Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Binnenhavenverordening 2013 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2014 | Onbekend | 06-12-2012 Onbekend | - |
Onder de naam binnenhavengeld wordt een recht geheven ter zake van het gebruik met een vaartuig overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentewateren of van andere wateren en voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die in beheer of onderhoud zijn bij de gemeente dan wel terzake van het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening wordt verstaan onder:
1. Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen van 2 juli 1959 (Stb. 301);
2. Invorderingswet: Invorderingswet 1990.
3. Vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam een geheel uitmakende voorwerpen;
4. Meetbrief: het document als bedoeld in artikel 782, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel juncto het besluit van 24 oktober 1983, Stb. 548 (Besluit binnenschepen-documenten);
5. Schip: een binnenschip of een vissersschip;
6. Binnenschip: een vaartuig - niet zijnde een pleziervaartuig - dat uitsluitend wordt gebruikt voor de vaart op de binnenwateren;
7. Vrachtschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het vervoer van goederen;
8. Passagiersschip: een binnenschip, dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van passagiers;
9. Veerschip: een passagiersschip dat is bestemd of wordt gebruikt volgens een vooraf aangekondigd, volledig en voor ieder verkrijgbaar vaarplan, waarin Harlingen als haven van herkomst of van bestemming is opgenomen;
10. Zeilend bedrijfsvaartuig: een binnenschip, geen passagiersschip zijnde, dat overwegend of geheel met behulp van zeilen wordt voortgestuwd en dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen;
11. Sleepboot: een binnenschip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere vaartuigen;
12. Vissersschip: een schip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee, doch niet voor de walvisvaart;
13. Pleziervaartuig: een vaartuig, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de recreatie, niet zijnde een passagiersschip noch een zeilend bedrijfsvaartuig;
14. Laadvermogen: het in tonnen uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van het schip bij de grootst toegelaten diepgang en die van het ledige schip;
15. Ton: een massa van 1.000 kilogram;
16. Gebruik van de haven: het in artikel 1 bedoelde gebruik van voor de openbare dienst bestemde wateren of van andere wateren, voor zover liggende binnen de grenzen van de gemeente Harlingen;
17. Havenmeester: de havenmeester van de gemeente Harlingen of diens plaatsvervanger;
18. Tabel: de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel;
19. Termijn: een in de tabel genoemd tijdsvak waarin het gebruik van de haven plaatsvindt;
1 dag: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren;
7 dagen: een aaneengesloten tijdvak van 7 dagen;
30 dagen: een aaneengesloten tijdvak van 30 dagen;
een kwartaal: een kalenderkwartaal;
20. Sportvissersvaartuig: een binnenschip niet zijnde een vissersschip noch een pleziervaartuig, dat bestemd is of gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen die de sportvisserij beoefenen;
21. Laden/lossen: het laden/lossen van goederen alsmede het inschepen/ontschepen van passagiers;
22. Lengte: lengte van het vaartuig over alles, zoals blijkt uit de meetbrief vermeerderd met vaste uitstekende delen of ambtshalve wordt vastgesteld.
Belastingplichtig is de schipper, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene die het schip heeft gecharterd of degene die als vertegenwoordiger van een van dezen optreedt.
1. Grondslagen voor de berekening van het binnenhavengeld zijn:
a. het laadvermogen van het vaartuig, uitgedrukt in tonnen;
b. de oppervlakte van het vaartuig, uitgedrukt in vierkante meters;
c. de lengte van het vaartuig, uitgedrukt in meters;
2. In de tabel is per soort vaartuig aangegeven welke maatstaf van heffing van toepassing is.
1. Het binnenhavengeld wordt geheven naar de tarieven, die zijn opgenomen in de tabel, zulks met inachtneming van de daarin gegeven aanwijzingen en van het bepaalde in artikel 6.
2. Bovengenoemde tarieven zijn exclusief de door de gemeente verschuldigde omzetbelasting.
Voor de toepassing van de tarieven:
wordt de termijn geschorst gedurende de tijd, nodig voor het wachten buitengaats op een volgende ligplaats, het dokken, of het ondergaan van een herstelling op een binnen de haven gelegen scheepswerf, mits vooraf van het voornemen tot het dokken of het uitvoeren van de herstelling en onmiddellijk na afloop van de werkzaamheden hiervan aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennis is gegeven; de laatste kennisgeving dient vergezeld te gaan van een door de beheerder van de betrokken scheepswerf afgegeven schriftelijke verklaring die de inhoud van de kennisgeving bevestigd;
Binnenhavengeld wordt niet geheven ter zake van:
Het binnenhavengeld is verschuldigd zodra het gebruik van de haven begint.
1. De aangifte wordt, gelijktijdig met de betaling bij de comptabele, gedaan bij burgemeester en wethouders.
2. Het binnenhavengeld moet overeenkomstig de aangifte aan de comptabele worden betaald op de eerste werkdag volgende op de dag van aankomst van het vaartuig in de haven, doch vóór het tijdstip waarop het vaartuig uit de haven vertrekt.
3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan het binnenhavengeld worden betaald binnen 30 dagen na de dag van aankomst van het vaartuig in de haven, mits ten genoegen van de comptabele zekerheid tot betaling van het binnenhavengeld is gesteld.
4. Indien het vaartuig in de loop van een termijn, die in de tabel is aangeduid als een termijn per reis, uit de haven vertrekt en daar in de loop van die termijn terugkeert begint bij de terugkeer een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van de haven opnieuw een aanvang.
5. Bij voortgezet verblijf in de haven, na afloop van de termijn waarover binnenhavengeld is betaald, begint een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van de haven opnieuw een aanvang. Alsdan moet opnieuw aangifte en betaling overeenkomstig het 2e lid plaatsvinden.
1. Van het binnenhavengeld dat is voldaan bij abonnement voor een jaar wordt, indien het gebruik van de haven is beëindigd voor het verstrijken van het einde van die termijn, op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige, het jaarabonnement omgezet in kwartaal-abonnementen en ontheffing verleend van een bedrag gelijk aan het verschil tussen het voor de verstreken kwartalen te betalen binnenhavengeld en het betaalde binnenhavengeld voor het jaarabonnement. Voor de verstreken kwartalen wordt een gedeelte van een kwartaal voor een vol kwartaal gerekend.
2. Indien binnenhavengeld bij wege van kwartaalabonnement of 30 dagen abonnement is geheven, wordt geen restitutie verleend.
3. Indien een vaartuig wordt vervangen door een ander vaartuig, wordt het voor het vervangen vaartuig over de nog niet verstreken maanden van de lopende termijn betaalde binnenhavengeld verrekend met het verschuldigde binnenhavengeld over die maanden voor het vervangende vaartuig.
Bij de invordering van het binnenhavengeld wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders heeft de discretionaire bevoegdheid om in die gevallen waar sprake is van een kennelijke onredelijkheid, dan wel onevenwichtigheid in termen van concurrentieverhoudingen, in de tariefstelling zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening, van deze tarieven af te wijken.
1.De “Verordening op de heffing en de invordering van Binnenhavengeld 2012” van 21 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
3.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Binnenhavengeldverordening 2013".
Behoort bij raadsbesluit van 6 december 2012.