egalisatie/algemene reserve.
2. In enig jaar mag het saldo van de egalisatie/algemene reserve nooit hoger zijn dan 10 % van het verleende subsidiebedrag over dat jaar.
3. Deze egalisatie/algemene reserve wordt geacht te zijn gevormd uit overschotten die zijn toe te rekenen aan ontvangen gemeentelijke budgetsubsidie in het kader van beleidsgestuurde contractfinanciering.
4. Indien de reservepositie de grens van 10% overschrijdt, dan wordt dit verrekend met de subsidieverlening voor het daarop volgende jaar.
Artikel 17 Egalisatie/algemene reserve regionaal werkende instellingen
1. De subsidieontvanger heeft de mogelijkheid om maximaal 10 % van het verleende subsidiebedrag te bestemmen als egalisatie/algemene reserve.
2. In enig jaar mag het saldo van de egalisatie/algemene reserve nooit hoger zijn dan 10 % van het verleende subsidiebedrag over dat jaar.
3. Deze egalisatie/algemene reserve wordt geacht te zijn gevormd uit overschotten die zijn toe rekenen aan de ontvangen subsidies van de subsidieverstrekkers.
4. Indien de totale reservepositie de grens van 10 % overschrijdt, dan wordt dit naar rato van de subsidieverlening door de subsidieverstrekkers verrekend met de subsidieverlening voor het daarop volgende jaar.