Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het burgerinitiatief gemeente Harlingen 2012 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-10-2012 | Nieuwe regeling | 03-10-2012 Harlinger Courant van 30-10-2012 | - |
In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatief: de mogelijkheid voor een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of uitgewerkt voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.
1. De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.
2. Ongeldig is het verzoek, dat:
a. niet door ten minste 100 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;
b.een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of
1.Initiatiefgerechtigd is degene, die op de dag van het indienen van het verzoek de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, ingezetene is van de gemeente Harlingen en niet uitgesloten is van het kiesrecht.
2.Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.
Een burgerinitiatief betreft niet:
a. een onderwerp, dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;
b. een vraag over het gemeentelijk beleid;
c. een gedraging van het gemeentebestuur waarover een klacht op grond van Hoofdstuk 9 van de Awb kan of kon worden ingediend;
d. een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep openstaat of heeft opengestaan;
e. een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het voorstel plaatsvindt door de raad een besluit is genomen.
1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda voor de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.
2. Het verzoek bevat ten minste:
a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;
b. een toelichting op het burgerinitiatief;
c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en
d. een lijst met de namen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden, die het verzoek ondersteunen.
3. Voor de totstandkoming van een burgerinitiatief kan geen beroep worden gedaan op ambtelijke bijstand.
4. De initiatiefnemers kunnen de in verband met het burgerinitiatief gemaakte kosten niet verhalen op de gemeente.
1. De voorzitter van de raad bericht de raad en de initiatiefnemer(s) binnen twee weken na ontvangst van een burgerinitiatief of het verzoek voldoet aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid als bedoeld in artikel 3, aan de indieningseisen bedoeld in artikel 5, of er sprake is van eventuele uitsluitingsgronden bedoeld in artikel 4 en wanneer het burgerinitiatief in de agendacommissie wordt besproken. De voorzitter van de raad deelt daarbij mede of het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief al dan niet wordt toegewezen.
2. Indien het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief afgewezen, dan de indiener de voorzitter van de raad verzoeken deze afwijzing bij wijze van “second opinion” aan de agendacommissie voor te leggen. De agendacommissie stelt de indiener op de hoogte van zijn bevindingen daaromtrent.
3. Indien het burgerinitiatief voldoet aan de in het eerste lid genoemde eisen, dan wordt het geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering van de agendacommissie voorafgaand aan de raadscommissiecyclus, op voorwaarde, dat het is ingediend uiterlijk twee weken voor bedoelde agendacommissie.
4. De agendacommissie agendeert het burgerinitiatief vervolgens voor de eerstvolgende commissie- en raadscyclus. De verzoeker kan niet verzoeken het moment van raadsbehandeling te verplaatsen. De voorzitter van de raad stelt het college op de hoogte van het voorstel. Het college kan gevraagd en ongevraagd zijn advies/zienswijze over een burgerinitiatief aan de raadscommissie en de raad uitbrengen. Collegeadviezen worden zo spoedig mogelijk naar de raads- en commissieleden gezonden.
5. De raad kan ter vergadering bepalen, dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, (voor zover dit niet reeds is geschied) het voorstel eerst in een raadscommissie dient te worden behandeld of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In de laatste twee gevallen bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.
1. De voorzitter van de raad nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de commissie- en raadsvergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.
2. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
3. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de verzoeker.
Het burgerinitiatief is een uitgewerkte vorm van het petitierecht – het in de Grondwet vastgelegde recht voor een ieder een schriftelijk verzoek in te dienen bij het bevoegd gezag. Het verschilt ervan doordat de raad zich verplicht door burgers – procedureel correct – ingediende onderwerpen of voorstellen op zijn agenda te zetten en te behandelen. Het burgerinitiatief kan op die manier de participatie en betrokkenheid van burgers vergroten en geeft hen de mogelijkheid direct invloed uit te oefenen op de politieke agenda. Onderwerpen die de gemeenteraad naar hun idee zou moeten agenderen, maar die door de raad (nog) niet zijn opgepakt, kunnen met inachtneming van bepaalde voorwaarden op de raadsagenda worden geplaatst.
In deze bepalingen is ervoor gekozen de term "burgerinitiatief " te hanteren ter aanduiding van het voorstel of onderwerp dat door een burger bij de raad kan worden ingediend. Het burgerinitiatief kan dus zowel betrekking hebben op een voorstel als een onderwerp.
Bij een voorstel kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open op te stellen. De mogelijk om een onderwerp aan te dragen is ruimer omdat er niet concreet een voorstel hoeft te worden aangedragen. Te denken valt hier aan de wens om in de raad over de problematiek in een bepaalde achterstandswijk te discussiëren. Uiteraard staat het burgers ook vrij bij een onderwerp een concreet voorstel in te dienen. Het is aan de raad om te beslissen of het nadere uitwerking door de indieners behoeft.
Uit dit artikel volgt dat de raad een burgerinitiatief op de agenda van een vergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus moeten uitspreken over het burgerinitiatief. Van een geldig verzoek is sprake als:
a. het verzoekdoor tenminste 100 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund. Deze drempel sluit aan bij de drempel voor het inleidend verzoek in de referendumverordening Harlingen 2012 en voorkomt dat bij iedere individuele kwestie het zware middel van een burgerinitiatief wordt gekozen.
b. het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 4 is uitgezonderd; en
c. aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.
In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.
In dit artikel wordt bepaald wie als initiatiefgerechte kan worden aangemerkt. Hierbij is aansluiting gezocht bij degenen die gerechtigd zijn deel te nemen aan de raadsverkiezingen.
Het is weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of het spreekuur van een wethouder.
Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden.
Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken, die al eerder door de raad in dezelfde samenstelling zijn behandeld, opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.
Het ligt voor de hand om het burgerinitiatief bij de voorzitter van de raad te laten indienen. Zolang de burgemeester nog voorzitter van de raad is, ontvangt hij in die hoedanigheid de voorstellen. Om de voortgang van het burgerinitiatief ordelijk te laten verlopen, is het onvermijdelijk dat aan het verzoek een aantal minimumeisen wordt gesteld.
Ter voorkoming van fraude met namen wordt gevraagd naar personalia, zoals adressen en geboortedata. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het initiatief de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Op grond van lid 1 vindt deze toetsing plaats door de voorzitter van de raad. De verzoek kan bij wijze van second opinion ook de agendacommissie verzoeken om het voorstel te toetsen. Indien een verzoek voldoet aan de voorwaarden geldt de procedure als omschreven in de leden 3 tot en met 5.
Op grond van artikel 7 wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende burgerinitiatief gebeurt. Dat kan dus een inhoudelijk besluit zijn of de mededeling dat het verzoek is afgewezen. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatief te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb).
Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatief zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad, het college of de burgemeester naar aanleiding van het burgerinitiatief besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep open (artikel 8:2 Awb).