Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Tabel 2 Stroomschema eigen bijdrage versus eigen aandeel (bij bijlage 2) |
Dit besluit treedt in werking per 01-01-2013
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-01-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 18-12-2012 www.opsterland.nl, 10-01-2013 | 2012-42703 |
BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING OPSTERLAND 2013
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;
gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 3 december 2012;
Hoofdstuk 2. Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen
Paragraaf 2 Persoonsgebonden budget (PGB)
Artikel 3 Verzoek aanvrager PGB
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.
De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een PGB dient in bepaalde mate te beschikken over organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef. Tevens dient hij inzicht te hebben in keuzemogelijkheden tussen de verschillende leveranciers en voorzieningen. Indien belanghebbende geen of onvoldoende inzicht, organisatie- en regelvermogen en/of verantwoordelijkheidsbesef heeft, kan de gemeente een PGB weigeren.
De met behulp van een PGB aangeschafte voorzieningen moeten onderhouden kunnen worden. Dit betekent dat de belanghebbende in staat is de voorzieningen bij een leverancier uit te kiezen, aan te kopen en zorg te dragen dat de voorziening gedurende de looptijd van het PGB in goede staat in gebruik kan blijven.
Er mag geen sprake zijn van financiële problemen bij de belanghebbende, tenzij op belanghebbende financieel toezicht wordt uitgeoefend door bijvoorbeeld het maatschappelijk werk of een gemeentelijke kredietbank waardoor belanghebbende kan voldoen aan de regels met betrekking tot de verantwoording van het PGB.
De belanghebbende is verplicht bij aanschaf van rolstoelen, scootmobielen en andere mobiliteit bevorderende voorzieningen voor onderhoud en reparatie te zorgen, en een eventueel verplichte verzekering voor deze voorziening af te sluiten, alsook zorg te dragen voor de keuring(en) van de voorziening. De vergoeding van deze kosten maakt deel uit van het totale PGB.
Als het aantoonbaar niet mogelijk is om vanuit het PGB een onderhoud- en reparatiecontract, en een eventueel verplichte verzekering voor deze voorziening, af te sluiten, alsook zorg te dragen voor de keuring(en) van de verstrekte voorziening, kan de gemeente voor de duur van de looptijd van het PGB een PGB of een forfaitair bedrag per jaar voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie verstrekken.
Bij terugvordering wordt de volgende terugvorderingstermijn c.q. percentage gehanteerd:
Eerste jaar 100% van de nieuwprijs van de voorziening
Tweede jaar 85 % van de nieuwprijs van de voorziening
Derde jaar 70% van de nieuwprijs van de voorziening
Vierde jaar 55% van de nieuwprijs van de voorziening
Vijfde jaar 40% van de nieuwprijs van de voorziening
Zesde jaar 25 % van de nieuwprijs van de voorziening
Zevende jaar 10% van de nieuwprijs van de voorziening
Eerste jaar 100% van de nieuwprijs van de voorziening
Tweede jaar 90% van de nieuwprijs van de voorziening
Derde jaar 80% van de nieuwprijs van de voorziening
Vierde jaar 70% van de nieuwprijs van de voorziening
Vijfde jaar 60% van de nieuwprijs van de voorziening
Zesde jaar 50% van de nieuwprijs van de voorziening
Zevende jaar 40% van de nieuwprijs van de voorziening
Achtste jaar 30% van de nieuwprijs van de voorziening
Negende jaar 20% van de nieuwprijs van de voorziening
Als de hoogte van het PGB is vastgesteld, wordt het bij beschikking aan de budgethouder bekend gemaakt. In deze beschikking wordt vermeld wat de omvang van het PGB is, voor welke periode c.q. voorziening het PGB bedoeld is en wanneer het PGB uitgekeerd wordt. In de beschikking wordt ook vermeld wanneer een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd is.
Verantwoording bij koop of huur
Paragraaf 3 Financiële tegemoetkoming
Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming is het de verplichting om de financiële tegemoetkoming uiterlijk zes maanden na uitbetaling aan te wenden voor de bekostiging van het doel waarvoor deze was verleend.
Artikel 9 Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming
Als de hoogte van de financiële tegemoetkoming is vastgesteld, wordt het bij beschikking bekend gemaakt. In deze beschikking wordt vermeld wat de omvang van de financiële tegemoetkoming is, voor welke periode en voor welke voorziening de financiële tegemoetkoming bedoeld is en wanneer de financiële tegemoetkoming uitgekeerd wordt. In de beschikking wordt ook vermeld wanneer een eigen aandeel in de kosten verschuldigd is.
Paragraaf 4 Eigen bijdrage/eigen aandeel
Artikel 10 De eigen bijdrage en het eigen aandeel
Indien het resultaat behaald kan worden door een woonvoorziening die bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende een periode van 39 (negenendertig) maal vier weken een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht (zie bijlage 2).
Hoofdstuk 3. Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen per resultaat
Paragraaf 1 Een schoon en leefbaar huis
Artikel 12 Toekenning Voorziening in natura
De toegekende hulp gaat de gebruikelijke zorg te boven en wordt verleend door één van de gecontracteerde aanbieders die daarvoor op verzoek van de aanvrager door het college wordt ingeschakeld.
Artikel 14 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget
Het PGB wordt maandelijks, per kwartaal of per jaar uitbetaald.
Artikel 15 Verantwoording PGB bij de voorziening hulp bij het huishouden
Als een PGB wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder binnen een door de gemeente aangegeven periode verantwoording af aan het college. De verantwoording vindt, al dan niet steekproefsgewijs, plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van een kalenderjaar.
Paragraaf 2 Wonen in een geschikt huis
Artikel 16 Wijze van vertrekking van roerende woonvoorzieningen
Roerende (losse) woonvoorzieningen, zoals een toiletstoel of een tillift worden in beginsel in bruikleen verstrekt en blijven eigendom van de gemeente Opsterland, tenzij de gemeente daar met de leverancier andere afspraken over heeft gemaakt.
Artikel 17 De hoogte van het PGB voor een roerende woonvoorziening
Het PGB voor een roerende woonvoorziening en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening (zo mogelijk uit het kernassortiment), zoals dat door het college aan de leverancier of de woningcorporaties wordt betaald (onder aftrek van het kortingspercentage dat door de leverancier wordt geboden).
Artikel 18 De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening
De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en de daarmee eventueel samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie wordt bepaald aan de hand van door de belanghebbende opgevraagde vergelijkbare offertes, waarbij de prijs van de leverancier die de goedkoopst compenserende voorziening kan leveren doorslaggevend is. De gemeente is gemachtigd om een tegenofferte op te vragen.
Artikel 19 Verantwoordingstermijn PGB woonvoorziening
De budgethouder moet binnen een door de gemeente vooraf bepaalde periode, na uitbetaling van het PGB, de geïndiceerde voorzieningen besteld of in bezit hebben en een bewijsstuk (nota/factuur) inclusief het betalingsbewijs aan het college overleggen via het verantwoordingsformulier.
Artikel 20 Kosten bouwkundige of woontechnische woonvoorziening
Alleen de kosten van de volgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:
Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.
Bij een bouwtechnische of woontechnische aanpassing kan de gemeente bepalen dat er een gereedmelding plaats vindt.
Bij sanering van woon- en/of slaapkamer of aanbrengen van rolstoelvloerbedekking wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode van de te vervangen voorzieningen. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke kosten, gebaseerd op de goedkoopst compenserende voorziening. Hierbij wordt uitgegaan van de door het NIBUD aangeleverde bedragen. Indien de te vervangen voorziening ouder is dan 8 jaar wordt deze als afgeschreven beschouwd en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. De volgende systematiek wordt gehanteerd:
Artikel 23 Verhuiskostenvergoeding
De hoogte van de financiële tegemoetkoming die wordt verstrekt voor verhuis- en inrichtingskosten is opgenomen in de ‘bijlage 1 tabellen’.
Artikel 24 Het bezoekbaar maken van de woning
Er is een maximumbedrag vastgesteld voor het bezoekbaar maken van een woning voor bewoners van AWBZ-instellingen ( zie ‘bijlage 1 tabellen’).
Artikel 25 Hoogte kosten in verband met tijdelijke huisvesting
De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid onder a. en b. wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.
Het college verleent een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt voor de kosten zoals bedoeld in het vijfde lid onder a en c en met een maximum van 50 % van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt voor de kosten als bedoeld in het vijfde lid onder b.
Artikel 26 Aanpassen van woonwagens
Het college verstrekt alleen een PGB in de aanpassingskosten van een woonwagen indien aan de volgende vereisten wordt voldaan:
Artikel 27 Aanpassing bij woonschepen
Het college verleent slechts een PGB in de aanpassingskosten van een woonschip indien:
Artikel 28 Technische levensduur
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, heeft het college een maximumbedrag voor de aanpassingskosten bepaald. Het maximumbedrag is te vinden in ‘bijlage 1 tabellen’ van dit Besluit.
Artikel 29 Aanpassing bij binnenschepen
Het college verleent slechts een PGB in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:
Artikel 30 Terugbetaling bij verkoop
In alle gevallen wordt de eigen bijdrage, die voor rekening van de woningeigenaar is gekomen bij de toekenning van de woonvoorziening(en) in mindering gebracht op de waardestijging. De waarde wordt door een beëdigd taxateur in opdracht van de gemeente bepaald. Het terug te betalen bedrag bedraagt nooit meer dan de verstrekte financiële tegemoetkoming.
Paragraaf 3 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 31 Wijze van verstrekken van een voorziening
Vervoersvoorzieningen, zoals een scootmobiel of een aangepaste buggy worden in bruikleen verstrekt en blijven eigendom van de gemeente Opsterland, tenzij de gemeente daar met de leverancier andere afspraken over heeft gemaakt.
Artikel 32 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie is gelijk aan de tegenwaarde van het bedrag dat de gemeente heeft bedongen, of zou hebben bedongen indien zij de vervoersvoorziening zelf zou hebben ingekocht.
Artikel 33 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een rolstoel
Ten behoeve van onderhoud en reparatie van de vervoersvoorziening kan dit bedrag verhoogd worden met een door de gemeente te bepalen bedrag per jaar, wat gelijk staat met de door de gemeente gecontracteerde leverancier gehanteerde prijzen. Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde gebruiksduur van de voorziening.
Artikel 34 De hoogte van de financiële tegemoetkoming
De hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor voorzieningen verband houdend met het zich lokaal verplaatsen is te vinden in “Bijlage 1 tabellen“ van dit besluit. Het bedrag dat verstrekt wordt voor een vervoersvoorziening wordt jaarlijks vastgesteld.
Artikel 35 Verantwoordingstermijn financiële tegemoetkoming vervoer
Voor een financiële tegemoetkoming bij individuele vervoersvoorzieningen geldt bij het gebruik van vervoer door eigen auto of derden geen verantwoordingsverplichting. Bij het gebruik van de (rolstoel)taxi vindt vergoeding plaats op declaratiebasis. De declaraties vormen tegelijkertijd de verantwoording van het financiële tegemoetkoming.
Artikel 37 Citeerartikel en inwerkingtreding
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit wordt het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2012 ingetrokken.
Aldus besloten in de vergadering van het college d.d. 18 december 2012
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
Koen van Veen Francisca Ravestein
Behorende bij het BESLUIT maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013
BIJLAGE 2 Richtlijnen met betrekking tot de eigen bijdrage en eigen aandeel gemeente Opsterland
• Voor individuele voorzieningen (zowel in Natura als PGB) wordt een eigen bijdrage gevraagd, met uitzondering van rolstoelen.
• Vaststelling en inning van de eigen bijdrage en het eigen aandeel gebeurt per 4 weken door het Centraal Administratiekantoor (CAK). De gemeente geeft de kostprijs van de voorziening door aan het CAK en het CAK bepaalt de hoogte van de eigen bijdrage.
• De eigen bijdrage bedraagt nooit meer dan de maximale eigen bijdrage (afhankelijk van inkomen) zoals deze door het CAK wordt vastgesteld conform het bepaalde in de AMvB.
• De eigen bijdrage bedraagt ook nooit meer dan de kosten die de gemeente voor de voorziening maakt.
• Het CAK draagt de ontvangen bijdrage weer af aan de gemeente.
• Hulp bij het huishouden; begrensd tot maximaal de kosten van de feitelijke ingezette uren.
• Woonvoorzieningen; begrensd tot de kostprijs van de voorziening per 4 weken.
• Vervoersvoorzieningen; begrensd tot de kostprijs van de voorziening per 4 weken.
• Voorzieningen in bruikleen: (tabel 1)
• De kostprijs van een voorziening die in bruikleen wordt verstrekt is gelijk aan het bedrag dat de voorziening de gemeente gemiddeld per 4 weken kost en de afschrijftermijn van 7 jaar.
• In de praktijk blijkt dat b.v. een scootmobiel soms zijn looptijd van 7 jaar niet haalt maar soms ook langer dan 7 jaar kan rijden. Voor de kostprijs wordt uitgegaan wat de gemiddelde kosten per 4 weken zijn voor de gemeente. De gemeente heeft de verplichting om een voorziening te blijven leveren ook als de voorziening zijn looptijd van 7 jaar niet haalt.
• Deze constructie zorgt voor gelijkheid. Voor iedereen wordt dezelfde kostprijs als basis voor de eigen bijdrage gehanteerd, of er nu een voorziening uit depot is geleverd of een nieuw exemplaar.
• Persoonsgebonden budget, onroerende woonvoorzieningen en hulpmiddelen buiten het kernassortiment:
• De kostprijs per 4 weken wordt bepaald aan de hand van de daadwerkelijke kosten (het bedrag dat de gemeente vergoedt aan de klant) gedeeld door de afschrijftermijn of de maximale inningsperiode, teruggerekend naar 4 weken.
Voorbeeld berekening eigen bijdrage
• Stel; de totale kostprijs PGB voor een scootmobiel bedraagt € 3000,00. De maximale eigen bijdrage per periode is dan:
• € 3000.00/7 jaar (afschrijftermijn)= € 428.57 per jaar gedeeld door 13 perioden is € 32.96 per 4 weken (dit is het maximale bedrag; de werkelijke eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen).
Periode inning eigen bijdrage zie stroomschema tabel 2.
Tabel 1. Eigen bijdrage waarde 2013 voor artikelen die in Natura worden verstrekt.
Op basis van offerte HMC incl. contractkorting en onderhoudskosten | ||||
Op basis van offerte HMC incl. contractkorting en onderhoudskosten |
• Uitgegaan van lijst van HMC Burgum, vwb kernassortiment sept 2012- dec 2013.
• Grondslag van de lijst is de gemiddelde kostprijs gemeente.
• Deze vermeerderd met BTW (volgens opgave leverancier rekening houden met verschillend percentage per voorziening: 6 of 21%)
• *3 jaar (39 perioden) is de wettelijke periode voor innen van eigen bijdrage bij hulpmiddel in eigendom.