Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Baarn

1e Wijziging van de Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBaarn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regeling1e Wijziging van de Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013
CiteertitelVerordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 221

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-02-201301-01-201301-01-2014Aanpassing regeling

30-01-2013

Elektronisch Gemeenteblad, 6 februari 2013, week 6, nr. 32

12RV000068

Tekst van de regeling

Intitulé

1e Wijziging van de Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Baarn

  • -

    gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 december 2012;

  • -

    gehoord het Debat in de raad d.d. 16 januari 2013;

  • -

    gelet op artikel 221 van de Gemeentewet;

     

Besluit:

vast te stellen de: 1e WIJZIGING VAN DEVERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN BELASTINGEN OP ROERENDE WOON- EN BEDRIJFS-

RUIMTEN 2013

 

Artikel 1

 

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent gebruik;

  • b.

    woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden;

  • c.

    bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als woonruimte.

Artikel 2

 

Belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam `belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen geheven:

    • a.

      een gebruikersbelasting van degene die – naar de omstandigheden beoordeeld – bij het begin van het kalenderjaar een ruimte al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

    • b.

      een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2.

    Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die deze ruimte ter beschikking heeft gesteld.

  • 3.

    Degene die een in het vorige lid bedoelde bedrijfsruimte in gebruik heeft gegeven of ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of deel daarvan ter beschikking is gesteld.

Artikel 3

 

Belastingobject

Als één ruimte wordt aangemerkt:

  • a.

    een binnen de gemeente gelegen ruimte;

  • b.

    een gedeelte van een onder a. bedoelde ruimte dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • c.

    een samenstel van twee of meer onder a. bedoelde ruimten of onder b. bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • d.

    het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a. bedoelde ruimte, van een onder b. bedoeld gedeelte daarvan of van een onder c. bedoeld samenstel.

Artikel 4

 

Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte en met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met de:

    • a.

      aard en de bestemming van de ruimte;

    • b.

      sedert de stichting van de ruimte opgetreden technische en functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming.

  • 4.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte.

  • 5.

    Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel d., wordt de waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele ruimte.

Artikel 5

 

Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde van:

    • a.

      glasopstanden die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

    • c.

      ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

    • d.

      ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

    • e.

      werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als ruimten zijn aan te merken;

    • f.

      ruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt ten behoeve van begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de bedrijfsruimte die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6

 

Waardepeildatum

  • 1.

    De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de ruimte op 1 januari 2012 heeft.

  • 2.

    De waardepeildatum ligt één jaar voor het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde is bepaald.

  • 3.

    Indien een ruimte in het kalenderjaar voorafgaande aan het begin van het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt bepaald:

    • a.

      opgaat in een andere ruimte dan wel in meer ruimten, of

    • b.

      wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming, of

    • c.

      een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de ruimte geldende, bijzondere omstandigheid, wordt, in afwijking van het eerste lid, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar.

Artikel 7

 

Belastingtarieven

Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor de:

  • a.

    gebruikersbelasting 0,1406%

  • b.

    eigenarenbelasting voor roerende zaken die

    • 1.

      in hoofdzaak tot woning dienen 0,0969%

    • 2.

      niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1727%

Artikel 8

 

Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9

 

Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten.

Artikel 11

 

Overgangsrecht

De “Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2012”, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, van deze verordening genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12

Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

Artikel 13

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013”.

Vastgesteld in de openbare vergadering

op 30 januari 2013.

de griffier, de voorzitter,