Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2011 t/m 2014 van de gemeente Oirschot |
Citeertitel | Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2011 t/m 2014 van de gemeente Oirschot |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Lokaal Gezondheidsbeleid |
n.v.t.
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-10-2011 | 01-01-2015 | Nieuw beleid | 29-09-2011 | BRS |
NOTA LOKAAL GEZONDHEIDSBELEID 2011-2014 AN DE GEMEENTE OIRSCHOT
Vastgesteld door de gemeenteraad van Oirschot op 29 september 2011
1.4. Samenhang met andere beleidsterreinen: integraal en inclusief beleid
1.6. Totstandkoming van de nota
Welke visie en doelstellingen hebben we?
Welke Speerpunten pakken we aan?
4.2. Achtergrond en overwegingen bij de speerpunten
4.3. Speerpunten gemeente Oirschot voor de jaren 2011 t/m 2014
Uitwerking van de speerpunten binnen het lokaal gezondheidsbeleid:
5.2. Schadelijk alcoholgebruik
5.5. Sociale Weerbaarheid (incl.voorkoming vereenzaming)
5.6. Preventieve gezondheidszorg voor ouderen
Bijlage 1 Hoe staan we er in Oirschot voor?
Bijlage 2 Invulling van de Wpg-taken voor de gemeente Oirschot
Bijlage 3 Beschrijving van de gezondheid van de inwoners van Oirschot
Bijlage 4 Overzicht ingekomen reacties in kader inspraak op het concept Nota Lokaal Gezondheidsbeleid
2011 t/m 2014 van de gemeente Oirschot.
Bijlage 5 Procedure/-tijdpad Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2011-2014
In deze samenvatting houden we de hoofdstukindeling aan van de nota.
Gemeenten hebben een wettelijke taak in de collectieve preventie van de volksgezondsheid op basis van de Wet
publieke gezondheid (Wpg). De voorloper van deze wet, zijnde de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv)
is opgegaan in genoemde wet. Elke gemeente moet volgens de wet sinds 2003 voor het te voeren lokaal gezond-
heidsbeleid elke vier jaar een nota vaststellen.
Deze Nota Lokaal Gezondheidsbeleid voor de gemeente Oirschot gaat over de periode 2011 t/m 2014.
Maatschappelijke en landelijke ontwikkelingen hebben invloed op ons doen en laten en ons denken over gezondheid:
1. Steeds meer dringt bij mensen het besef door dat het bevorderen van gezondheid meer is dan het bestrijden van
2. Feitelijk accepteren we met zijn allen dat het bij gezondheid niet alleen gaat om het bestrijden van ziekten en we con-
cluderen dat de verantwoordelijkheid voor de eigen en collectieve gezondheid een gedeelde verantwoordelijkheid is.
3. De rijksoverheid heeft in 2007 een visie geschreven op gezondheid en preventie ‘Gezond zijn, gezond leven’. In deze
nota stelt het Ministerie van VWS dat het voorkomen van vermijdbare gezondheidsschade een verantwoordelijkheid is
In de Nota is aandacht voor samenhang met andere beleidsterreinen omdat gezondheid zich niet beperkt tot één beleids
terrein. Binnen diverse gemeentelijke beleidsterreinen (jeugdbeleid, WMO-beleid, beleid betreffende ruimtelijke ordening,
verkeersveiligheid en integrale wijkontwikkeling spelen gezondheidsaspecten een rol. Naast het inventariseren van de
door de gemeenteraad gekozen speerpunten die opgepakt moeten worden binnen lokaal gezondheidsbeleid is het dus
van belang andere eleidsterreinen door te nemen op aspecten die van belang zijn voor de volksgezondheid.
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de huidige gezondheidssituatie van de burgers in Oirschot. In het kader
van de Wpg verzamelt en analyseert de GGD elke vier jaar gegevens omtrent de gezondheidssituatie van de verschil-
lende bevolkingsgroepen. Dat houdt in dat elk jaar een andere groep wordt onderzocht; de meest recente monitors
betreffen de jeugd van 12 t/m 18 jaar (2007-2008), de jeugd van 0 t/m 11 jaar (2008-2009), de volwassenen van 19 t/m
64 jaar (2009-2010) en de ouderen vanaf 65 jaar (2009-2010).
De uitkomsten van deze monitors leveren een schat aan informatie op voor het gemeentelijk beleid. Niet alleen het
gezondheidsbeleid, maar ook het jeugdbeleid, ouderen- en gehandicaptenbeleid en het beleid ten aanzien van de
WMO kan de regionale en lokale cijfers als input gebruiken.
II. Welke visie en doelstellingen hebben we?
De gemeente Oirschot streeft met het lokaal gezondheidsbeleid naar het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van
gezondheidsproblemen onder de inwoners en naar bescherming en bevordering van het lichamelijk, geestelijk en so-
ciaal welbevinden van de inwoners, waarbij leefstijl en gedrag, sociale en fysieke omgeving en zorgvoorzieingen mede
1. Bevorderen dat alle inwoners optimale kansen op gezondheid hebben;
2. Bevorderen dat alle relevante sectoren (binnen en buiten de gemeenten) bijdragen aan het vergroten van de kansen
1. Anticiperen op bedreigingen van de volksgezondheid.
2. Vergroten van de betrokkenheid van de Oirschotse burgers bij de eigen gezondheid.
3. Bevorderen van een gezonde sociale infrastructuur wat wil zeggen: zorgen dat allerlei instanties (zoals zorgverleners,
het welzijnswerk, scholen) een bijdrage leveren aan verbetering van de volksgezondheid.
IV. Welke speerpunten pakken we aan ?
De gemeenteraad heeft al op 15 september 2009 voor die periode de volgende speerpunten bepaald:
- Overgewicht (inclusief gezonde voeding en diabetes);
- Sociale Redzaamheid ( + voorkoming vereenzaming)
Later is daar door burgemeester en wethouders het speerpunt: “preventieve gezondheidszorg voor ouderen” (65 +) aan
toegevoegd omdat de gemeente daar wettelijk aandacht aan moet besteden (art. 5a van de Wet publieke gezondheid)
De keuzes zijn gebaseerd op de volgende criteria en overwegingen:
• Ernst en/of omvang van het gezondheidsprobleem op basis van de landelijke cijfers (bijvoorbeeld CBS) of lokale analy-
se van de gezondheidssituatie (GGD-monitoren). Ook de trends en ontwikkelingen maken hiervan onderdeel uit;
• Sterke relatie van de risicofactor met gezondheid;
• Aansluitend bij landelijke prioriteiten (nota “Kiezen voor gezond leven”);
• Mogelijkheden van een doelmatige en effectieve aanpak binnen het gemeentelijk beleid;
• Grote (maatschappelijke) gevolgen voor gebruik van medische voorzieningen en arbeidsdeelname;
• Significant negatief afwijkend Oirschot versus regio of Nederland;
• Draagvlak bij betrokken organisaties/instellingen;
• Politieke gevoeligheid/ tijdgeest;
De speerpunten binnen het lokale gezondheidsbeleid van de gemeente Oirschot worden in hoofdstuk IV van de nota op
- hoofdlijnen uitgewerkt. In de praktijk zal de verdere uitwerking van de plannen en de uitvoering van deze speerpunten
plaatsvinden in overleg met de betrokken organisaties.
Dit betekent dat in vervolg op deze nota nog uitvoeringsplannen komen voor de gekozen thema’s (besluitvorming door het
college), waarin specifieker en gedetailleerder aangegeven wordt wat de gemeente gaat doen op elk van de speerpunten.
Dit zal een uitwerking zijn van hetgeen nu bij elk thema onder 'plan van aanpak' vermeld staat. De door de gemeente inge
stelde Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/WMO krijgt daarbij als taak samen met de gemeente met werkgroepen per
thema die plannen op te stellen.
De leden van die adviesgroep hebben op 1 juli 2010 aangegeven dat zij die taak graag oppakken en vorm geven.
1. Draagvlak bij alle betrokken professionele instellingen
2. Eigen verantwoordelijkheid. Burgers blijven in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun eigen gezond heid.
3. Ambtelijke capaciteit (gemiddeld 6 uren per week voor uitvoering gezondheidsbeleid en 2 uren per week voor de aanver-
wante beleidsterreinen (met name WMO en Jeugd).
4. Continuïteit en flexibiliteit in dienstenpakket GGD.
5. Budget (voor 2011 volgens raming € 17.500,--, voor 2012: € 21.000,-- , voor 2013: € 29.000,-- en voor 2014: € 32.000,--).
VII. Hoe gaan we het effect meten?
Het meten van de resultaten en de effecten van collectieve preventiemaatregelen voor de gezondheid van burgers is disuta-
bel, zeker op een kortere termijn. Vaak zijn zoveel factoren van invloed op de gezondheid van burgers, dat de gezondheids-
winst van een bepaalde activiteit niet kan worden aangetoond. Dit laat onverlet dat de nog op te zetten activiteiten door ons
zullen worden geëvalueerd. We willen ervoor zorgen dat elke in te stellen werkgroep rekening houdt met vooraf bepaalde
Teneinde de mogelijke gevolgen van lokaal gezondheidsbeleid voor de bevordering van gezondheid te kunnen weten zal een
evaluatie worden gehouden betreffende de:
1. Aanpak van gezondheidsknelpunten.
De organisaties, die met de opzet en uitvoering van activiteiten van de eerder beschreven speerpunten belast worden,
worden door de gemeente verzocht door middel van verslaglegging inzicht te geven in de bereikte resultaten, en indien
Het gaat hierbij om zowel inhoudelijke als procesmatige aspecten. Indien mogelijk wordt hierbij ook de klanttevreden-
De door de GGD in een tijdsbestek van telkens 4 jaar per gemeente te houden Gezondheidsmonitoren voor jongeren,
volwassenen en ouderen gebruikt de gemeente voor het meten van de gezondheid van de Oirschotse bevolking en,
voor zover dat mogelijk is, de eventueel behaalde gezondheidswinst door vergelijking met eerdere gezondheidspei-
lingen en met peilingen in de regio.
Hoe staan we er in Oirschot voor?
De laatst door de gemeenteraad vastgestelde Nota Lokaal Gezondheidsbeleid besloeg de periode 2003 t/m 2006.
Daarna heeft de gemeenteraad geen nota meer vastgesteld. Dit wil overigens niet zeggen dat de gemeente na 2006 geen
gezondheidsthema’s heeft ontwikkeld en uitgevoerd.
Dit blijkt ook uit de evaluatie van de Nota LGB 2003 t/m 2006 en de aanvullende activiteiten in de periode 2006 t/m 2010.
De gemeente heeft aandacht besteed aan de volgende aandachtsvelden:
1. Opvoedingsondersteuning (o.a. realiseren en uitvoeren van opvoedspreekuren binnen de peuterspeelzalen, groeps-
voorlichting aan ouders en contactmomenten op maat, kindobservaties binnen peuterspeelzalen en kinderdagverblij-
ven door Zuid Zorg (afd. Jeugd gezondheidszorg) en een opvoedspreekuur voor ouders door de GGD.
2. Preventie (gezondheids)problemen/ontsporing jeugd (o.a. continuering Netwerk Jeugdhulpverlening, aanbieden School-
maatschappelijk Werk (SMW) aan de basisscholen en continuering van SMW binnen het Kempenhorstcollege, ter voor-
3. Eenzaamheid/sociaal isolement (continuering Activerend Huisbezoek 70 +ers, later 75 + ers).
4. Bevorderen van een gezonde leefstijl (o.a. acties in het kader van preventie gebruik genotmiddelen door het programma
Gezonde School en Genotmiddelen voor de basisscholen en het Kempenhorstcollege, gastlessen en ouderavonden).
5. Chronisch zieken en mensen met een handicap (de bereikbaarheid en toegankelijkheid van met name openbare ge-
bouwen zijn in samenspraak met het Platform gehandicapten Gemeente Oirschot bezien. De meeste gebouwen vol-
Aanvullende activiteiten in de periode 2006 t/m 2010:
1. Mantelzorg. Sinds 2008 kent deze gemeente een ondersteunend aanbod voor mantelzorgers via de Stichting Welzijn
Oirschot. In 2010 heeft dit verder vorm gekregen met het project (om te beginnen 3 jarig) Jonge Mantelzorgers (onder-
steuning van jongeren tot 23 jaar).
2. Bevorderen van een gezonde leefstijl (o.a. door participatie vanaf september 2006 in het regionaal project “Laat je niet
3. Preventie van collectieve gezondheidsproblemen (o.a. door bevorderen van gezond gedrag bij de leerlingen an het
Kempenhorstcollege door meer gezonde voeding aan te bieden in de schoolkantine, de organisatie van een opvoe-
dingsmarkt voor ouders van kinderen tot 12 jaar en een opvoedingsavond voor ouders van pubers, sport- en beweeg-
activiteiten voor ouderen, ziekteverzuimproject binnen het Kempenhorstcollege, invoering Electronisch Kinddossier,
invoering van het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd).
Op basis van de gezondheidsonderzoeken die de GGD periodiek uitvoert onder de inwoners is geïnventariseerd waar
de gemeente de komende jaren aandacht aan moet besteden.
De thema’s waar de gemeenteraad prioriteit aan heeft gegeven sluiten daar naadloos op aan.
Invulling van de Wpg-taken voor de gemeente Oirschot.
Deze bijlage heeft de GGD Brabant-Zuidoost voor de gemeente ingevuld.
Beschrijving van de gezondheid van de inwoners van Oirschot.
Ook dit onderdeel is door de GGD ingevuld.
Overzicht ingekomen reacties in kader inspraak op het concept Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2011 t/m 2014 van de
gemeente Oirschot. Er zijn reacties ingekomen van het Jongerenpanel Oirschot en van de WMO-adviesraad.
Gemeenten hebben een wettelijke taak in de collectieve preventie van de volksgezondheid op basis van de Wet
De voorloper van deze wet, zijnde de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) is opgegaan in genoem-
Elke gemeente moet volgens de wet sinds 2003 voor het te voeren lokaal gezondheidsbeleid elke vier jaar een
In september 2003 heeft de gemeenteraad van Oirschot een eerste Nota Lokaal Gezondheidsbeleid (LGB) 2003
Door een andere prioritering van taken en werkzaamheden is de ontwikkeling van de nieuwe nota door de gemeen-
Om opnieuw aan te sluiten bij de normale cycli van vierjaarlijkse perioden bestrijkt het in deze nota beschreven
beleid wederom een periode van vier jaren.
Dat nu pas een nieuwe nota voorligt, wil niet zeggen dat de gemeente in de jaren 2007 t/m 2010 heeft stil gezeten
en geen gezondheidsbeleid heeft gevoerd. In hoofdstuk 2 en bijlage 1 leest u hoe we er in Oirschot voor staan.
Op 15 september 2009 heeft de gemeenteraad van Oirschot tijdens een werkbijeenkomst op basis van een start-
notitie vijf speerpunten/thema’s op het terrein van het lokaal gezondheidsbeleid voor 4 jaren bepaald. Deze krijgen
aandacht in hoofdstuk 4 met een uitwerking in hoofdstuk 5.
Op 5 november 2009 heeft een werkbijeenkomst plaatsgevonden met diverse plaatselijke en regionale instellin-
gen die actief zijn op het terrein van gezondheidszorg. De inbreng van die instellingen is opgenomen in hoofd-
1.2.1. Maatschappelijke Ontwikkelingen.
Een veranderende samenleving leidt tot andere gedachten over gezondheid en gezond leven.
1. Steeds meer dringt bij mensen het besef door dat het bevorderen van gezondheid meer is dan het bestrijden
Gezondheid wordt niet alleen bepaald door erfelijke aanleg, bacteriën en virussen, ongevallen of de mogelijk-
heden van de medische wetenschap. Gezondheid heeft ook alles te maken met o.a. voeding, beweging, ont-
spanning, milieu, leefstijl, huisvesting en sociale omgeving. Hoewel de medische wetenschap een hoog niveau
heeft bereikt en de mogelijkheden nog lang niet zijn uitgeput, lijkt anno 2010 de meeste gezondheidswinst te be-
halen door een gezonde leefstijl en een gezonde sociale en fysieke omgeving. Preventie van gezondheidspro-
blemen is daarom misschien wel de belangrijkste stap in het proces van gezondheidsbevordering en gezond-
heidsbehoud.2. Feitelijk accepteren we met zijn allen dat het bij gezondheid niet alleen gaat om het bestrijden
van ziekten en we concluderen dat de verantwoordelijkheid voor de eigen en collectieve gezondheid een gedeel-
In elk geval is het zo dat gezondheidsbeleid een zaak is die iedereen aangaat.
- In de eerste plaats is iedere burger voor een groot deel zelf verantwoordelijk voor zijn of haar gezondheid door
op een gezonde manier te leven.
- Daarnaast zijn ook anderen mede verantwoordelijk.
- Werkgevers zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor een gezonde werkomgeving. Dit is wettelijk geregeld in de
- Ouders en onderwijzers dragen verantwoordelijkheid voor een gezonde omgeving waarin kinderen zich veilig
- De kwaliteit van het milieu en de veiligheid in de openbare ruimte kunnen van invloed zijn op de gezondheid en
de gezondheidsbeleving. Dit is grotendeels een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid en het be-
1.2.2. Landelijke en regionale ontwikkelingen.
Visie ‘Gezond zijn, gezond leven’
In november 2007 heeft het ministerie van VWS een visie geschreven op gezondheid en preventie ‘Gezond zijn,
In deze nota stelt het Ministerie van VWS dat het voorkomen van vermijdbare gezondheidsschade een verantwoor-
delijkheid is van ons allemaal. Een dominant vertrouwen op het vermogen van de curatieve zorg om alle problemen
op te lossen is niet realistisch en gaat aan die verantwoordelijkheid voorbij. Daarom is een brede visie op gezond-
heid en preventie nodig. Voor de realisering van die visie is het van belang op zoek te gaan naar de ‘parallellie van
belangen’; gezondheid als een gerechtvaardigd belang in nauwe samenhang met andere gerechtvaardigde belan-
• Verbinding tussen gedrag en omgeving, zoals de inrichting van de wijk, de werkplek of het functioneren binnen
• Verbinding tussen preventie en zorg: meer samenwerking tussen de curatieve en openbare gezondheidszorg,
preventie in de eerste lijn maar ook de tweede en derde lijn.
• Bestuurlijke omgeving; verbinden, samenwerken en moderniseren. Het gaat om een goede verbinding tussen
landelijk en lokaal beleid aan de ene kant en het gebruik maken van de kansen en ontwikkelingen van andere
lokale beleidsterreinen aan de andere kant.
De landelijke preventienota (2006: ‘Kiezen voor gezond leven’) geeft richting aan beleid voor preventie in de publie-
ke gezondheid op lokaal niveau. VWS heeft de nieuwe preventienota nog niet uitgebracht. Deze landelijke preventie-
nota wordt in 2011 verwacht. Op grond van deze vertraging is besloten dat gemeenten voor het opstellen van hun
lokale nota volksgezondheid uitstel krijgen (max. 2 jaar na het verschijnen van de landelijke preventienota).
Veel gemeenten, waaronder de gemeente Oirschot, willen desondanks in 2011 hun nieuwe nota lokaal gezond-
heidsbeleid hebben vastgesteld. Zij baseren hun uitgangspunten op de gegevens van de landelijke Volksgezond-
heid Toekomstverkenning (VTV) en de regionale gegevens uit de monitors van de GGD.
Zodra de landelijke preventienota beschikbaar is, neemt het RIVM (Centrum voor Gezond Leven) deze op in de
Relatie van huidige nota LGB van de gemeente Oirschot met de Regionale Volksgezondheid Toekomst Verken-
In het kader van de RVTV staan de GGD Brabant-Zuidoost uit de monitors (onderzoeken van de GGD) in het regio-
naal kompas www.regionaalkompas.nl.
Gemeenten kin 2011 ook het Regionale Rapport en het Gemeentelijke Rapport voor de eigen gemeente van de
Deze informatie in het kader van de RVTV biedt de gemeenten een scala aan bouwstenen voor het gemeentelijke
De cijfers in deze nota 2011-2014 zijn geactualiseerd met de gegevens uit de nieuwe volwassenenmonitor en
De gemeente Oirschot kan nieuwe informatie uit het Regionaal Rapport en het Gemeentelijk Rapport die in 2011
verschijnen naast de nota LGB voor de periode 2011-2014 leggen en bezien of de informatie aanleiding voor bij-
1.3.1. Wet publieke gezondheid (Wpg).
De Wet Publieke Gezondheid is op 1 december 2008 in werking getreden. De Wet Collectieve Preventie Volksge-
zondheid, de Infectieziektewet en de Quarantainewet zijn in die wet opgegaan en als aparte wetten ingetrokken.
In de Wet Publieke Gezondheid staat over de taken van de publieke gezondheidszorg vermeld dat het college van
burgemeester en wethouders de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke ge-
zondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij
ongevallen en rampen bevordert.
• het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking;
• elke 4 jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota Lokaal gezondheidsbeleid, analyseren van de gezond-
• het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen;
• het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s
voor de gezondheidsbevordering.
Deze thema’s moeten ook tenminste in een gemeentelijke nota gezondheidsbeleid aan bod komen. Hiervoor
wordt een cyclus van 4 jaar vastgesteld. Met de uitgangspunten van de gemeentelijke nota lokaal gezondheids-
beleid wordt aansluiting gezocht met de nota van het ministerie van VWS waarin de landelijke prioriteiten zijn vast-
gesteld op het gebied van de publieke gezondheidszorg.
In hoofdstuk 2 van de Wpg worden ook de gemeentelijke verantwoordelijkheid en de taken hierin voor de jeugd-
gezondheidszorg, de ouderengezondheidszorg en de infectieziektebestrijding omschreven.
In het kader van de Wpg zijn veel taken en verantwoordelijkheden op het gebied van de collectieve preventie in
medebewind gegeven aan gemeentelijke overheden. De bedragen die daarbij horen, zijn in het Gemeentefonds
1. Medische milieukunde: onderzoek, advisering en signalering op het terrein van milieu en gezondheid.
2. Technische hygiënezorg: hygiënezorg voor kindercentra en basisscholen, verordeningen voor technische
hygiëne bij tatoeage- en piercingstudio’s, grote evenementen, seks- en relaxhuizen en instellingen die vallen
onder de Wet op de jeugdhulpverlening.
3. Infectieziektenbestrijding: onderzoek, bron- en contactopsporing en preventie in het kader van infectieziekten,
zoals seksueel overdraagbare aandoeningen en tuberculose.
4. Jeugdgezondheidszorg (0-19 jaar): monitoring en signalering, gezondheidsvoorlichting, vaccinatie, screening,
onderkenning van gezondheidsbedreigende factoren in sociale en fysieke omgeving en advisering hierover.
5. Bevorderingstaken, te weten:
- Epidemiologie: het verzamelen en analyseren van gegevens betreffende de gezondheidssituatie van de be-
- Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen: het gaat hierbij om een coördinerende en
Integrerende taak van de gemeente, de GGD heeft hierin een adviestaak.
- Gezondheidsbevordering: het op basis van inzicht in de gezondheid van de bevolking (laten) uitvoeren van
- Bevolkingsonderzoeken: het (laten) oproepen van de groepen vrouwen die in aanmerking komen voor deel-
name aan onderzoek naar borstkanker en baarmoederhalskanker.
Genoemde taken heeft de gemeente geheel opgedragen aan de GGD Brabant-Zuidoost en aan de Stichting Zuid-
Zorg (0-4 jarigen zorg). Zie ook Bijlage 2.
Op 1 juli 2010 is artikel 5a van de Wet publieke gezondheid in werking getreden.
In artikel 5a staat dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de ouderengezondheidszorg voor inwoners vanaf
De taken die hieruit voortkomen voor gemeenten zijn:
- het monitoren van (ontwikkelingen in de) gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderen-
- het inschatten van de behoeften aan zorg
- het vroegtijdig opsporen en preventie van specifieke stoornissen als comorbiditeit
- het geven van voorlichting, advies instructie en begeleiding
- het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
Het is aan gemeenten om de verdere invulling van bovenstaande taken uit te voeren.
1.3.2. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Sinds 1 januari 2007 is de Wmo van kracht. Het maatschappelijke doel van de Wmo is meedoen. Deelname
van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden.
En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente.
Het eindperspectief van de Wmo is een samenhangend lokaal beleid op het gebied van de maatschappelijke
onderSteuning en op aanpalende terreinen, zoals de Openbare Geestelijke GezondheidsZorg (OGGZ). Voor
mensen die langdurige, zware zorg nodig hebben, blijft hulp vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten
Gemeenten fungeren als vangnet voor groepen die op een of andere wijze buiten de boot dreigen
te vallen: zorgmijders, slachtoffers van vervuiling, verwaarlozing of mishandeling; verslaafden,
dak- en thuislozen en illegalen. Deze taak maakt deel uit van de OGGZ. Vanwege de relatie met maatschappe-
lijke opvang, verslavingsbeleid en vrouwenopvang, een prestatieveld in de Wmo, is de Oggz overgeheveld van
In algemene zin kunnen preventie van gezondheidsproblemen (= het doel van de Wet publieke gezondheid),
en maatschappelijke participatie (= het belangrijkste doel van de Wmo), elkaar versterken.
De belangrijkste raakvlakken tussen de Wmo en taken uit de Wpg zijn:
- De uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (Wpg) en prestatieveld 2 van de Wmo: op preventie gerichte
ondersteuning bieden aan jongeren met opgroeiproblemen en ouders met opvoedproblemen.
- Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (Wpg) en prestatieveld 3 (Wmo): het geven van informatie, advies
en cliëntondersteuning (lokale loketten).
- Epidemiologisch onderzoek (Wpg) levert belangrijke beleidsinformatie op, ook voor de uitvoering van de
- Bevorderen van afstemming tussen preventie, cure en care (Wpg) en de prestatievelden 5 (bevorderen
maatschapPelijke participatie en zelfstandig functioneren van mensen met een beperking) en 6 (verlenen
van voorzieningen aan mensen met beperkingen) van de Wmo.
De prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo welke gaan over het bieden van maatschappelijke opvang, bevor-
deren van Openbare Geestelijke Gezondheid (OGGZ) en bevorderen van verslavingsbeleid worden uitgewerk-
ten vorm gegeven in/vanuit het Wmo-beleidsplan van de gemeente Oirschot. In deze nota laten we die drie
prestatievelden buiten beschouwing.
1.4. Samenhang met andere beleidsterreinen: integraal en inclusief beleid
Gezondheid beperkt zich niet tot één beleidsterrein; binnen diverse gemeentelijke beleidsterreinen spelen
gezondheidsaspecten een rol. Naast het inventariseren van de door de gemeenteraad gekozen speerpunten
die opgepakt moeten worden binnen lokaal gezondheidsbeleid is het dus van belang andere beleidsterreinen
door te nemen op aspecten die van belang zijn voor de volksgezondheid. De gemeente Oirschot kiest voor
Inclusief beleid wil zeggen dat de gezondheid van de Oirschotse burger vanuit diverse beleidsterreinen aan-
dacht krijgt en dat daarbij rekening wordt gehouden met alle inwoners, dus ook met de bijzondere doelgroepen.
Deze bijzondere doelgroepen kunnen zijn: jeugd (0-23 jaar), ouderen (65 jaar en ouder), gehandicapten en/of
mensen met een lage sociaal-economische status.
“Integraal” betekent dat het aspect gezondheid deel uitmaakt van het beleid van andere sectoren, beleid dat
buiten de strikte gezondheidssfeer valt. Integraal gezondheidsbeleid is erop gericht verschillende factoren die
van invloed zijn op gezondheid in samenhang aan te pakken. Dit vraagt, meer dan nu het geval is, samenwer-
king en afstemming in en tussen meerdere clusters en sectoren van de gemeente Oirschot.
We noemen hier enkele beleidsterreinen:
Op 25 november 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Integraal Jeugdbeleid 2009 t/m 2012 vastgesteld. In
die nota is aandacht voor de onderwerpen die in het kader van de prestatievelden van de Wmo aan de orde
a. Gevraagd en ongevraagd voorzien in de behoefte van ouders, hun kinderen, jongeren en verenigingen aan
informatie (incl. voorlichting) en advies over opvoeden en opgroeien.
b. Vroegtijdig signaleren van problemen van jeugdigen en opvoeders.
c. Komen tot een snelle en juiste verwijzing van ouders en kinderen door beroepskrachten naar de juiste hulp-
d. Licht pedagogische hulp bieden aan ouders, gezinnen en (sport)verenigingen waar problemen zijn of
e. Voorkomen dat kinderen met problemen tussen wal en schip vallen door een goed georganiseerde coör-
Beleid op het gebied van Werk en Inkomen
De minder goede gezondheid van mensen met een lage sociaal-economische status komt voor een deel
door het verhoogd voorkomen van gezondheidsrisico's. Personen met een lage sociaal economische status
hebben een minder gezonde leefstijl: roken en drinken meer, eten minder groenten en fruit en bewegen min-
der. Ook zijn materiële omstandigheden (woon- en werkomstandigheden) vaak minder gunstig voor de ge-
zondheid. Leefstijl en materiële omstandigheden hebben zowel afzonderlijk als in combinatie een effect op
de gezondheidsverschillen. Daarnaast spelen nog nadelige, psychosociale effecten hierin een rol.
Beleid op het gebied van werk en re-integratie is gericht op empowerment van burgers. Empowerment leert
mensen verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen situatie door het versterken van de capaciteiten om
greep te krijgen op de eigen situatie. Zo biedt het hebben van een betaalde baan een betere startpositie om
gezond(er) te leven. Mensen die werken bewegen namelijk meer, hebben meer perspectief voor de toekomst
(ook psychisch) en hebben een beter inkomen.
Ruimtelijke ordening, verkeersveiligheid en integrale wijkontwikkeling
Sociale en fysieke omstandigheden beïnvloeden de gezondheid, zowel rechtstreeks als via de leefstijl van
burgers. Veel van die omstandigheden zijn echter niet te beïnvloeden door alleen gezondheidsbeleid. Zo zijn
de mogelijkheden voor kinderen om buiten te spelen afhankelijk van ruimtelijke ordening of verkeersbeleid.
Bij de aanleg en inrichting van nieuwe wijken, aanpassing van bestaande wijken en inrichting van speelplaat-
sen op school willen we nadrukkelijk rekening houden met aspecten die de gezondheid van burgers kunnen
verbeteren. Bij de planvorming willen we vanuit gezondheidsperspectief naar de inrichting van nieuwe bestem-
De gemeente is de aangewezen partij om de regie te voeren over het lokale gezondheidsbeleid. Zij is in de
positie om met lokale of regionale partners in overleg te treden. Bovendien staat het lokale bestuur in tegen-
stelling tot de provinciale of landelijke overheid, dicht bij de burgers en de lokale situatie. De gemeente kan
zowel intern als extern de regie voeren over de diverse gemeentelijke clusters en lokale/regionale instellingen
en organisaties. Deze regierol bestaat uit 5 activiteiten, aangeduid met de 5 S-en:
1. Stimuleren (politiek-bestuurlijk initiatief). De gemeente stelt zich actief op te midden van haar partners op
2. Situeren (kennis van het netwerk). De gemeente is op de hoogte van de sterken en zwakke kanten van het
netwerk en van de bestaande initiatieven op dit beleidsterrein.
3. Steun creëren (organisatie van de participatie). De gemeente betrekt andere partijen bij haar initiatieven
en creëert op deze manier draagvlak. In samenwerking met partners worden doelen geformuleerd. Zowel
de uitvoerders als de doelgroep worden bij de initiatieven betrokken.
4. Structureren (het vormen, onderhouden en veranderen van het netwerk). De gemeente vormt en onder-
houdt relaties met en tussen partijen, maakt afspraken en stelt regels.
5. Sturen (het geven van richting). De gemeente stimuleert samenwerking, beloont betrokkenen en geeft
Deze nota beoogt een helder beleidskader te zijn voor alle lokale en regionale partijen die betrokken zijn bij
de uitvoering. Deze nota moet hét spoorboekje zijn voor de uitvoering van het lokaal gezondheidsbeleid. Wat
is onze visie, wat zijn onze prioriteiten, wat gaan we doen, wanneer gaan we dat doen en wat mag dat kosten?
Door dit vooraf kenbaar te maken aan de ketenpartners is het voor hen eenvoudiger om eigen beleid af te
stemmen op de wensen en eisen van de gemeente.
1.6. Totstandkoming van de nota.
Deze nota is in goede en nauwe samenwerking met de GGD Brabant-Zuidoost tot stand gekomen.
Op 15 september 2009 heeft de gemeenteraad van Oirschot tijdens een werkbijeenkomst op basis van
een startnotitie vijf speerpunten/thema’s op het terrein van het lokaal gezondheidsbeleid voor de komende
4 jaren bepaald (zie hoofdstuk 4).
Daarnaast zijn diverse lokale en regionale instellingen en organisaties op verschillende manieren betrok-
ken geweest, tijdens een themabijeenkomst (op 5 november 2009).
De door de gemeente ingestelde Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/Wmo, met daarin vertegenwoor-
digers van verschillende professionele organisaties die direct betrokken zijn bij gezondheidsbeleid, heeft de
eerste concepten van de nota becommentarieerd en geadviseerd (in 2010). Met name de organisaties die in
de adviesgroep participeren hebben in meer of mindere mate elk een rol in het oppakken van de speerpunten
op het gebied van gezondheid en we betrekken hen ook uitdrukkelijk bij de uitvoering ervan.
In de periode van 4 t/m 31 mei 2011 heef de concept-nota voor eenieder ter inzage gelegen en is de nota
naar een aantal bij gezondheidsbeleid betrokken instellingen gestuurd. Eenieder (incl. de betrokken instel-
lingen) zijn in de gelegenheid gesteld reacties kenbaar te maken binnen genoemde periode. Het Jongeren
Panel Oirschot en de WMO Adviesraad hebben daarop gereageerd. Die reacties zijn verwerkt in één over-
zicht met daarbij de gemeentelijke reacties (bijlage 4). De ingekomen reacties hebben op enkele onderdelen
Hoofdstuk 2 Hoe gezond is Oirschot?
Huidige gezondheidssituatie van de burgers in Oirschot.
In het kader van de Wpg verzamelt en analyseert de GGD elke vier jaar gegevens omtrent de gezondheidssituatie
van de verschillende bevolkingsgroepen. Dat houdt in dat elk jaar een andere groep wordt onderzocht; de meest
recente monitors betreffen de jeugd van 12 t/m 18 jaar (2007-2008), de jeugd van 0 t/m 11 jaar (2008-2009), de
volwassenen van 19 t/m 64 jaar (2009-2010) en de ouderen vanaf 65 jaar (2009-2010).
De GGD verzamelt de gegevens door steekproefsgewijs met schriftelijke of digitale vragenlijsten. Bij de vier recente
onderzoeken zijn tussen de 365 en 485 respondenten in deze gemeente benaderd De gegevens worden getoetst
aan nationale gegevens en gegevens van eerdere monitors. De verzamelde gegevens van de gezondheidsmonitors
worden veelal gerapporteerd in tabellenboeken en een samenvatting en zijn de bij de GGD op te vragen. Bij de be-
schrijving van de resultaten beperken de interpretaties van de GGD zich vooral tot het beschrijven van de huidige situ-
atie in de gemeente, mogelijke significante verschillen met de regio en trends.
De uitkomsten van de monitors leveren een schat aan informatie op voor het gemeentelijk beleid. Niet alleen het
gezondheidsbeleid, maar ook het jeugdbeleid, ouderen- en gehandicaptenbeleid en het beleid ten aanzien van de
WMO kan de regionale en lokale cijfers als input gebruiken.
Naast de uitkomsten uit de monitors van de GGD hebben we de resultaten van het onderzoek dat het Jongeren-
panel Oirschot in maart 2008 onder jongeren heeft gehouden (2975 enquêtes verstuurd; respons 790 = 26 %)
In bijlage 3 wordt een opsomming gegeven van de belangrijkste resultaten op het gebied van gezondheid en
welzijn van de monitors in de afgelopen vier jaar, gegroepeerd naar thema en leeftijdsgroep. Waar mogelijk zijn
de resultaten vergeleken met eerder onderzoek om eventuele trends op te sporen.
Wanneer we ons concentreren op de speerpunten zoals die door de gemeenteraad zijn vastgesteld, dan vallen
vanuit de GGD-monitoren de volgende zaken in ongunstige zin op:
Voeding en overgewicht, diabetes
• In alle leeftijdsgroepen voldoet een aanzienlijk deel niet aan de aanbevelingen voor groente- en fruitconsumptie.
• Van alle volwassenen voldoet 72% niet aan de aanbeveling voor groente- en 75% niet aan de aanbeveling voor
• Van alle ouderen voldoet 73% niet aan de aanbeveling voor groente- en 60% niet aan de aanbeveling voor fruit-
consumptie. Deze percentages zijn hoger dan in de regio; respectievelijk 68% en 55%.
• Van de kinderen vanaf 2 jaar heeft 10% overgewicht in Oirschot. Bij 3% is zelfs sprake van obesitas.
• In de regio Zuidoost Brabant kampt bijna één op de tien jongeren van 12-18 jaar met overgewicht. In Oirschot
geldt dat ook voor 9% van de jongeren. Bij 1% is zelfs sprake van obesitas.
• In Oirschot heeft 45% van de volwassenen overgewicht. Dat is hetzelfde als in de regio (45%) en vergelijkbaar
met het percentage in Oirschot in 2005 (47%). De groep mensen met obesitas (10%) is in Oirschot ook verge-
lijkbaar met de regio (11%) en was voor Oirschot in 2005 ook 10%..
• Van de ouderen heeft 61% overgewicht. Van hen heeft 15% ernstig overgewicht/obesitas. Deze percentages
zijn vergelijkbaar met de situatie in de regio en de cijfers uit 2006. Ondergewicht komt bij 2% van de ouderen
• Geen van de ondervraagde kinderen in Oirschot heeft diabetes. In de regio lijdt 0,4% van de kinderen aan deze
ziekte. Ook het aantal jongeren met diabetes mellitus is nagenoeg nihil.
• Het percentage loopt op met de leeftijd: in Oirschot heeft 12% van de ouderen diabetes, hetgeen vergelijkbaar
• Eén op de drie volwassenen (32%) voldoet niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. In de regio voldoet
38% niet aan deze norm. 42% van de volwassenen in Oirschot sport minder dan 1 keer per week. Dit is vergelijk-
• Ruim één op de drie ouderen (38%) voldoet niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Deze cijfers zijn
vergelijkbaar met de situatie in 2006. Oirschot wijkt niet af van de regio.
• Hoewel het gebruik van alcohol door jongeren tot 16 jaar wordt afgeraden, heeft een kwart (23%) van de 12-15
jarigen in Zuidoost-Brabant de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek alcohol gedronken. Onder de Oirschot-
se jongeren bevinden zich méér drinkers dan in de regio en ze drinken ook meer alcohol. Van alle 12-18 jarigen
in Oirschot dronk meer dan de helft (58%) de afgelopen 4 weken alcohol (regio: 48%). Een groep van 9% heeft
zelfs meer dan 20 glazen per week gedronken (regio: 6%). Bijna de helft van de Oirschotse jongeren (44%) drinkt
bij één gelegenheid wel 5 glazen of meer (regio 34%). Ook de leeftijd van het eerste glas alcohol ligt in Oirschot
lager; maar liefst 27% van de jeugd drinkt zijn eerste glas op een leeftijd van 12-13 jaar (in de regio 20%).
• Het alcoholgebruik door volwassenen in de gehele regio is al relatief hoog; Oirschot steekt daar nog ongunstiger
bij af. Van de volwassenen in Oirschot voldoet 43% niet aan de norm verantwoord alcoholgebruik. In de regio zuid-
oost Brabant is dit percentage lager: 36%. 13% van de volwassen in Oirschot drinkt 'overmatig' en 13% is pro-
• Er zijn ook jongeren die de afgelopen 4 weken drugs gebruikt hebben; het gaat dan om circa 4% van de 12-18
jarigen. Het betreft vooral het gebruik van wiet of hasj. Van het gebruik van harddrugs is nauwelijks sprake,
althans dat blijkt niet uit de onderzoeken van de GGD. Drie procent van de jongeren geeft aan, gelijktijdig drugs
en alcohol te hebben gebruikt. Druggebruik komt met name voor in de groep van 16-18 jaar (7%) en in mindere
mate in de jongere groep (1%).
• Door 8% van de jongeren worden dagelijks sigaretten gerookt; 5% rookt wel, maar niet dagelijks.
• Het aantal volwassenen dat in 2009 rookt is 24%. Dit is vergelijkbaar met 2005 (23 %) en de regio.
• 11% van de ouderen rookt. Dit is vergelijkbaar met de regio.
Sociale weerbaarheid en psychische gezondheid
• Vijf procent van de jongeren van 12-18 jaar in Oirschot zegt afgelopen 3 maanden regelmatig gepest te zijn; 1%
• Drie procent geeft aan in het afgelopen jaar digitaal gepest te zijn en 1% heeft anderen gepest. In totaal is 29%
vervelend bejegend of lastig gevallen op internet.
• Ten opzichte van 2003 zijn en in 2007 méér 12-17 jarigen die zeggen een ongewenste seksuele ervaring te heb-
• De psychosociale gezondheid van jongeren in Oirschot is over het algemeen goed te noemen. Toch vindt nog
dertien procent van de jongeren de eigen geestelijke gezondheid slecht; een stijging ten opzichte van 2003
(alleen vergelijkbaar voor de 12-17 jarigen; destijds oordeelde 3% ‘slecht’, in 2007 gestegen naar 12%). Meis-
jes beoordelen hun geestelijke gezondheid vaak slechter dan jongens. Vijf procent van alle jongeren heeft het
afgelopen jaar wel eens aan zelfmoord gedacht (maar geen poging ondernomen); in de regio is dit percentage
• 41% van de 19- t/m 64 jarigen uit Oirschot zegt matig t/m zeer ernstig eenzaam te zijn. 4% van de respondenten
in Oirschot geeft aan (zeer) ernstig eenzaam te zijn..
• Van de ouderen zegt 45% matig t/m zeer ernstig eenzaam te zijn. 7% is (zeer) ernstig eenzaam. Dit is vergelijk-
baar met de percentages in 2006 en met de cijfers in de regio.
Dit is vergelijkbaar met de cijfers in 2006 en met de regio.
• In Oirschot geeft 4% van de ouderen aan hulp te krijgen bij hun eenzaamheid (regio 6%). 4% van de ouderen
wil wel hulp maar krijgt die nog niet. Dit komt overeen met de regio.
Hoofdstuk 3 Welke visie en doelstellingen hebben we?
Een goede gezondheid is van belang om in de maatschappij in sociaal en economisch opzicht goed te kunnen
functioneren. Een goede gezondheid wordt door velen dan ook gezien als een groot goed.
Al sinds 1948 hanteert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de Verenigde Naties de volgende definitie
Gezondheid is een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet alleen de afwezigheid
Deze definitie wordt internationaal veel gebruikt en is algemeen geaccepteerd.
Op basis van deze definitie is een aantal factoren te onderkennen die gezondheid mede bepalen.
- Biologische en erfelijke factoren; leeftijd, geslacht en aanleg.
- Leefstijl en gedrag; voeding, beweging, middelengebruik.
- Sociale omgeving; gezin, familie, vrienden en sociaal-economische status.
- Leef- en woonomgeving; wonen, werken, milieu, recreatie.
- Zorgsysteem; aanwezigheid, toegankelijkheid, bereikbaarheid en kwaliteit.
In onze visie heeft lokaal gezondheidsbeleid met name betrekking op de algemene of maatschappelijke hulp- of zorgvraag, de gezondheidsfactoren sociale omgeving, leefomgeving en leefstijl en moet het zich richten op preventie en be-
"De gemeente Oirschot streeft met het lokaal gezondheidsbeleid naar het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van gezondheidsproblemen onder de inwoners en naar bescherming en bevordering van het lichamelijk, geestelijk
en sociaal welbevinden van de inwoners, waarbij leefstijl en gedrag, sociale en fysieke omgeving en zorgvoorzieningen mede van invloed zijn.”
1. Bevorderen dat alle inwoners optimale kansen op gezondheid hebben;
2. Bevorderen dat alle relevante sectoren (binnen en buiten de gemeenten) bijdragen aan het vergroten van de kansen
Vergroten van de betrokkenheid van de Oirschotse burgers bij de eigen gezondheid.
Door middel van alledaagse voorbeelden en eenvoudige acties wordt ouders en kinderen duidelijk gemaakt dat ze zelf grote invloed kunnen hebben op de eigen gezondheid. Voorbeelden zijn: voorlichting over gebruik genotmidde-
Bevorderen van een gezonde sociale infrastructuur wat wil zeggen: zorgen dat allerlei instanties (zoals zorgverleners, het welzijnswerk, scholen) een bijdrage leveren aan verbetering van de volksgezondheid. Voorbeeld is het
laten participeren van de door de gemeente ingestelde Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/WMO met daaraan gekoppeld werkgroepen met verschillende bezettingen.
Hoofdstuk 4 Welke Speerpunten pakken we aan?
Artikel 4.1 Landelijke speerpunten
Het ministerie van VWS heeft op basis van de belangrijkste gezondheidsproblemen en aanvullende criteria in de nota “Kiezen voor gezond leven” de landelijke speerpunten voor de collectieve preventie aangegeven voor de jaren
2007 t/m 2010. Voor de jaren 2011 t/m 2014 zijn deze speerpunten gehandhaafd, zij het dat het speerpunt depressie omgebogen wordt naar meer aandacht voor angststoornissen en fobieën.De speerpunten zijn:
• Overgewicht (bewegen en voeding)
Op 1 juli 2010 artikel 5 a van de wet publieke gezondheid betreffende “preventieve gezondheidszorg voor ouderen” in werking getreden. De gemeente moet op basis van dit artikel zorg dragen voor monitoring, signaleren en voor-
komen van gezondheidsproblemen bij ouderen.
Gelet daarop is dit speerpunt door de gemeente toegevoegd.
De speerpunten zijn richtinggevend voor de prioriteiten binnen het lokale gezondheidsbeleid in gemeenten. Door middel van handleidingen worden gemeenten op elk van de genoemde onderwerpen ondersteund om hiervoor
concrete activiteiten te gaan opzetten. De manier waarop en de mate waarin gemeenten met deze 5 speerpunten aan de slag gaan, is een beleidsvrijheid voor gemeenten. Wel zal de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op
basis van indicatoren nagaan of de kwaliteit van de openbare gezondheidszorg voldoende is. Blijken er volksgezondheidsproblemen te zijn, dan gaat de inspectie na in hoeverre een gemeente met anderen die problemen ade-
Artikel 4.2 Achtergrond en overwegingen bij de gemeentelijke speerpunten
Op basis van de gezondheidssituatie van de Oirschotse inwoners (onderzoeken van de GGD) en de speerpunten
van het ministerie van VWS heeft de gemeenteraad van Oirschot op basis van een Startnotitie LGB van burgemee-
ster en wethouders op 15 september 2009 gekozen voor vijf speerpunten voor het lokaal gezondheidsbeleid voor
de jaren 2011 t/m 2014. Deze speerpunten zijn genoemd onder 4.3. Later is daar het speerpunt “preventie gezond-
heidszorg voor ouderen” aan toegevoegd.
De gemeenteraad heeft ervoor gekozen om de komende periode geen of minder aandacht te besteden aan de
thema’s: depressie, soa's / seksueel risicogedrag en binnenmilieu (loopt via het onderwijsbeleid/Lokaal Educa-
tieve Agenda). Ook die thema’s waren in de startnotitie opgenomen.
De keuzes zijn gebaseerd op de volgende criteria en overwegingen:
• Ernst en/of omvang van het gezondheidsprobleem op basis van de landelijke cijfers (bijvoorbeeld CBS) of loka-
le analyse van de gezondheidssituatie (GGD-monitoren). Ook de trends en ontwikkelingen maken hiervan onder-
• Sterke relatie van de risicofactor met gezondheid
• Aansluitend bij landelijke prioriteiten (nota “Kiezen voor gezond leven”);
• Mogelijkheden van een doelmatige en effectieve aanpak binnen het gemeentelijk beleid;
• Grote (maatschappelijke) gevolgen voor gebruik van medische voorzieningen en arbeidsdeelname;
• Significant negatief afwijkend Oirschot versus regio of Nederland;
• Draagvlak bij betrokken organisaties/instellingen;
• Politieke gevoeligheid/ tijdgeest;
De speerpunten voor de komende jaren zijn niet allesomvattend op het gebied van lokaal gezondheidsbeleid.
Uit de Wpg vloeit een aantal taken voort waarvoor de gemeente in ieder geval zorg moet dragen: epidemiologie,
gezondheidsbevordering, bevolkingsonderzoeken, medische milieukunde, technische hygiënezorg, infectieziek-
tebestrijding en jeugdgezondheidszorg. Deze taken worden reeds structureel uitgevoerd, hetzij door de GGD,
hetzij door andere instellingen (zoals Zuidzorg voor de jeugdgezondheidszorg voor 0-4 jarigen). Gelet op de
wettelijke verplichting zullen deze activiteiten ook de komende jaren worden gecontinueerd.
Artikel 4.3 4.3. Speerpunten gemeente Oirschot voor de jaren 2011 t/m 2014
De speerpunten binnen het lokaal gezondheidsbeleid voor de jaren 2011 t/m 2014 van de gemeente Oirschot
• Overgewicht (incl. gezonde voeding en diabetes): het voorkomen van het ontstaan van overgewicht alsmede
het voorkomen dat mensen die al overgewicht hebben verder toenemen in gewicht. Hierbij staat een goede
balans tussen de energie-inname (voeding) en energieverbruik (lichamelijke activiteit) centraal. Diabetes is
vaak een gevolg van slecht eetgedrag en/of overgewicht.
• Schadelijk alcoholgebruik: In aansluiting op het project “Laat je niet flessen!” opschuiven van de startleeftijd
van alcoholgebruik en afname van (openbare) dronkenschap in het gehele publieke domein.
• (Stoppen met) roken: het voorkomen van beginnen met roken, het voorkomen van meeroken en het stimule-
ren en ondersteunen van stoppen met roken.
• Druggebruik: in kaart brengen van de problematiek rondom drugsgebruik en handel in drugs onder jongeren
en vervolgens de aanpak van het gebruik en handel in drugs.
• Sociale Redzaamheid(+ voorkoming vereenzaming): ouders en onderwijs helpen kinderen op te groeien tot
weerbare kinderen met weerbaarheidstrainingen of sociale vaardigheidstrainingen voor kinderen. Want een
ouder kan nog zo zijn best doen, soms maakt het karakter van het kind het moeilijk om het kind te helpen
• Preventie gezondheidszorg voor ouderen. Onder dit thema besteedt de gemeente o.a. aandacht aan “preven-
tie eenzaamheid bij ouderen” en “Meer Bewegen voor Ouderen”.
Uitwerking van de speerpunten Lokaal Gezondheidsbeleid
De speerpunten binnen het lokale gezondheidsbeleid van de gemeente Oirschot worden hier op hoofdlijnen uitgewerkt.
In de praktijk zal de verdere uitwerking van de plannen en de uitvoering van deze speerpunten plaatsvinden in overleg met de betrokken organisaties.
Dit betekent dat in vervolg op deze nota uitvoeringsplannen komen (besluitvorming door het college), waarin specifieker en gedetailleerder aangegeven wordt wat de gemeente gaat doen op elk van de speerpunten. Dit zal een uitwerking zijn van het 'plan van aanpak' (zie onder de verschillende thema’s
die in dit hoofdstuk genoemd worden).
De door de gemeente ingestelde Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/WMO krijgt daarbij als taak samen met de gemeente per thema met werk-
groepen tot uitvoeringsplannen te komen.
De leden van die adviesgroep hebben op 1 juli 2010 en later in dat jaar nog eens aangegeven dat zij die taak graag oppakken en vorm geven.
Artikel 5.1 Overgewicht, gezonde voeding en diabetes
Een goede gezondheid is van belang om in de maatschappij in sociaal en economisch opzicht goed te kunnen
functioneren. Een goede gezondheid wordt door velen dan ook gezien als een groot goed.
Al sinds 1948 hanteert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de Verenigde Naties de volgende definitie
Gezondheid is een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet alleen de afwezigheid
Deze definitie wordt internationaal veel gebruikt en is algemeen geaccepteerd.
Op basis van deze definitie is een aantal factoren te onderkennen die gezondheid mede bepalen.
- Biologische en erfelijke factoren; leeftijd, geslacht en aanleg.
- Leefstijl en gedrag; voeding, beweging, middelengebruik.
- Sociale omgeving; gezin, familie, vrienden en sociaal-economische status.
- Leef- en woonomgeving; wonen, werken, milieu, recreatie.
- Zorgsysteem; aanwezigheid, toegankelijkheid, bereikbaarheid en kwaliteit.
Overgewicht is wereldwijd een explosief groeiend probleem. In 1980 had 1 op de 15 kinderen van 4 tot
14 jaar overgewicht, in 2004 was dit al 1 op de 5 kinderen. Overgewicht komt meer voor bij mensen met
een lage sociaal economische status.
Mensen met obesitas (gevaarlijk overgewicht) leven minder lang en vooral langer in slechtere gezond-
heid. Met overgewicht lopen mensen meer kans op fysieke problemen, zoals diabetes, hart- en vaatziek-
ten, maar ook op sommige vormen van kanker en aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Mensen
met overgewicht hebben vaak een negatief stempel en kunnen daarmee psychische klachten krijgen of
in een sociaal isolement raken.
De minister van VWS heeft samen met de minister van OCW in januari 2005 een convenant gesloten met
een aantal belangrijke partijen: de levensmiddelenindustrie, de horeca, de cateraars, de supermarkten,
de zorgverzekeraars, de werkgevers en de georganiseerde sport. De ondertekenaars pakken ieder op
hun manier overgewicht in Nederland aan.
Gemeenten hebben lokaal de regie bij het bevorderen van de gezondheid van burgers. Veel gemeenten
hebben echter nog geen goed netwerk voor een gezamenlijke aanpak. Het landelijk gesloten “Convenant
Overgewicht” is een goede basis voor een betere lokale aanpak. De lokale ‘vertaling’ van het convenant
is inmiddels ook onderdeel van een nieuwe Handleiding Preventie van Overgewicht in Lokaal Gezondheids-
beleid. Deze handleiding is ontwikkeld door het Voedingscentrum in nauwe samenwerking met landelijke
partners, gemeenten en GGD’en.
Voeding kan een belangrijke rol spelen bij het ontstaan en bij het voorkómen van ziekten. Bij een gezond
voedingspatroon leven Nederlanders gemiddeld twee jaar langer dan nu het geval is. Uit onderzoek van
het RIVM blijkt dat Nederlanders veel te weinig groenten en fruit eten. Ook is de vetzuursamenstelling van
de voeding niet optimaal. De onbalans tussen voeding en bewegen speelt een cruciale rol bij het ontstaan
van overgewicht. Op lokaal niveau zijn er voor een goed overgewichtbeleid diverse mogelijkheden om ge-
Dit thema heef een directe relatie met overgewicht.
In Nederland hebben meer dan 600.000 mensen diabetes, elk jaar komen er ruim 70.000 bij. De verontrustende
toename van (vooral ook jongere) diabetespatiënten, bedreigt de vitaliteit van de samenleving en heeft ook econo-
Aan het bestaande diabetesactieprogramma van de rijksoverheid wordt een nieuw programma toegevoegd, na-
melijk het nationaal diabetes preventie programma. De noodzakelijke samenhang tussen preventie en curatie in
dit diabetesprogramma vraagt ook om lokale betrokkenheid. Verschillende activiteiten dienen aan te sluiten bij de
jeugdgezondheidszorg of bij de lokale gezondheidsprogramma’s.
De landelijke signalen dat diabetes een toenemend probleem is lijkt door de regionale cijfers van de GGD niet
te worden bevestigd. Dit kan komen doordat de bevolkingsonderzoeken niet het meest geschikte instrument zijn
om diabetes te signaleren en te registreren.
Dit thema heef een directe relatie met overgewicht.
Onderzoek toont aan dat jongeren in Nederland de afgelopen decennia fors meer alcohol zijn gaan drinken.
Ouders zijn aan de ene kant steeds makkelijker als het gaat over het (toenemende) drankgebruik van hun
kinderen. Meestal kennen zij de schadelijke effecten van alcohol niet (of willen die niet weten).
Op het gebied van alcoholconsumptie door jongeren bezet Nederland een twijfelachtige eerste plaats in
Europa. Met alcohol als zodanig hoeft niets mis te zijn. Overmatig drinken heeft echter niet zelden verstrekkende,
schadelijke gevolgen, voor jongeren en voor de openbare orde. Bijna tweederde van de twaalfjarigen heeft al
alcohol gedronken. Los van de gezondheidsschade die dat, zeker bij jonge kinderen oplevert, geeft het ook veel
overlast. Schattingen geven aan dat tenminste 40 procent van het politieoptreden in de weekeinden te maken
heeft met drankgebruik. Ruim 27 procent van alle geweldsdelicten gaat met alcohol gepaard. Meer dan vijf pro-
cent van de burgers heeft overlast van dronken personen op straat. Bovendien s 25–30 procent van de verkeers-
Chronisch teveel alcohol beschadigt op den duur alle organen die direct bij de opname en verwerking van alcohol
betrokken zijn, zoals de maag, de lever en de alvleesklier. Ook de hersenen, het zenuwstelsel en het immuunsy-
steem lijden onder aanhoudend misbruik. Teveel drinken verhoogt bovendien het risico op hoge bloeddruk en
daarmee op beroerten en bepaalde hartziekten. Diverse onderzoeken laten een verband zien tussen overmatig
alcoholgebruik en kanker aan de mond, keel en slokdarm, vooral bij drinkers die ook roken.
Overmatig gebruik verhoogt ook het risico op kanker aan de lever en de dikke darm. Vrouwen die veel drinken
krijgen vaker borstkanker dan vrouwen die niet drinken. Bij de meeste negatieve effecten neemt het risico op scha-
de toe, naarmate men méér drinkt. De schade hangt mede af van de groep waartoe men behoort. Jongeren en
Fors alcoholgebruik op jonge leeftijd kan leiden tot acute alcoholvergiftiging en op langere termijn tot schade
aan de hersenen. Die zijn immers nog in de groei. Uit onderzoek blijkt ook dat wie jong begint met het drinken
van alcohol, op latere leeftijd een verhoogd risico op alcoholproblemen heeft. Tenslotte heeft alcoholgebruik
gevolgen voor de vruchtbaarheid van zowel mannen als vrouwen en bij zwangere vrouwen zelfs gevolgen voor
de ontwikkeling van het ongeboren kind.
Roken is nog steeds de belangrijkste vermijdbare (onnodige) doodsoorzaak in Nederland. Jaarlijks sterven
ruim 20.000 Nederlanders aan acht ziektes die met roken te maken hebben. Ongeveer 90 procent van alle
Circa 30 procent van alle kanker is het gevolg van roken. Bij hart- en vaatziekten is dat ongeveer 20 procent.
Meeroken (passief roken) leidt in Nederland jaarlijks naar schatting tot (circa) tien gevallen van wiegendood,
enkele honderden doden door longkanker, enkele duizenden sterfgevallen door hartaandoeningen en vele
tienduizenden (meer of minder ernstige) luchtwegaandoeningen bij kinderen.
Stoppen met roken geeft direct resultaat en zorgt ervoor dat mensen langer gezond leven. Als je stopt met
roken op je 30ste kun je tien jaar langer leven, op je 40ste levert dat negen jaar op, op je 50ste zes en op je
60ste drie jaar. Rokers die blijven roken, verliezen in vergelijking met niet-rokers gemiddeld tien jaar van
hun even. Europese landen die meer en steviger maatregelen hebben genomen, hebben veel minder rokers.
Cannabisproducten (hasj, marihuana) zijn in vergelijking met de gezondheidsrisico’s van alcoholgebruik
en roken relatief onschuldig. Ze hebben geen sterk verslavende werking, waarmee niet is gezegd dat soft-
drugs niet verslavend kunnen worden.
Harddrugs (heroïne, cocaïne, amfetamine, XTC, etc) zijn doorgaans schadelijker voor de gezondheid dan
cannabis. Harddrugs zijn vaak sterk verslavend, sommige drugs zowel lichamelijk als geestelijk (zoals
heroïne) en andere waarschijnlijk alleen geestelijk (zoals cocaïne). In zijn algemeenheid is alcohol een
aanzienlijk groter probleem dan druggebruik, maar het gebruik van drugs is eigenlijk geen onderdeel van
onze cultuur en dus niet geaccepteerd. De angst bij ouders dat hun kinderen drugs gaan gebruiken is
over het algemeen groter dan dat hun kinderen alcoholische dranken nuttigen. Die angst vraagt om bijzon-
dere aandacht van de gemeente in de preventieve sfeer, maar ook in de repressieve sfeer.
5.5. Sociale weerbaarheid (incl. voorkoming eenzaamheid)
Maakt u zich ook wel eens zorgen over het toenemend geweld in onze samenleving? Als u weer een berichtje
in de krant leest over mishandeling denkt u dan ook wel eens: “Als mijn kind dat maar niet overkomt”? Vindt u
het ook belangrijk dat kinderen leren op te komen voor zichzelf zonder anderen te kwetsen?
In toenemende mate wordt duidelijk dat meisjes en jongens in onze samenleving worden bedreigd door
machtsmisbruik in allerlei vormen. Verwaarlozing, lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik worden
Ook pesten is onderkend als een ernstige vorm van machtsmisbruik waar één op de zes kinderen op de basis-
school mee wordt geconfronteerd.
Op zo’n moment is het goed als je als jongere weerbaar bent. We spreken van weerbaarheid wanneer een kind
op een passende manier voor zichzelf op durft te komen, zonder daarbij anderen te schaden of respectloos te
behandelen. Een kind dat weerbaar is, is in staat zijn of haar grenzen te bewaken. En het kind kan zichzelf ver-
dedigen en durft een eigen mening te hebben. Ook zien we dat kinderen die goed weerbaar zijn, ook voor ande-
ren durven op te komen, zelfstandig zijn maar ook om hulp durven te vragen, om kunnen gaan met kleine tegen
slagen en hun eigen grenzen kennen en respecteren.
Weerbaarheid werkt preventief. Het voorkomt machtsmisbruik of geweldservaringen en de kans is groter dat het
geweld stopt als je effectief reageert. En weerbare kinderen kunnen ook beter ‘nee’ zeggen tegen allerlei verlei-
dingen zoals genotmiddelen en ongezonde happen. Sommige jongeren zijn van nature weerbaar, anderen kunnen
daarbij best wat hulp gebruiken.
Ouders en onderwijs helpen kinderen op te groeien tot weerbare kinderen. Maar soms is er toch wat hulp van
buiten af nodig in de vorm van een weerbaarheidstraining of een sociale vaardigheidstraining voor kinderen.
Want een ouder kan nog zo zijn best doen, soms maakt het karakter van het kind het moeilijk om het kind te
helpen weerbaar te worden. Ook ouders hebben soms een steuntje in de rug nodig bij de opvoeding van hun
Onder dit thema scharen we ook: seksueel risicogedrag, angststoornissen en fobieën.
Preventieve gezondheidszorg voor ouderen.
Op 1 juli 2010 is artikel 5 a van de Wet publieke gezondheid (Wpg) betreffende preventieve gezondheidszorg voor ouderen in werking getreden. Dit betekent dat gemeenten zorg moet dragen voor het monitoren, signaleren en voorkomen van gezondheidsproblemen bij ouderen. De gemeenten hebben van de Minister van VWS grote beleidsvrijheid gekregen bij het invullen van de taak. De gemeenten dienen zich te baseren op de lokale behoefte van ouderen en een passend aanbod tot stand te brengen. Daarbij rekening houdende met de voorzieningen die er al zijn zoals: huisartsen, thuiszorg en welzijnsvoorzieningen. Dit betekent dat gemeenten zich vooral kunnen richten op het verbinden en faciliteren van lokale initiatieven. De rijksoverheid koppelt aan de wettelijke verplichting geen extra financiële middelen.
Op 1 januari 2009 telde Nederland bijna 2,5 miljoen ouderen. Daarmee was 15 % van de bevolking ouder dan 65 jaar. 4 % van alle 65 +-ers was 80 jaar of ouder, wat neerkomt op 4 % va de bevolking. Het aantal ouderen neemt de komende decennia sterk toe. In 2020 3,4 miljoen 65 + ers en in 2050: 4,5 miljoen. 25 % van de totale bevolking is dan ouder dan 65 jaar.
Preventie gericht op ouderen heeft als doel om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig, onafhankelijk en gezond te houden. Gezond en succesvol ouder worden gaat niet alleen om het voorkómen en uitstellen van ziekte en sterfte, maar ook om de preventie van beperkingen in het functioneren, het voorkómen van verlies van zelfredzaamheid en het terugdringen van afhankelijkheid van de zorg.
Ook bij ouderen leveren gedragsveranderingen nog gezondheidswinst op. Zelfs als ouderen hun gedrag pas na hun 65e aanpassen blijkt dit nog effectief te zijn. Veel gezondheidsproblemen zijn mede het gevolg van een ongezonde leefstijl onder ouderen. De nadruk bij interventies voor ouderen ligt op de thema’s bewegen, gezonde voeding, valpreventie, depressie, eenzaamheid en decubitus. Verder is een groot aantal interventies gericht op de algemene gezondheid van ouderen (‘ageing well’ projecten).
Hoofdstuk 6 Wat hebben we nodig?
Voor een succesvolle ontwikkeling en uitvoering van lokaal gezondheidsbeleid is het noodzakelijk dat aan een
aantal voorwaarden wordt voldaan:
• Draagvlak: Professionele gezondheids- en welzijnsorganisaties hebben een belangrijke verantwoordelijkheid
waar het gaat om de inhoudelijke ondersteuning van (de hoofdlijnen van) het lokale gezondheidsbeleid. Er
dient bij deze organisaties voldoende draagvlak en personele capaciteit aanwezig te zijn om gezamenlijk invul-
ling te kunnen geven aan gezondheidsbevordering. De gemeente verwacht van deze organisaties een actieve
rol en met die organisaties waarmee de gemeente een bestaande relatie heeft (budgetovereenkomst, Gemeen-
schappelijke Regeling of subsidierelatie) worden afspraken gemaakt over hun rol in de uitvoering van het lokale
• Eigen verantwoordelijkheid: Hoewel het gezondheidsbeleid een aangelegenheid is van de gemeente, blijven
burgers in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun eigen gezondheid en (gezonde) leefwijze. Komt echter
de lokale gezondheid in het geding of zijn burgers niet in staat deze eigen verantwoordelijkheid te nemen, dan
zal het initiatief ook van de gemeente uit moeten gaan. Overigens is dit niet onverkort op elke burger van toepas-
sing. Er zijn burgers die als gevolg van sociaal-economische verschillen een gezondheidsachterstand hebben.
• Ambtelijke capaciteit: Om vanuit de regierol uitvoering te kunnen geven aan het lokale gezondheidsbeleid is vol-
doende ambtelijke capaciteit een vereiste. Niet alleen op het beleidsterrein lokaal gezondheidsbeleid zelf, maar
ook bij aanverwante beleidsterreinen zoals jeugd, openbare orde en veiligheid enz. Naar schatting gaat het dan
om gemiddeld 6 uren ambtelijke capaciteit per week voor gezondheidsbeleid en 2 uren voor de aanverwante be-
• Continuïteit en flexibiliteit in dienstenpakket GGD: In het dienstenpakket met de GGD zijn afspraken en keuzes
gemaakt over de inzet van de GGD op tal van (wettelijke) onderwerpen. Tijdens de kerntakendiscussie bij de
GGD is onderscheid gemaakt in basistaken en contracttaken. Basistaken zijn taken die voor alle gemeenten in
Zuidoost Brabant worden uitgevoerd binnen het gezamenlijke takenpakket. Contracttaken zijn taken die de GGD
Brabant Zuidoost voor een individuele gemeente uitvoert op basis van een apart contract. De gemeente Oirschot
en de GGD Brabant Zuidoost hebben regelmatig overleg over de invulling van de diverse taken.
• Budget; voor de uitvoering van de diverse activiteiten is voldoende financiering nodig. Zie de ramingen onder 6.3.
Artikel 6.2 Organisatiestructuur
Adviesstructuur Lokaal Gezondheidsbeleid/Wmo
In 2009 hebben burgemeester en wethouders in het kader van het lokaal gezondheidsbeleid en Wmo-beleid een Stuurgroep en een Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/WMO ingesteld.
De stuurgroep is samengesteld uit de wethouder Gezondheidszorg/WMO, het hoofd van de Afdeling Maatschappij en de beleidsmedewerker Welzijn/Gezondheidszorg met daarbij op afroep de beleidsmedewerker WMO of de beleidsmedewerker Jeugd (afhankelijk van de te bespreken stukken).
Die Adviesgroep is samengesteld met professionals van de partnerorganisaties van de gemeente. Deze partnerorganisaties zijn:
- Maatschappelijk Werk Dommelregio;
- Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD)
- Gemeente Oirschot (beleidsmedewerkers WMO en Welzijn/Gezondheidszorg, afhankelijk van het onderwerp)
De beleidsambtenaren Volksgezondheid, Wmo of Jeugd (afhankelijk van de agenda) van de gemeente nemen deel aan de vergaderingen. Een medewerker van de Stichting Welzijn Oirschot verzorgt het secretariaatswerk.
Deze Adviesgroep heeft de volgende taken gekregen:
- uitvoering opdrachten/verzoeken van de stuurgroep bijv. onderzoeken in het kader van
mantelzorg, preventie eenzaamheid, inspelen op nieuwe ontwikkelingen, adviseren op het
terrein van WMO/LGB, inclusief Lokaal Loketzaken (waaronder doorontwikkeling).
- het leveren van een bijdrage bij het vormen van en uitvoeren van een nieuw Lokaal Gezondheidsbeleid.
De Adviesgroep kan tevens ongevraagd adviseren.
De Adviesgroep kan werkgroepen instellen die zich bezig houden met specifieke thema’s, de thema’s voorbereiden of uitvoeren. De samenstelling van de werkgroepen is afhankelijk van het onderwerp waarover advies is gevraagd, maar zal over het algemeen bestaan uit uitvoerende medewerkers.
Artikel 6.3 Financiële consequenties bij uitvoering in de jaren 2011 t/m 2014
Voor lokaal gezondheidsbeleid zijn in de gemeentebegroting gelden opgenomen voor het uitvoeren van activiteiten. Daarnaast zijn uitgaven geraamd in het kader van preventie gebruik genotmiddelen en uitgaven in het kader van Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar (ZuidZorg/consultatiebureau). Met de GGD maakt de gemeente jaarlijks afspraken over de invulling en uitvoering van activiteiten aansluitend op de speerpunten in Oirschot. Bovendien zijn elk jaar in de afdelingsplannen ambtelijke uren opgenomen voor beleid en uitvoering lokaal gezondheidsbeleid.
In onderstaande tabel is een schatting gemaakt van de kosten, die nodig zijn voor de uitvoering van de speerpunten.
Hoofdstuk 7 HOE GAAN WE HET EFFECT METEN?
Het meten van de resultaten en de effecten van collectieve preventiemaatregelen voor de gezondheid van burgers is discutabel, zeker op een kortere termijn. Vaak zijn zoveel factoren van invloed op de gezondheid van burgers, dat de gezondheidswinst van een bepaalde activiteit niet kan worden aangetoond. Dit laat onverlet dat de nog op te zetten activiteiten door ons zullen worden geëvalueerd. We willen ervoor zorgen dat elke in te stellen werkgroep rekening houdt met vooraf bepaalde meetbare doelen..
Teneinde de mogelijke gevolgen van lokaal gezondheidsbeleid voor de bevordering van gezondheid te kunnen meten zal een evaluatie worden gehouden betreffende de:
1. Aanpak van gezondheidsknelpunten.
De organisaties, die met de opzet en uitvoering van activiteiten van de eerder beschreven speerpunten belast worden, worden door de gemeente verzocht door middel van verslaglegging inzicht te geven in de bereikte resultaten, en indien mogelijk de effecten. Het gaat hierbij om zowel inhoudelijke als procesmatige aspecten. Indien mogelijk wordt hierbij ook de klanttevredenheid betrokken.
De door de GGD in een tijdsbestek van telkens 4 jaar per gemeente te houden Gezondheidsmonitoren voor jongeren, volwassenen en ouderen gebruikt de gemeente voor het meten van de gezondheid van de Oirschotse bevolking en, voor zover dat mogelijk is, de eventueel behaalde gezondheidswinst door vergelijking met eerdere gezondheidspeilingen en met peilingen in de regio.
Hoe staan we er in Oirschot voor?
Evaluatie Activiteiten uit Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2003 t/m 2006 en de activiteiten in 2007 t/m 2010.
Onderstaand schema geeft aan welke activiteiten uit de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2003-2006 en welke activiteiten in de periode 2007 t/m 2010 door de gemeente in samenwerking met andere organisaties zijn opgepakt. Ook komt tot uitdrukking welke activiteiten ook de komende tijd nog expliciete aandacht behoeven, hetzij omdat de activiteit nog niet volledig is afgerond of de activiteit (deels) structureel onderdeel is geworden van het takenpakket van de gemeente. Dit schema betreft geen volledig overzicht van alle activiteiten in het kader van het lokale gezondheidsbeleid. De structurele activiteiten die de GGD (zie ook bijlage 2) of andere organisaties voor de gemeente uitvoert, zijn ook in deze periode (al dan niet gewijzigd) gecontinueerd, maar zijn niet in onderstaand schema opgenomen.
LGB : thema heeft of behoeft binnen het Lokale Gezondheidsbeleid (nog) aandacht
Wmo : thema komt (ook) aan de orde in het Wmo-beleid
Jeugd : thema komt (ook) aan de orde in het jeugdbeleid