Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harlingen

Subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarlingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening stedelijke vernieuwing 2005
CiteertitelSubsidieverordening stedelijke vernieuwing 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De subsidieverordening stedelijke vernieuwing van 10-04-2002 wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art.149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-03-200528-04-2011intrekken verordening stedelijke vernieuwing van 10-04-2002

23-02-2005

Harlinger Courant 08-03-2005

fysiek

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2005

Raad : 23 februari 2005

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE HARLINGEN;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 januari 2005;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat het wenselijk is om stedelijke vernieuwing in de gemeente een extra impuls te geven door stimulering van projecten op het gebied van stedelijke vernieuwing die voldoen aan de gemeentelijke criteria, zoals verwoord in de op 15 maart 2001 vastgestelde basisnotitie stedelijke vernieuwing;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende: “Subsidieverordening stedelijke vernieuwing “

 

 

HOOFDSTUK 1: Algemene bepalingen

1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    de wet: de Wet stedelijke vernieuwing (Stb. 2000, 504);

  • 2.

    bedrijfsruimte:de ruimte waarin een bedrijf wordt uitgeoefend;

  • 3.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen;

  • 4.

    combinatiepand:een pand dat bestaat uit een bedrijfs- en woongedeelte;

  • 5.

    eigenaar:

  • a.

    degene die op het tijdstip van voltooiing van de voorzieningen

  • b.

    eigenaar is;degene die het recht van erfpacht heeft;

  • c.

    de houder van het recht van opstal;

  • d.

    de houder van een appartementsrecht als bedoeld in boek 5: artikel 106 van het Burgerlijk Wetboek;

  • e.

    de toekomstige eigenaar,

  • f.

    erfpachthouder of houder van een recht van opstal.

     

    6. kosten van voor de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders zieningen:goedgekeurde bedragen van:

  • a.

    de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;

  • b.

    de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling Woningbouw 1964;

  • c.

    het architectenhonorarium, zoals bepaald in de SR88;

  • d.

    het toezicht op de uitvoering;

  • e.

    de leges voor de bouwvergunning;

  • f.

    het honorarium van adviseurs op constructief, bouwfysisch of installatietechnisch gebied;

  • g.

    de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

  • h.

    het renteverlies, voor zover dit verband houdt met het treffen van de voorzieningen;

  • i.

    administratieve kosten.

    7 monumenten

  • a.

    gemeentelijke monumenten:

  • b.

    panden die zijn opgenomen in de monumentenlijst zoals bedoeld in de Monumentenverordening van de gemeente Harlingen;

  • c.

    beeldbepalende panden:

  • d.

    panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van burgemeester en wethouders een kenmerkend onderdeel vormen van een stads- of dorpsgezicht dat krachtens artikel 35 van de Monumentenwet in de gemeente is aangewezen of vanwege het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur beschermingswaardig wordt geacht.

  • e.

    rijksmonumenten:

  • f.

    panden die zijn opgenomen in het Monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, dan wel panden waaromtrent de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ingevolge artikel 3 van deze wet het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;

  • g.

    onderhoudsplan: een door burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van 15 jaar nodig worden geacht, teneinde het bouwtechnisch kwaliteitsniveau dat met het treffen van de voorzieningen zal worden bereikt, te handhaven.

  • h.

    ondernemer: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die rechtmatig een bedrijf uitoefent.

  • i.

    winkel- en/of een gebouw of een afzonderlijk gedeelte van een gebouw dat door

  • j.

    bedrijfspand:haar bouwwijze bestemd is voor de uitvoering van een winkel of een bedrijf en als zodanig in gebruik is.

  • k.

    woning:elke woonruimte die door haar bouwwijze bestemd is voor zelfstandige bewoning en als zodanig bij voortduring in gebruik is of gebruikt gaat worden. Hieronder wordt mede verstaan:

  • l.

    een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is of wordt bestemd.

     

    1.2 Subsidiedoeleinden

     

Artikel 2 Subsidiedoeleinden

  • 1.

    Op grond van hoofdstuk 2 van deze verordening kan subsidie worden verleend voor het bekostigen van de verbetering van een monument zoals omschreven in artikel 12;

  • 2.

    Voor de subsidie als bedoeld in het eerste lid geldt dat deze slechts worden verstrekt indien het project, waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoet aan het gemeentelijk beleid inzake stedelijke vernieuwing.

     

    1.3 Vaststelling subsidieplafond

     

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1.

    De raad stelt per ISV-periode een subsidieplafond vast voor de verstrekking van de subsidie die is opgenomen in deze verordening.

  • 2.

    De raad kan voorts besluiten het algehele subsidieplafond te wijzigen als gedeputeerde staten voor enige periode het budget voor stedelijke vernieuwing voor Harlingen wijzigen.

     

    1.4 Algemene procedure voor subsidiëring

     

Artikel 4 Aanvraag om subsidie

  • 1.

    De aanvrager vraagt subsidie aan met behulp van een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend voordat overgegaan wordt tot uitvoering van de activiteiten die tot toekenning van subsidie kunnen leiden en vóórdat door of namens de gemeente de situatie vóór het treffen van de voorzieningen is opgenomen.

  • 3.

    Bij een aanvraag om subsidie zoals bedoeld in de hoofdstuk 2 dient mede te worden overlegd:

  • 4.

    een gespecificeerde begroting van de kosten;

  • 5.

    een werkomschrijving;

  • 6.

    tekeningen (indien van toepassing), aangaande zowel de bestaande als te maken toestand van het perceel (minimaal schaal 1:100).

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de wijze waarop een aanvraag als bedoeld in het eerste lid moet worden ingediend.

  • 8.

    Indien burgemeester en wethouders zulks voor de beoordeling van de aanvraag nodig achten, kunnen zij de overlegging van nadere gegevens en stukken verzoeken.

     

Artikel 5 Verlenen van subsidie

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vorige lid genoemde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 8 weken verlengen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders weigert de subsidieverlening in ieder geval indien:

  • a.

    de aanvraag betrekking heeft op een soort pand dat niet in deze verordening wordt genoemd;

  • b.

    de aanvraag in strijd is met de bepalingen uit de “Leidraad subsidiabele kosten” uitgegeven door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg;

  • c.

    de benodigde bouwvergunning is geweigerd.

  • d.

    het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken;

  • e.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidieverlening voorts in ieder geval weigeren indien reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden zonder zijn toestemming.

  • f.

    Indien de ingediende aanvragen om subsidieverlening het subsidieplafond overschrijden, wordt met voorrang subsidie verleend aan een eerder ingediende aanvraag.

     

Artikel 6 Verplichtingen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening andere dan de in artikel 4:37 Awb genoemde verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening voorts verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      de termijn waarbinnen met de werkzaamheden gestart dient te worden;

    • b.

      het voor het treffen van voorzieningen verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen en toestemmingen;

    • c.

      het feit dat er niet gehandeld mag worden in strijd met artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958.

       

Artikel 7 Onderhoudsverplichting

  • 1.

    Subsidie op grond van deze verordening wordt slechts toegekend onder de voorwaarde dat de eigenaar, alsmede zijn rechtsopvolgers, het pand in een goede staat van onderhoud zal houden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde voorwaarde.

  • 3.

    Mede ter invulling van het gestelde in lid 1 is de eigenaar van een pand als bedoeld in hoofdstuk 2 verplicht een abonnement te nemen bij de Monumentenwacht Friesland, of een naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardige onafhankelijke instantie die tot taak heeft periodiek inspecties uit te voeren. Tevens is deze eigenaar verplicht het periodieke inspectierapport in afschrift aan burgemeester en wethouders te zenden.

Artikel 8 De gereedmelding

  • 1.

    De subsidieontvanger meldt het project zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 2 jaar na het verlenen van de subsidie gereed bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op aanvraag de in het eerste lid genoemde termijn met maximaal 1 jaar verlengen.

  • 3.

    De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie en geschiedt op een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld, ingevuld, gereedmeldingsformulier.

  • 4.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

  • a.

    een verklaring van de subsidieontvanger dat bij het realiseren van het project is voldaan aan de opgelegde verplichtingen;

  • b.

    een gespecificeerde opgave van de kosten van het project met daarop betrekking hebbende originele rekeningen en originele betaalbewijzen;

  • c.

    een opgave van de dag waarop het project is gereedgekomen;

    Het college van burgemeester en wethouders bevestigt binnen 3 weken de ontvangst van de gereedmelding.

     

Artikel 9 De vaststelling van de subsidie

  • 1.

    Binnen dertien weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 8 neemt het college van burgemeester en wethouders, nadat de bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie

  • 2.

    Indien bij deze controle blijkt dat de werkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan de geraamde kosten, dan leidt dit gegeven niet tot verhoging van de subsidie.

  • 3.

    Indien bij deze controle blijkt dat de werkelijke gemaakte kosten lager zijn dan de geraamde kosten, dan wordt de subsidie dienovereenkomstig verlaagd.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders stellen de definitief vastgestelde subsidie betaalbaar op de wijze zoals vermeld in deze verordening, mits aan alle in deze verordening vermelde voorwaarden is voldaan.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidie in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening indien de aanvrager het bij of krachtens deze verordening gestelde niet heeft nageleefd.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmalig met 8 weken verlengen. Een dergelijke verlenging wordt door het college van burgemeester en wethouders meegedeeld aan de subsidie-ontvanger.

     

Artikel 10 De uitbetaling van de subsidie en het geven van voorschotten

  • 1.

    De subsidie wordt door het college van burgemeester en wethouders aan de subsidie-ontvanger onder verrekening van betaalde voorschotten uitbetaald als bijdrage ineens binnen 4 weken na het besluit als bedoeld in artikel 9, eerste lid.

  • 2.

    Het college kan besluiten de subsidieontvanger voorschotten te verlenen.

     

Artikel 11 Toepassingsbereik

Het college van burgemeester en wethouders kan het toepassingsbereik van de in dit hoofdstuk genoemde subsidie beperken tot delen van de gemeente.

 

 

HOOFDSTUK 2: Subsidietoekenning

Artikel 12 Subsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een eigenaar van een gemeentelijk monument een subsidie toekennen van 50% van de kosten van voorzieningen tot een maximum van € 50.000,--, of, ingeval dat lager is, het maximum door de provincie Fryslân gesteld;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een eigenaar van een beeldbepalend pand een subsidie toekennen van 25% van de kosten van voorzieningen tot een maximum van € 25.000,--, of, ingeval dat lager is, het maximum door de provincie Fryslân gesteld;

  • 3.

    De subsidie wordt toegekend in de vorm van een bijdrage ineens.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in dit artikel en een:

    • a.

      eigenaar van een rijksmonument een subsidie toekennen;

    • b.

      hogere subsidie verlenen indien een verantwoorde restauratie dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders met zich meebrengt.

  • 5.

    Bij toepassing van sub a is het bepaalde in lid 1 van dit artikel onverkort van toepassing.

     

Artikel 13 Voorwaarden

De subsidie zoals bedoeld in artikel 12 wordt slechts toegekend indien het pand na het treffen van de voorzieningen:

  • a.

    weer een in goede staat verkerend casco heeft;

  • b.

    aan redelijke eisen voldoet vanuit een oogpunt van monumentenzorg dan wel een redelijke bijdrage levert aan het uiterlijk aanzien van het stads- of dorpsgezicht, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders;

  • c.

    voldoet aan de instandhouding van nader in de subsidiebeschikking genoemde historische waarden.

     

Artikel 14 Vereisten

Bij de beslissing op de subsidieaanvragen houden burgemeester en wethouders in ieder geval rekening met:

  • a.

    de prioriteit die het treffen van de voorzieningen heeft in het kader van de stedelijke vernieuwing;

  • b.

    de waarde van het pand als monument;

  • c.

    de bouwtechnische en uiterlijke staat van het pand, mede in relatie tot zijn omgeving;

  • d.

    het huidige en toekomstige gebruik van het pand;

  • e.

    de mate waarin op andere wijze in subsidie wordt voorzien.

     

     

HOOFDSTUK 3: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

 

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalingen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van stedelijke vernieuwing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 16 Geen verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht

 

De werking van artikel 4:24 van de Awb wordt uitgesloten voor subsidies die op basis van bepalingen uit deze verordening worden verleend.

 

Artikel 17 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

 

Artikel 18 Intrekking bestaande verordening

De Subsidieverordening stedelijke vernieuwing, vastgesteld door de raad op 10 april 2002, wordt ingetrokken.

 

Artikel 19 Overgangsbepaling

Op aanvragen om subsidie op grond van de verordening genoemd in artikel 18 die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening blijven de bepalingen van die verordeningen van toepassing.

 

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2005.

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad in zijn

vergadering van 23 februari 2005.

 

 

 

, de voorzitter.

 

 

 

, de raadsgriffier.

 

 

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Aanhef

De grondslag voor deze verordening ligt in artikel 149 Gemeentewet. De Wet stedelijke vernieuwing kent geen zelfstandige bevoegdheid tot het in het leven roepen van een subsidieverordening.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De algemene bepalingen van hoofdstuk 1 gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in de hoofdstukken 2 en 3. De bepalingen van hoofdstuk 1 zijn daarom naast de in hoofdstuk 2 en 3 genoemde voorwaarden van toepassing.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de begrippen uitgelegd die bij de toekenning van de subsidie een rol spelen. Begrippen als subsidie, subsidieontvanger en subsidieaanvrager zijn niet in de begripsbepalingen opgenomen omdat deze al volgen uit het subsidiebegrip en de subsidietitel in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het begrip 'stedelijke vernieuwing' is niet opgenomen omdat dit al is gedefinieerd in de Wet stedelijke vernieuwing.

 

Artikel 2 Subsidiedoeleinden

Dit artikel geeft aan waarvoor op grond van deze verordening subsidie wordt verleend. Het tweede lid bepaalt dat alle subsidieaanvragen zullen worden getoetst aan het gemeentelijk beleid inzake stedelijke vernieuwing. Dit is verwoord in de basisnotitie Stedelijke Vernieuwing van de gemeente Harlingen.

 

Artikel 3 Subsidieplafonds

Dit artikel bepaalt dat de raad per ISV-periode een subsidieplafond vaststelt voor de subsidie uit de verordening. Hiermee wordt aangesloten op de systematiek welke de provincie hanteert bij de toekenning van ISV-bijdragen. Deze bijdragen worden in principe ook per periode beschikbaar gesteld. De eerste periode loopt tot en met 2004. Vervolgens kan per periode een bedrag beschikbaar gesteld worden. Het geld voor stedelijke vernieuwing bestaat in elk geval uit het ISV-budget dat de gemeente van het provincie ontvangt, maar wordt verder aangevuld met gemeentelijke middelen. Voorbeelden daarvan zijn: de middelen van het Stimuleringsfonds volkshuisvesting Nederlandse gemeenten, een gemeentelijk fonds Stedelijke Vernieuwing. Bij het nemen van het besluit kan rekening worden gehouden met

a gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing zoals vermeld in de basisnotitie;

b prioriteit voor bepaalde wijken;

c prioriteit voor bepaalde ingrepen.

 

Artikel 4:22 Awb omschrijft het begrip subsidieplafond als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak maximaal beschikbaar is voor de verstrekking van de subsidies. Overschrijding van het subsidieplafond is een financiële weigeringsgrond voor aanvragen om subsidieverlening.

Artikel 4:25 Awb geeft aan dat een subsidieplafond bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt ingesteld.

 

Artikel 4:26 Awb geeft aan dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag aan subsidie wordt verdeeld. Dit betekent dat de raad inzicht zou moeten geven in de manier waarop hij het budget binnen het subsidieplafond verdeelt. Aangezien er in Harlingen echter maar één soort subsidie wordt gehanteerd is een verdere verdeling van het beschikbare budget niet noodzakelijk.

Omdat het gemeentelijk ISV-budget tussentijds door de Gedeputeerde Staten kan worden aangepast, is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen dat de raad subsidieplafonds kan aanpassen als het gemeentelijk ISV-budget wijzigt.

 

Artikel 4 Aanvraag om subsidie

Artikel 4:1 Awb bepaalt dat subsidie wordt aangevraagd bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen. Voor deze verordening is dat het college van burgemeester en wethouders. Om de procedure te vergemakkelijken, zijn er door het college vastgestelde aanvraagformulieren te verkrijgen (lid 1). Op het aanvraagformulier wordt aangegeven welke gegevens bij de aanvraag moeten worden meegestuurd. De gevraagde gegevens zijn nodig om te beoordelen tot welke subsidiecategorie de aanvraag behoort om het voorgestelde project te toetsen aan de gestelde prioriteiten.

 

Er is geen uiterste indieningsdatum ingevoerd aangezien in de praktijk blijkt dat subsidiabele plannen zich het hele jaar kunnen aandienen. Wel is bepaald dat men de aanvraag alleen maar kan indienen voordat begonnen is met de werkzaamheden en door of namens de gemeente de situatie voor het treffen van de voorzieningen is opgenomen. (lid 2).

 

Doorschuiven of niet in behandeling nemen van een aanvraag

Bij het indienen van de aanvraag op het moment dat reeds begonnen is of de gemeente de situatie nog niet heeft kunnen opnemen wordt het plan in principe niet in behandeling genomen op grond van artikel 4:5 van de Awb. Het buiten behandeling laten is een beslissing die voor bezwaar en beroep vatbaar is. Voor het niet in behandeling nemen van een aanvraag wordt verwezen naar de regeling in de Awb (artikel 4:5).

 

Artikel 5 Verlenen van subsidie

Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie. Zij verlenen slechts subsidie indien het door de gemeente gereserveerde bedrag niet wordt overschreden. Dat laatste staat niet expliciet vermeld in dit artikel omdat dit is bepaald in de Awb (artikel 4:25, lid 2). De leden 2 en 3 vermelden welke termijn burgemeester en wethouders in acht nemen om de aanvraag te beoordelen.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat eveneens een aantal weigeringsgronden voor subsidies (zie de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35). In artikel 4:25 van de Awb is bepaald in welk geval de subsidie in elk geval moet worden geweigerd (overschrijding subsidieplafond). Daarnaast zijn in artikel 4:35 van de Awb facultatieve weigeringsgronden genoemd. Met name de weigeringsgrond bij overschrijding van het subsidieplafond is cruciaal.

Genoemde gronden zijn in deze verordening echter niet herhaald, daar ze vanuit de Awb rechtstreeks werken. In lid 4 staan weigeringsgronden voor de subsidieverlening die niet reeds in de Awb zijn opgenomen.

Het vijfde lid gaat ervan uit dat in beginsel nog niet met de werkzaamheden mag worden begonnen voordat de aanvraag is behandeld.

 

Deze bepaling biedt de ruimte om, vooruitlopend op het indienen van de aanvraag om subsidie, toestemming te verkrijgen voor het starten van het project zonder het recht op subsidie te verliezen. Vanzelfsprekend zal de aanvrager hiertoe pas overgaan als hij een redelijke zekerheid heeft dat subsidie zal worden toegekend. Het is echter niet de bedoeling dat projecten die reeds zijn afgerond, alsnog voor subsidie in aanmerking komen. Wanneer burgemeester en wethouders instemmen met het begin van de werkzaamheden, wordt het project wel getoetst aan de overige vereisten op grond van deze verordening. Intrekking en wijziging van de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling en terugvordering van uitbetaalde bedragen geschieden op basis van afdeling 4.2.6 van de Awb.

 

Het zesde artikellid beschrijft de werkwijze als er meerdere subsidieaanvragen zijn en er een afweging moet worden gemaakt. In de verordening is gekozen voor de volgorde van binnenkomst als bepalend criterium. Dit criterium zet niet in op een optimale kwaliteit van het plan, maar op rechtszekerheid en overzichtelijkheid.

 

Artikel 6 Verplichtingen

Dit artikel maakt het mogelijk andere verplichtingen aan de subsidieverlening te verbinden dan op grond van de Awb reeds mogelijk is (artikel 4:37 Awb en verder). Artikel 4:37 geeft de bevoegdheid bepaalde verplichtingen op te leggen. Artikel 4:38 Awb bepaalt in het eerste lid dat verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen worden opgelegd, maar maakt het in het tweede lid wel noodzakelijk dat die bevoegdheid nog eens wordt opgenomen in het wettelijk voorschrift dat de basis vormt voor de subsidieverlening (in casu de verordening).

Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen op grond van het tweede lid mogelijk worden gemaakt.

Bij verplichtingen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de verplichting om binnen een bepaalde termijn een begin te maken met het uitvoeren van de werkzaamheden. Aangezien het bij stedelijke vernieuwing kan gaan om ingrijpende, ingewikkelde werkzaamheden, kan hiervoor een ruime termijn van bijvoorbeeld één jaar (ruimer dan in de bouwregelgeving) worden gekozen. Tevens kan de verplichting worden opgelegd dat de werkzaamheden alleen maar door een erkend bouwbedrijf uitgevoerd mogen worden. In principe wordt dit standaard als verplichting in de beschikking opgenomen.

Het niet naleven van de verplichtingen kan leiden tot intrekking van de subsidie. Intrekking en wijziging van de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling en terugvordering van uitbetaalde bedragen geschieden op basis van afdeling 4.2.6 van de Awb.

 

Artikel 7 Onderhoudsverplichting

Om ook de staat van onderhoud van de woning na de uitvoering van de werkzaamheden te garanderen is in de verordening een verplichting opgenomen dat eigenaren van een monument een abonnement bij de Monumentenwacht Friesland of een gelijkwaardige instantie. Deze bepaling was ook reeds in de oude verordening opgenomen.

 

Artikel 8 De gereedmelding

Zodra een project is voltooid, vindt de gereedmelding plaats door de subsidieaanvrager (leden 1 en 2) . Een gereedmeldingstermijn is gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen dat onnodig lang een verplichting tot betaling van subsidie blijft bestaan. Het is uiteraard van belang de uiterlijke termijn voor de gereedmelding af te stemmen met het moment waarop moet zijn begonnen met de activiteit of waarop deze moet zijn afgerond.

Lid 3 bepaalt dat de gereedmelding tegelijkertijd de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vormt. Lid 4, sub a bepaalt dat een verklaring wordt bijgevoegd dat is voldaan aan de opgelegde verplichtingen. De gemeente controleert dus achteraf of aan de voorwaarden bij het verlenen van de subsidie is voldaan. Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is ervoor gekozen om een verklaring te vragen. Indien later blijkt dat bij de uitvoering van het project is afgeweken van het goedgekeurde plan, kan de subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd. Met het oog op de uitbetaling van de subsidie is het van belang te weten wanneer het project is voltooid (lid 4, sub c). Omdat de gemeente controle moet kunnen uitoefenen, moeten de originele rekeningen en originele betalingsbewijzen worden ingeleverd (lid 4, sub d). Ook de gemeente kan door de provincie worden gevraagd gegevens ter inzage te geven (artikel 23 Wet stedelijke vernieuwing). Het ligt voor de hand dat dat uiterlijk naar aanleiding van de verslaglegging wordt gevraagd, die plaatsvindt bij de vaststelling van de ISV-bijdrage door de provincie na afronding van het project. Deze bepaling gaat ervan uit dat alle bewijzen worden gevraagd bij de gereedmelding en door de gemeente worden gearchiveerd. Er is niet voor gekozen om de plicht op te leggen dat de gegevens gedurende een aantal jaren beschikbaar worden gehouden. Het probleem daarbij is namelijk dat er na de vaststelling van de subsidie geen mogelijkheid meer zou zijn om het overleggen van de gegevens af te dwingen.

 

Artikel 9 De vaststelling van de subsidie

De vaststelling dient om de hoogte van de subsidie definitief te bepalen op basis van de uitvoering van het project. Indien het college van burgemeester en wethouders instemt met de aanvraag tot vaststelling en uitbetaling, stelt het de subsidie vast overeenkomstig artikel 4:46 van de Awb. Artikel 4:46 van de Awb noemt in lid 2 de gronden om de subsidie lager vast te stellen. Dit artikel voegt daar een uitdrukkelijke grond aan toe: het niet naleven van het bij of krachtens de verordening gestelde. Lager vaststellen houdt ook de mogelijkheid in om, indien de gereedmelding daartoe aanleiding geeft, de subsidie vast te stellen op nul.

 

Artikel 10 De uitbetaling van de subsidie en het geven van voorschotten

In artikel 4:52 en verder van de Awb worden regels gegeven voor uitbetaling en bevoorschotting van subsidiebedragen. Een deel van deze bepalingen is regelend recht, hetgeen wil zeggen dat de wet een norm geeft waarvan bij wettelijk voorschrift kan worden afgeweken.

De subsidie wordt volgens de standaard regeling uit de Awb (4:52) betaald als bijdrage ineens, binnen 4 weken na de vaststelling.

In het eerste lid kan een van deze Awb-termijn afwijkende termijn worden gesteld. Het tweede lid maakt het geven van voorschotten mogelijk. Het ligt voor de hand om bij grote aantallen subsidie-aanvragen een algemene beleidslijn te ontwikkelen voor bevoorschotten. Overige bepalingen over het geven van voorschotten zijn te vinden in artikel 4:54 e.v. Awb.

 

Artikel 11 Toepassingsbereik

Binnen de basisnotitie Stedelijke Vernieuwing is reeds een begrenzing aangegeven ten aanzien van het gebied waarbinnen beeldbepalende panden en gemeentelijke monumenten in aanmerking komen voor subsidie. Om het gebied eventueel nog verder te beperken is deze bepaling in de verordening opgenomen.

 

Hoofdstuk 2 Subsidietoekenning.

Hoofdstuk 2 moet in samenhang met het eerste hoofdstuk worden gelezen. In hoofdstuk 1 zijn de algemene procedures van aanvragen, gereed melden en dergelijke vastgelegd. Hoofdstuk 2 geeft aanvullende of afwijkende bepalingen voor de afzonderlijke subsidies.

 

Artikel 12 Subsidie

In dit artikel wordt aangegeven welke panden in principe in aanmerking komen voor een subsidie. De subsidie is gemaximaliseerd op 25% voor beeldbepalende panden en op 50% voor monumenten van de kosten van de voorzieningen (kosten van het casco) tot een bedrag van respectievelijk € 25.000,-- en € 50.000,--.

Het maximale subsidiebedrag wordt echter bepaald door de provincie Fryslân. Het is op voorhand niet bekend met welke bedragen de provincie zal komen. Mocht de provincie hogere bedragen vaststellen, dan gelden bovengenoemde bedragen. Indien de provincie lagere bedragen per pand vaststelt, dan gelden die lagere bedragen.

In lid 3 van dit artikel is geregeld dat in uitzonderingsgevallen eigenaren van rijksmonumenten in aanmerking komen voor een subsidie. Dit kan alleen in hoog uitzonderlijke gevallen waarbij het noodzakelijk is gebleken dat op korte termijn actie ondernomen moet worden om dit pand voor verder verval te behouden en de rijksregelingen geen soelaas bieden.

Ook is in het derde lid geregeld dat in uitzonderingsgevallen een hogere subsidie kan worden verleend.

 

Artikel 13 Voorwaarden

De in dit artikel genoemde voorwaarden geven aan waar het betreffende pand aan moet hebben voldaan indien de geplande voorzieningen zijn getroffen.

 

Artikel 14 Vereisten

De vereisten geven aan waar het college rekening mee moet houden bij het beslissen over de aanvraag.

 

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast. Uiteraard blijven burgemeester en wethouders bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de regels van de Wet stedelijke vernieuwing (een regeling van hogere aard).

 

Artikel 16 Geen verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:24 van de Awb bepaalt dat er ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag moet worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dit Awb-artikel is voor de werking van deze verordening uitgesloten.

De provinciale ISV verordening bepaalt reeds dat gemeenten het verzoek om vaststelling van het investeringsbudget vergezeld dienen te laten gaan van een verantwoordingsverslag. Met de uitsluiting van de Awb- verslaglegging wordt getracht een overmaat aan verslaglegging te voorkomen.

 

Artikel 17 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen. Deze bepaling is opgenomen om de gemeente betere mogelijkheden te geven om anders dan aan de hand van de gereedmelding vast te stellen of de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk hebben plaats-gevonden en of het bij of krachtens de verordening gestelde is nageleefd.

De bepaling is nodig omdat de Wet stedelijke vernieuwing alleen het toezicht door het Rijk en de provincie regelt. Bij het zoeken naar de juiste personen voor het toezicht kan worden gekeken naar de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, waarin de ambtenaren van bouw- en woningtoezicht werden aangewezen als opsporingsambtenaar. De bevoegdheden van de aan te wijzen opsporingsambtenaren zijn te vinden in afdeling 5.2 van de Awb.

 

Artikel 18 Intrekking bestaande verordeningen

De huidige Subsidieverordening stedelijke vernieuwing kan worden ingetrokken. Reeds ingekomen aanvragen vallen onder het overgangsrecht en worden op grond van de oude verordening afgehandeld.

 

Artikel 19 Overgangsbepaling

Deze bepaling is relevant aangezien de bestaande verordening wordt ingetrokken. Indien er geen bestaande verordeningen zijn of ze zijn er wel, maar worden nog niet ingetrokken, is er geen sprake van een overgangssituatie. De bepalingen van de regelingen op grond waarvan subsidie is verleend, blijven van toepassing zoals deze luidden op het moment van de verlening van de subsidie. Dit kan ook van belang zijn in verband met een ingesteld beroep.