Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alblasserdam

Erfgoedverordening gemeente Alblasserdam 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlblasserdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingErfgoedverordening gemeente Alblasserdam 2013
CiteertitelErfgoedverordening gemeente Alblasserdam 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 149 Gemeentewet
  2. Artikelen 12, 14 en 15 Monumentenwet 1988
  3. Artikelen 2.1 en 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-04-2013Onbekend

26-03-2013

De Klaroen, 10-04-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

ERFGOEDVERORDENING GEMEENTE ALBLASSERDAM 2013

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ALBLASSERDAM

gelezen het voorstel van het college van Alblasserdam van 19 februari 2013;

Overwegende

dat als gevolg van gewijzigde wetgeving en een intensivering van het erfgoedbeleid het noodzakelijk is de Monumentenverordening 2002 te actualiseren;

dat daarvoor, gelet op landelijke wetgeving en het gemeentelijke beleid voor de bescherming van het erfgoed in Alblasserdam, een Erfgoedverordening het passende instrument is;

gelet op artikel 149 van de gemeente Gemeentewet, artikel 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988 en artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit

  • 1.

    in te trekken de monumentenverordening 2002

  • 2.

    vast te stellen de

ERFGOEDVERORDENING GEMEENTE ALBLASSERDAM 2013

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      monument:

      • 1.

        vervaardigde zaken, welke van algemeen belang is vanwege haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap en/of cultuurhistorische waarden.

      • 2.

        terrein, wat van algemeen belang is vanwege een aanwezige zaak, bijvoorbeeld archeologische waarden, als bedoeld onder 1.

    • b.

      beschermd gemeentelijk monument:

    onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is geregistreerd als bedoeld in artikel 6.

    • c.

      gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst waarop de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken/terreinen zijn geregistreerd.

    • d.

      beschermd rijksmonument:

    onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

    • e.

      kerkelijk monument:

    onroerend monument, welke eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en welke uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging.

    • f.

      beschermde beeldbepalende zaak:

    alle MIP-panden en een aan de openbare weg gelegen (deel van een) onroerende beeldbepalende zaak, die/dat qua schoonheid van algemeen belang zijn/is vanwege het stedenbouwkundig -, architectonisch -en/of landschappelijk beeld, maar niet overeenkomstig artikel 1, lid b van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument zijn/is geregistreerd.

    • g.

      gemeentelijke lijst beeldbepalende zaken:

    de lijst waarop de overeenkomstig deze verordening als beschermde beeldbepalende aangewezen zaken zijn geregistreerd als bedoeld in artikel 22.

    • h.

      Monumentencommissie:

    op basis van artikel 84 van de Gemeentewet en artikel 15 lid 1 van de Monumentenwet 1988 ingestelde op het gebied van de monumentenzorg deskundige commissie met als taak het college op grond van de “Verordening regelende de taak, de samenstelling en de werkwijze van de Monumentencommissie Alblasserdam” op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Erfgoedverordening 2012, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening en het monumenten- en archeologisch beleid.

    • i.

      bouwhistorisch onderzoek:

    in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument of een beeldbepalende zaak.

    • j.

      beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht:

    groepen van onroerende zaken, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke- of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke- en/of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten danwel beeldbepalende zaken bevinden, die geregistreerd zijn op de rijks- of gemeentelijke monumentenlijst danwel op de lijst van beeldbepalende zaken.

    • k.

      gemeentelijke lijst beschermde stads- of dorpsgezichten:

    de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten.

Artikel 2 Het gebruik van het monument/beeldbepalende zaak/panden in het beschermde stads-of dorpsgezicht.

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument, de beeldbepalende zaak of de panden in het beschermde stads- of dorpsgezicht.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.
    • a.

      Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de Monumentencommissie en aan degenen die in de kadastrale registratie als zakelijk gerechtigde staan vermeld.

    • b.

      Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 lid 1 plaatsheeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het college kan bepalen, dat ten behoeve van de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument een bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4.

    Voordat het college een kerkelijk monument aanwijst, voert het overleg met de eigenaar. Indien een aangewezen kerkelijk monument de wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening verliest, wordt het geacht te zijn aangewezen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 5.

    De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument kan geen object betreffen dat onherroepelijk is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat onherroepelijk is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De Monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de Monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt medegedeeld aan degenen die in de kadastrale legger als zakelijk gerechtigden staan vermeld.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

  • 3.

    Indien een deel van een onroerende zaak beschermenswaardig is, beperkt de bescherming en registratie zich tot dat specifieke deel. De gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in lid 2 bevat de beschrijving van dat specifieke onderdeel.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede en derde lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of een monumentenverordening van de provincie Zuid Holland.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Paragraaf 2 Instandhouden van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 9 Instandhoudingsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, geldt niet als

    • a.

      de activiteit betrekking heeft op gewoon onderhoud voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of

    • b.

      een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van een gemeentelijk monument dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft, een en ander ter beoordeling van de aanvrager.

.

Artikel 10 De aanvraag

De aanvraag om de vergunning, als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit omgevingsrecht, wordt ingediend bij het bevoegd gezag en moet goed inzicht geven in de bestaande - en de door de aanvrager gewenste situatie. Omtrent de in te dienen gegevens is hoofdstuk 5 van de Regeling omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 11 Advies van de Monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Monumentencommissie voor advies.

  • 2.

    Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3.

    Bij de beraadslagingen betrekt de Monumentencommissie de beschrijving als bedoeld in artikel 6.

  • 4.

    Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijnen wordt de Monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

  • 5.

    Het bevoeg gezag/college beslist binnen 4 weken na ontvangst van het advies van de Monumentencommissie maar in ieder geval binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag van de vergunning.

  • 6.

    Het college kan de in lid 5 genoemde termijn van 8 weken met ten hoogste 6 weken verlengen, mits het de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in lid 5 genoemde termijn van 8 weken.

  • 7.

    De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de gemeentelijke monumentenzorg zich daartegen niet verzet (analoog aan 2.15 Wabo).

  • 8.

    Als het college niet voldoet aan artikel 11 lid 4 of lid 5 wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 9.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 10.

    Het college zendt een afschrift van de vergunning aan de Monumentencommissie.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het college geeft voor een beschermd kerkelijk monument geen beschikking af ingevolge de bepalingen van artikel 9, lid 2 dan nadat overeenstemming met de eigenaar is bereikt, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of de levensovertuiging in het beschermde gemeentelijk monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend.

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9 lid 2 niet naleeft.

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het beschermde gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen.

    • d.

      niet binnen 52 weken na afgifte van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    Van de beschikking tot intrekking wordt een kopie aan de Monumentencommissie gezonden.

HOOFDSTUK 3 RIJKSMONUMENTEN

Paragraaf 3 Vergunningen tot wijziging van beschermde rijksmonumenten.

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de Monumentencommissie.

  • 2.

    De Monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de Monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

  • 4.

    Als artikel 6.4 van het Besluit omgevingsrecht van toepassing is adviseert de commissie binnen de daarvoor vastgestelde termijn

HOOFDSTUK 4 BESCHERMDE STADS- OF DORPSGEZICHTEN

Paragraaf 4 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 15
  • 1.

    Het college kan een stads- of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, legt het het concept-aanwijzingsbesluit vier weken ter visie en vraagt het, met de ingebrachte zienswijzen, advies aan de Monumentencommissie.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 16

Artikel 4 is van toepassing.

Artikel 17
  • 1.

    Het college registreert het beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezicht op de lijst van gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten.

  • 2.

    De lijst van gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stads- of dorpsgezicht en een beschrijving van de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke- en/of structurele samenhang, de wetenschappelijke- en/of cultuur-historische waarden en welke monumenten of beeldbepalende zaken zich in het beschermde stads- of dorpsgezicht bevinden.

Artikel 18

De artikelen 7 en 8 zijn van toepassing.

Artikel 19
  • 1.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast, als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening dat de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke- en/of structurele samenhang, de wetenschappelijke- en/of cultuurhistorische waarden beschermt.

  • 2.

    Indien voor een gebied een of meerdere bestemmingsplannen vigeren neemt de gemeenteraad een besluit waarin wordt bepaald in hoeverre deze bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van lid 1 kunnen worden aangemerkt.

Artikel 20
  • 1.

    In een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht is het verboden zonder een omgevingsvergunning of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken, te verplaatsen of grondverzet uit te voeren.

    • b.

      onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen verhardingen, walkanten en erfscheidingen op te richten of te wijzigen anders dan voor het normale onderhoud.

  • 2.

    Geen sloopvergunning op grond van de bouwverordening is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het college.

  • 3.

    Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 1 zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en met 13 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

HOOFDSTUK 5 BEELDBEPALENDE ZAKEN

Paragraaf 5 De aanwijzing en registratie op de gemeentelijke lijst "Beeldbepalende zaken".

Artikel 21
  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten zaken aan te wijzen als beschermde beeldbepalende zaak.

    3 Alvorens het college een kerkelijke beeldbepalende zaak aanwijst, voert het overleg met de eigenaar.

  • 2.
    • a.

      Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt vraagt het advies aan de Monumentencommissie en aan degenen die in de kadastrale registratie als zakelijk gerechtigden staan vermeld.

    • b.

      Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een beeldbepalende zaak de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermde beeldbepalende zaak ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 lid 1 plaatsheeft of vaststaat dat het object niet wordt aangewezen is artikel 23 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Aanwijzings- en registratieprocedure

Artikel 4 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor het beschermd(e) gemeentelijk(e) monument moet worden gelezen de beschermde beeldbepalende zaak en voor de gemeentelijke monumentenlijst moet worden gelezen de gemeentelijke lijst beeldbepalende zaken.

Paragraaf 6 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beeldbepalende zaken.

Artikel 23 Instandhoudingsbepaling

  • 1.

    1 Het is verboden een beschermde beeldbepalende zaak te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermde beeldbepalende zaak af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen.

    • b.

      de beschermde beeldbepalende zaak te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

Artikel 24
  • 1.

    Het college vraagt de Monumentencommissie advies als een vergunning wordt gevraagd voor een vervangend bouwplan of voor de wijziging van een op de gemeentelijke lijst beeldbepalende zaken geregistreerde onroerende zaak.

  • 2.

    Bij de beraadslagingen betrekt de Monumentencommissie ten aanzien van de in lid 1 bedoelde aanvrage de beschrijving als bedoeld in artikel 22.

  • 3.

    De artikelen 10 t/m 13 zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7 SCHADEVERGOEDING

Artikel 25 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven bij de toepassing van deze verordening, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:

    • a.

      de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 9, 20 en 23 te verlenen;

    • b.

      de voorschriften en/of nadere regels door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 9;

  • 2.

    Aanvragen om een schadevergoeding worden behandeld conform de afdeling 6.1 van de Wet Ruimtelijke Ordening.

HOOFDSTUK 7 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 26 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9, 20, en 23 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 27 Toezichthouders

Personen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze

verordening door het college of door de burgemeester zijn aangewezen.

Artikel 28 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, die strekken tot handhaving van de openbare orde, veiligheid, bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 29 Intrekken oude regeling, overgangsrecht en inwerkingtreding

  • 1.

    De Monumentenverordening gemeente Alblasserdam, vastgesteld op 12 maart 2002, wordt ingetrokken.

  • 2.

    De op grond van de ingetrokken Monumentenverordening gemeente Alblasserdam 2002 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening gemeente Alblasserdam 2013;

  • 3.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de Erfgoedverordening gemeente Alblasserdam 2013 verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in lid 1 ingetrokken verordening.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking de dag na de bekendmaking.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Erfgoedverordening gemeente Alblasserdam 2013".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 maart 2013

DE RAAD VOORNOEMD

de griffier de voorzitter