Organisatie | Cranendonck |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bouwverordening Cranendonck 2012 |
Citeertitel | Bouwverordening Cranendonck 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Bouwverordening Cranendonck 2010.
Deze regeling werkt met terugwerkende kracht tot en met 1 april 2012.
De datum en bron bekendmaking is niet te achterhalen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-06-2012 | 01-04-2012 | nieuwe regeling | 29-05-2012 Onbekend. | Onbekend. |
11.Bouwverordening 1. INLEIDENDE BEPALINGENArtikel 1.1 Begripsomschrijvingen
11.Artikel 1.2 Termijnen (vervallen) Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente
11. (vervallen) Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente
11.2. DE AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET BOUWENParagraaf 1 Gegevens en bescheiden Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning (vervallen)Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens (vervallen)Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden (vervallen)Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen (vervallen) Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en3 van bijlage II.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor de toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009, niet rechtvaardigen.
11.Artikel 2.1.5 A Historisch bodemonderzoek
11.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.4 en 4.7 van het Besluit omgevingsrecht en artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, wordt bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen een bodemonderzoeksrapportage overgelegd, tenzij sprake is van een bebouwings-
11.oppervlakte van ten hoogste 50 m2. In het geval dat sprake is van een bebouwingsoppervlakte van ten hoogste 50 m2 dient een historisch onderzoek met betrekking tot het gebruik van de bodem te worden overgelegd.
11.Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning
11. (vervallen) Artikel 2.1.7 Bouwregistratie (vervallen)
11.Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en
11.Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en
11. Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunningArtikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag (vervallen) Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening (vervallen)Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen (vervallen)Artikel 2.2.4 In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening (vervallen)Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek (vervallen)Artikel 2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning (vervallen)
11. Paragraaf 3 WelstandstoetsingArtikel 2.3.1 Welstandscriteria (vervallen)Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
11.Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
11. Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
11.Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
11. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevings-vergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt. Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisenArtikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige
11.Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling
11. Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.
11.Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen (vervallen)
11. Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen (vervallen)
11.Artikel 2.5.3A Brandweeringang (vervallen)Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
11. Artikel 2.5.3A Brandweeringang (vervallen)Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten(vervallen)
11.Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn
11. Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn De voorgevelrooilijn is:
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
11.Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
11. Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.7 is het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn.
11.Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
11. Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op:
11.Artikel 2.5.8 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de
11. Artikel 2.5.8 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de
11.Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg
11. Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn op de weg kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
11.Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining
11. Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining
Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken - over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil - worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn.
11.Artikel 2.5.11 Ligging achtergevelrooilijn
11. Artikel 2.5.11 Ligging achtergevelrooilijn
De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich:
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste;
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing - in het belang van de toetreding van daglicht - over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen.
11.Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
11. Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.13 is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.
11.Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
11. Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing op:
onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw, voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist;
11.Artikel 2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de
11. Artikel 2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de
11. achtergevelrooilijn In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
11.Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:
het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht;
11.Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen
11.Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken
1.De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
11.Bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
2.Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
11.Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
11. Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
11.Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse
11. Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse
Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1.000 volt of meer.
11.Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
11. Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn Alternatief 1
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstand tussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot de hoogte welke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek af gelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de smalle weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter.
Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende rooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen.
11.Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot de dichtstbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn.
11.Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt - onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 - de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel 2.5.21, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen.
11.Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
11. Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen Alternatief 1
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 mag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de - krachtens de artikelen 2.5.20 en 2.5.21 - maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van:
Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de - krachtens artikel 2.5.22 - maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden.
11.Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
11.Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
11. Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 2.5.3 of artikel 2.5.14 toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat - uitgaande van een goothoogte van genoemde maat - daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is.
11.Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 2.5.27, onder d, en artikel 2.5.28, onder h, i, j en k, moeten - voor zover zij de maximale hoogte overschrijden - buiten beschouwing worden gelaten.
11.Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
11. Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte Het bepaalde in artikel 2.5.20, eerste lid, artikel 2.5.21, eerste en derde lid, artikel 2.5.22, eerste lid, artikel 2.5.23 en artikel 2.5.24 is niet van toepassing op:
topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zij niet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel gemeten, niet groter is dan het product van de breedte van de topgevel en de maximale bouwhoogte ter plaatse;
11.Artikel 2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten
11. Artikel 2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten
11.In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in artikel 2.5.20, eerste lid, artikel 2.5.21, eerste en derde lid, artikel 2.5.22, eerste lid, artikel 2.5.23 en artikel 2.5.24 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meer dan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfscheiding niet minder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, die tot verschillende gebouwen behoren;
11.Artikel 2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en
11. Artikel 2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en
11. van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
11.In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.5.8, 2.5.14 en 2.5.28 kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien:
11.Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Voor de maatvoering van de diverse parkeerplaatsen wordt aangesloten bij het handboek ASVV (Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen) van de CROW, afkorting van "Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek".
11. Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
11.Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties (vervallen)
11. Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties (vervallen)Artikel 2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties (vervallen)Artikel 2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties (vervallen)
11.Artikel 2.6.4 Kwaliteit van brandmeldinstallaties (vervallen)
11.Artikel 2.6.5 Beginsel inzake ontruimingsalarminstallaties (vervallen)
11.Artikel 2.6.6 Aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties (vervallen)
11.Artikel 2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties (vervallen)
11.Artikel 2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen (vervallen)
11.Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen (vervallen)
11.Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen (vervallen)
11.Artikel 2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen (vervallen)
11.Artikel 2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen (vervallen)Artikel 2.6.11 Gelijkwaardigheid (vervallen)
11.Artikel 2.6.12 Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten (vervallen)
11. Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
11.Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen)Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen)Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
11. Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen)Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet(vervallen)
11.Artikel 2.7.3A (facultatief) Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming (vervallen)
11. Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen)
11.Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen)
11.Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen)Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen)
11.Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de
11. nutsvoorzieningen (vervallen)
11.Artikel 3.1 De wijze van melden (vervallen)Artikel 3.2 Welstandscriteria (vervallen)4. PLICHTEN TIJDENS EN BIJ VOLTOOIING VAN DE BOUW EN BIJ INGEBRUIKNEMING VAN EEN
11. Artikel 3.1 De wijze van melden (vervallen)Artikel 3.2 Welstandscriteria (vervallen)4. PLICHTEN TIJDENS EN BIJ VOLTOOIING VAN DE BOUW EN BIJ INGEBRUIKNEMING VAN EEN
11. BOUWWERKArtikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van
11. bouwwerkzaamheden (vervallen)Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden (vervallen)Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie (vervallen)
11.Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw (vervallen)
11.Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw (vervallen)
11.Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de
11. Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de
11. bouwwerkzaamheden (vervallen)
11.Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen (vervallen)Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten (vervallen)Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein (vervallen)
11. Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen (vervallen)Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten (vervallen)Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein (vervallen)
11.Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein (vervallen)
11. Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein (vervallen)
11.Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder (vervallen)
11. Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder (vervallen)
11.Artikel 4.11 Bouwafval (vervallen)
11. Artikel 4.11 Bouwafval (vervallen)
11.Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden (vervallen)
11.Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen (vervallen)
11.Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming (vervallen)
11.5. STAAT VAN OPEN ERVEN EN TERREINEN, AANSLUITING OP DE NUTSVOORZIENINGEN EN HET
11. WEREN VAN SCHADELIJK EN HINDERLIJK GEDIERTEParagraaf 1 Staat van open erven en terreinen
11.Artikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen (vervallen)
11. Artikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen (vervallen)
11.Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen (vervallen)
11.Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (vervallen)
11. Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
11.Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake brandveiligheids-installaties en vluchtrouteaanduidingen (vervallen)Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheids-installaties in gebouwen, niet zijnde
11. Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake brandveiligheids-installaties en vluchtrouteaanduidingen (vervallen)Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheids-installaties in gebouwen, niet zijnde
11. woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoor-
11.Artikel 5.2.3 Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in woongebouwen van bijzondere
11. aard (vervallen)Artikel 5.2.4 Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in logiesverblijven en
11. logiesgebouwen (vervallen)Artikel 5.2.5 Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in kantoorgebouwen (vervallen)Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningenArtikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen)
11.Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen)Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet (vervallen)Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen)
11.Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen)Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet (vervallen)Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen)
11.Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen)Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen)Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de
11. Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen)Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de
11. nutsvoorzieningen (vervallen)
11.Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. ReinheidArtikel 5.4.1 Preventie (vervallen)6. BRANDVEILIG GEBRUIKParagraaf 1 GebruiksvergunningArtikel 6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk (vervallen)
11.Artikel 6.1.2 Aanvraag gebruiksvergunning (vervallen)
11.Artikel 6.1.3 In behandeling nemen (vervallen)Artikel 6.1.4 Termijn van beslissing (vervallen)
11. Artikel 6.1.4 Termijn van beslissing (vervallen)
11.Artikel 6.1.5 Weigeren gebruiksvergunning (vervallen)Artikel 6.1.6 Intrekken gebruiksvergunning (vervallen)
11. Artikel 6.1.6 Intrekken gebruiksvergunning (vervallen)
11.Artikel 6.1.7 Verplicht aanwezige bescheiden (vervallen)Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaarArtikel 6.2.1 Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen)
11. Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaarArtikel 6.2.1 Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen)
11.Artikel 6.2.2 Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen)
11.Artikel 6.2.3 Opslag en verwerking stoffen (vervallen)
11. Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
11.Artikel 6.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen (vervallen)Artikel 6.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen (vervallen)
11. Artikel 6.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen (vervallen)Artikel 6.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen (vervallen)
11.Paragraaf 4 Hinder in verband met de brandveiligheidArtikel 6.4.1 Hinder in verband met de brandveiligheid (vervallen)
11.7. OVERIGE GEBRUIKSBEPALINGENParagraaf 1 Overbevolking Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen (vervallen)Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens (vervallen)Paragraaf 2 Staken van het gebruikArtikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid (vervallen)Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne (vervallen)Artikel 7.2.3 Staken van het gebruik van een woonwagen (vervallen)Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen
11.Artikel 7.3.1 (vervallen) Artikel 7.3.2 Hinder (vervallen)
11. Artikel 7.3.2 Hinder (vervallen)
11.Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. ReinheidArtikel 7.4.1 Preventie (vervallen)
11. Paragraaf 5 WatergebruikArtikel 7.5.1 Verboden gebruik van water (vervallen)Paragraaf 6 InstallatiesArtikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties (vervallen)
11.8. SLOPENParagraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopenArtikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)
11.Artikel 8.1.2 Aanvraag sloopvergunning (vervallen)
11.Artikel 8.1.3 In behandeling nemen (vervallen)
11.Artikel 8.1.4 Termijn van beslissing (vervallen)
11.Artikel 8.1.5 Samenloop van slopen en bouwen (vervallen)
11.Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)Artikel 8.1.7 Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)
11. Artikel 8.1.7 Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)
11.Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopenArtikel 8.2.1 Sloopmelding (vervallen)
11.Artikel 8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen
11. Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopenArtikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein (vervallen)Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden (vervallen)Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)
11.Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt (vervallen)
11. Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt (vervallen)
11.Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest (vervallen)
11. Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest (vervallen)
11.Artikel 8.3.6 Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen (vervallen)
11. Artikel 8.3.6 Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen (vervallen)
11. Paragraaf 4 Vrij slopenArtikel 8.4.1 Sloopafval algemeen (vervallen)
11.Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie
11. Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie Alternatief 1
11.Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie
11. Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie Alternatief 4
11.Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur (vervallen)
11. Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur (vervallen)
11.Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
11. Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
11.De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
11.Artikel 9.5 Termijn van advisering
11. Artikel 9.5 Termijn van advisering
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
11.Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
11. Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevings-vergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
11.Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid
11. Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
11.Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
11.Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken (vervallen)
11. Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken (vervallen)
11. 10. OVERIGE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
11.Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning (vervallen)Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar
11. Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning (vervallen)Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar
11. verklaarde woning of woonwagen (vervallen)
11.Artikel 10.3 Overdragen vergunningen (vervallen)Artikel 10.4 Overdragen mededeling (vervallen)Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede
11. Artikel 10.4 Overdragen mededeling (vervallen)Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede
11. onbruikbaar verklaarde standplaatsen (vervallen)
11.Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
11. Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
11.Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw (vervallen)Artikel 11.2 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming (vervallen)Artikel 11.3 Stilleggen van het slopen (vervallen)Artikel 11.4 Onderzoek naar een gebrek (vervallen)12. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
11. Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw (vervallen)Artikel 11.2 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming (vervallen)Artikel 11.3 Stilleggen van het slopen (vervallen)Artikel 11.4 Onderzoek naar een gebrek (vervallen)12. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
11.Artikel 12.1 Strafbare feiten (vervallen)Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek (vervallen)Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen (vervallen)
11. Artikel 12.1 Strafbare feiten (vervallen)Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek (vervallen)Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen (vervallen)
11.Artikel 12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning (vervallen)
11.Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding (vervallen)
11.Artikel 12.5 A Overgangsbepaling met betrekking tot een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of
11.toestemming of een aanvraag om omgevingsvergunning
11.Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om omgevings-vergunning, die is ingediend vóór 1 april 2012 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 21 september 2010, van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
11.Bijlage 1 GEGEVENS EN BESCHEIDEN AANVRAAG BOUWVERGUNNING (vervallen)
11.Bijlage 2 GEGEVENS EN BESCHEIDEN AANVRAAG GEBRUIKSVERGUNNING (vervallen)
11.Bijlage 3 GEBRUIKSEISEN VOOR BOUWWERKEN (vervallen)
11.Bijlage 4 GEBRUIKSEISEN VOOR BOUWWERKEN MET UITZONDERING VAN DE NIET-
11. GEMEENSCHAPPELIJKE RUIMTEN IN WOONFUNCTIES (vervallen)
11.Bijlage 5 OPSLAG BRANDGEVAARLIJKE STOFFEN (vervallen)
11.Bijlage 6 OPSLAG BRANDGEVAARLIJKE STOFFEN (vervallen)
11.Bijlage 7 KWALITEITSEISEN VOOR BUIZEN EN HULPSTUKKEN VAN DE BUITENRIOLERING OP
11. ERVEN EN TERREINEN (vervallen)
11.Bijlage 8 CHECKLIST VOOR DE VISUELE INSPECTIE VAN WONINGEN EN DAARMEE
11. VERGELIJKBARE BOUWWERKEN OP DE AANWEZIGHEID VAN ASBEST (vervallen)
11.Bijlage 9 REGLEMENT VAN ORDE VAN DE WELSTANDSCOMMISSIE
11.Als lokale welstandscommissie is aangewezen “SRE Milieudienst te Eindhoven”,
11.conform het bijgaande Reglement van orde van de Welstandscommissie.
11. Bijlage 10 TABEL 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1 BRANDMELDINSTALLATIES (vervallen)
11.Bijlage 11TABEL 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5 ONTRUIMINGSINSTALLATIE (vervallen)
11.Bijlage 12 TABEL 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8 VLUCHTROUTEAANDUIDING (vervallen)
11.Bijlage 9REGLEMENT VAN ORDE VAN DE WELSTANDSCOMMISSIE
11. (behorende bij Bouwverordening Cranendonck 2012)
Taakomschrijving 4.1 Taken van de commissie 4.1.1 Wettelijke taken 4.1.2 Niet wettelijk verplichte taken 4.2 Taakomschrijving commissieleden 4.2.1 Taken rayonarchitect als voorzitter van de commissie 4.2.2 Verdere taken van de rayonarchitect 4.2.3 Taken extern architectlid 4.2.4 Taken externe deskundigen 4.2.5 Taken secretaris
e.aanvraag : een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het
11. uitvoeren van een bouwwwerk dat geheel of
11. gedeeltelijk ziet op het bouwen van een bouwwerk (ex
11. art. 2.1, lid 1, sub a van de Wabo)
f.advies : advies als bedoeld in art. 2.26, lid 3 en 4 van de
11. Wabo, in combinatie met art. 6.2 lid 1 en 2 van de Bor.
De gemeenteraad wijst SRE Milieudienst te Eindhoven aan als welstandscommissie (hierna te noemen: de commissie), die aan het college advies uitbrengt over de vraag of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
11.3. Samenstelling en benoeming van de commissie
De commissie kan zich naar eigen inzicht laten bijstaan door externe deskundigen. Dit betreft disciplines als stedenbouw, architectuurhistorie, bouwhistorie, landschapsarchitectuur, etc. Voor zover hier kosten aan zijn verbonden, zullen deze alleen worden vergoed, nadat tevoren toestemming is verleend door de gemeente.
In afwijking van het vorige lid kan de commissie de advisering over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen mandateren aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid c.q. de aangewezen leden (voorzitter en/of secretaris) adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de commissie als bekend mag worden verondersteld.
11.3.2 Benoeming en zittingsduur
11.De commissie is belast met zowel wettelijk verplichte als niet wettelijk verplichte taken. De wettelijk verplichte taken worden uitgevoerd op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Woningwet.
11.De commissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijke welstandsbeleid, zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota.
Jaarverslag commissie De commissie legt de gemeenteraad één maal per jaar een verslag voor van de door
haar verrichte werkzaamheden. In het verslag zet de commissie tenminste uiteen op
welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria. Tenminste één maal per jaar vindt, ten behoeve van het jaarverslag, een
evaluatiegesprek plaats tussen een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en
11.4.1.2 Niet wettelijk verplichte taken
11. kunnen daarin advies van de commissie krijgen ten behoeve van de voorbereiding van
11. bouwplannen. De afspraken voor dit inloopspreekuur worden door de secretaris gemaakt.
11. Overigens wordt het spreekuur gestructureerd naar analogie van het bepaalde in artikel 6.2;
11.De in dit derde lid genoemde taken worden als maatwerk beschouwd en zullen afzonderlijk in rekening worden gebracht.
11.4.2 Taakomschrijving commissieleden
11.4.2.1 Taken rayonarchitect als voorzitter van de commissie
Tijdens de openbare vergadering treedt de rayonarchitect op als gastheer voor de aanwezigen. Hij legt in het kort de vergaderprocedure uit en informeert wie van de aanwezige belanghebbenden op zijn of haar plan een toelichting wil geven. Indien een plan in vooroverleg is besproken geeft de rayonarchitect een korte samenvatting van hetgeen in dat stadium van het planproces is besproken.
11.De aan de commissievergadering deelnemende externe deskundigen geven vanuit hun ervaring en inzicht in het vakgebied een onafhankelijke visie op de adviesaanvragen. Wanneer een extern deskundige een zakelijke binding heeft met een plan waarvoor advies wordt gevraagd, dan laat hij zich voor de betreffende commissievergadering vervangen.
De secretaris verzamelt relevante informatie en bereidt de behandeling in de commissie voor. Hij voorziet de commissie van de benodigde bescheiden. Relevante informatie voor het beoordelen van plannen is/zijn: a. de gemeentelijke welstandsnota; b. de bestemmingsplanbepalingen; c. de beeldkwaliteitsplannen; d. luchtfoto’s (indien mogelijk); e. het stedenbouwkundig advies of advies ruimtelijke ontwikkeling; f. informatie over eerdere behandeling(en) van het plan; g. vergelijkbare aanvragen die door de commissie zijn beoordeeld.
11.5. Werkwijze ‘Bouw- en Woningtoezicht’
1.Een advies kan worden gevraagd over alle plannen waarvoor een omgevingsvergunning
1. voor het bouwen wordt aangevraagd. De ambtenaar BWT draagt er zorg voor dat de
1. commissie inzicht heeft in de planologische aanvaardbaarheid van het plan, en bij
1. strijdigheid met planologische aspecten inzicht heeft in de aard van de strijdigheid.
1.De ambtenaar BWT controleert of plannen (inclusief de plannen die worden aangeboden voor vooroverleg) voldoen aan de indieningsvereisten als genoemd in de Mor. Onder ‘hoofdstuk 2. indieningsvereisten vanwege bouwactiviteiten’ zijn hier als vereiste bescheiden aangegeven:
1.Verder dienen tekeningen t.b.v. een aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit te voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. 1°. bouwwerken kleiner dan 10.000 m2 bruto vloeroppervlakte: 1:100;
1. 2°. bouwwerken 10.000 m2 of groter bruto vloeroppervlakte: 1:200;
1.6. Werkwijze van de commissie
De vergaderingen van de commissie en de adviezen zijn openbaar, tenzij de voorzitter, het college of de belanghebbende van oordeel is dat er op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur klemmende redenen aanwezig zijn voor geheimhouding. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen als voor het formuleren van de conclusie c.q. het advies.
1.De aanvrager of diens gemachtigde kan (al dan niet op verzoek van de commissie) in de vergadering van de commissie waarin het betreffende plan wordt behandeld, dit plan nader toelichten. Zij kunnen dit vermelden op het daarvoor bestemde formulier of rechtstreeks bij Bouw- en Woningtoezicht. De gemeente zorgt voor de uitnodigingen.
Een welstandsadvies kan de volgende uitkomst hebben: Voldoet:De commissie is van oordeel dat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Desgewenst motiveert de commissie haar advies schriftelijk. Voldoet mits (voldoet niet tenzij):De commissie is van mening dat het plan op onderdelen niet voldoet aan de toetsingscriteria uit de welstandsnota, tenzij tegemoet gekomen wordt aan de geformuleerde bezwaren op die punten. De commissie omschrijft nauwkeurig welke onderdelen van het plan bezwaarlijk zijn. In het geval het college het advies overneemt, krijgt de aanvrager, voor zover dit nog past binnen de beschikbare beslistermijn, de gelegenheid om de plannen te wijzigen en aan de bezwaarpunten tegemoet te komen. Voldoet niet:De commissie is van oordeel dat het plan strijdig is met redelijke eisen van welstand. Een negatief welstandsadvies betekent dat indien het college het advies overneemt, het bouwplan ingrijpend gewijzigd moet worden. Een negatief advies wordt nauwkeurig schriftelijk gemotiveerd. Hierin staat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria, een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten en een aanbeveling tot aanpassing van het plan. Aanhouden:De commissie kan het advies aanhouden - waarbij Bouw- en Woningtoezicht aangeeft of en hoe lang dit mogelijk is binnen de resterende beslistermijn - wanneer: a) meer informatie of een toelichting van de opdrachtgever/ontwerper noodzakelijk is voor een goede beeldvorming en een afgewogen beoordeling. b) de commissie van oordeel is dat bijzondere omstandigheden nopen tot afwijking van het gemeentelijk welstandsbeleid. Zij geeft dan gemotiveerd aan op grond waarvan afwijking gerechtvaardigd is.
1.7. Afwijking van het advies / secondopinion
Het college kan bij het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het advies van de commissie, indien hij van mening is dat de commissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd of toegepast. De redenen voor de afwijking worden bij de bekendmaking van het besluit vermeld. Alvorens definitief te beslissen biedt het college de commissie de mogelijkheid van heroverweging van het eerder uitgebrachte advies.
Het college heeft op grond van artikel 2.10 lid 1d van de Wabo de mogelijkheid om bij strijdigheid van een bouwplan met redelijke eisen van welstand toch een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, indien hij van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend. De afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen gemotiveerd.
Het college kan eventueel op advies van de commissie gemotiveerd afwijken van de in de gemeentelijke welstandsnota vastgelegde welstandscriteria. Dat kan in het geval dat een bouwplan niet voldoet aan de welstandscriteria, maar wel voldoet aan redelijke eisen van welstand. In die gevallen moet worden verwezen naar de algemene beoordelingscriteria die in de welstandnota zijn opgenomen.
1.8. Evaluatie en aanpassing van de welstandsnota
1.Het uiterlijk van bestaande bouwwerken mag niet in ernstige mate strijdig zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld aan de hand van de hiertoe opgenomen criteria uit de welstandsnota. Ook de omgevingsvergunningvrije bouwwerken vallen onder dit repressieve welstandsvereiste dat is opgenomen in artikel 12, eerste lid, van de Ww. (artikel 5.2, Repressief welstandsvereiste, in Bijlage II van de nota van toelichting bij de Bor. )
1.Het college kan de commissie vragen te adviseren over de vraag of het uiterlijk van:
een te bouwen bouwwerk voor het bouwen waarvan, op grond van artikel 2.1, derde lid, van de Wabo, geen omgevingsvergunning is vereist, in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dat is het geval wanneer het gaat om buitensporigheden in het uiterlijk van een bouwwerk, die ook voor niet-deskundigen evident zijn. Hiervoor zijn in de welstandsnota criteria opgenomen in het hoofdstuk of de paragraaf ‘’excessenregeling’’.
1.Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad één maal per jaar een verslag voor waarin zij ten minste uiteenzetten:
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen………………………………………… 8
1.1 Begripsomschrijvingen……………………………………………………………………. 8
1.2 Termijnen (vervallen)……………………………………………………………………… 8
1.3 Indeling van het gebied van de gemeente …………………………………………… 8
Hoofdstuk 2. De aanvraag bouwvergunning………………………… 9
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
2.1.1 Aanvraag bouwvergunning (vervallen)……………………………………………….. 9
2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens (vervallen)………………………………..… 9
2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden (vervallen)………………………………. 9
2.1.4 Gegevens m.b.t. het coördineren van vergunningaanvragen (vervallen)………. 9
2.1.5 Bodemonderzoek………………………………………………………………………… 9
2.1.5 A Historisch bodemonderzoek………………..…………………………………………... 9
2.1.6Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouw- vergunning (vervallen)…………………………………………………………………… 10
2.1.7 Bouwregistratie (vervallen)…………………………………………………………….. 10
2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen (vervallen)………………………………………… .. 10
Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning
2.2.1 Ontvangst van de aanvraag (vervallen) …………………………………………….. 10
2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening (vervallen)………………….. . 10
2.2.3 Bekendmaking van termijnen (vervallen)…………………………………………. . 10
2.2.4 In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening (vervallen)… . 10
2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek (vervallen)………………………… 10
2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning (vervallen)………. 10
2.3.1Welstandscriteria (vervallen)…………………………………………………………. . 10
Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem……………………………………. 10
2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen…………………..……. . 10
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
2.5.1Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen (vervallen)………………………………………………………………….. 11
2.5.2 Anti-cumulatiebepaling……………………………………………………………….. 11
2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblus- Voorzieningen (vervallen). ………………………….. …………………….………… 11
2.5.3A Brandweeringang (vervallen)…………………………………………………………. 11
2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (vervallen)……………. 11
2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn……………………………………………………. 11
2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn…………… 11
2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn……………………………. 11
2.5.8 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn……………………………………………………………………….. 12
2.5.9 Bouwen op de weg……………………………………………………………………. 12
2.5.10 Plaatsing van de voorgevel t.o.v. de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken………………………………………………………..…………………… 12
2.5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn………………………………………………….. 13
2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn………….. 14
2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn…………………………… 14
2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn………………………………………………………………………. 14
2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen……………………………………………….. 15
2.5.16 Erf bij overige gebouwen……………………………………………………………… 15
2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken………………………………………………………….. 15
2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen…………………………………………………………… 16
2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen……………………………………………………………….. 16
Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn………………………………………… 16
Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn………………………………………. 17
Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn…………. 17
2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen ……………………… 17
2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken……………………………………… 18
2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen………….. 18
2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken………………………………… 18
2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte………………………….. 18
2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte……………………………………………………………….. ….. 19
2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid……………………………………………………………………. 19
2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen 20
Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties (vervallen)…….………………………………. 20
2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties (vervallen)…………………………………. 20
2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties (vervallen)………………… 20
2.6.4 Kwaliteit van brandmeldinstallaties (vervallen)………………………………………… 20
2.6.5 Beginsel inzake ontruimingsalarminstallaties (vervallen)…………………………….. 20
2.6.6 Aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties (vervallen)…………………………. 20
2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties (vervallen)………………………………… 20
2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen (vervallen)…………………………………. 20
2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen (vervallen)……………………………… 20
2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen (vervallen)…………………………………….. 20
2.6.11 Gelijkwaardigheid (vervallen)………………………………………………………………. 20
2.6.12 Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten (vervallen)………… 20
Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
2.7.1.Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen)……………………………. 21
2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen)………………….. 21
2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet (vervallen)……………………….. 21
2.7.3A Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming (vervallen)… 21
2.7.4.Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen)………………. 21
2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen)..…….. 21
2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen)…………………………………………………….…………….….. 21
2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen (vervallen)…………………………….. 21
Hoofdstuk 3. DE MELdING……………………………………………. 21
3.1 De wijze van melden (vervallen) …………………….………………… 21
3.2 Welstandscriteria (vervallen) ……………………………………………… 21
Hoofdstuk 4. Plichten tijdens en bij voltooiing van De bouw en bij ingebruikneming van Een BOUWWERK………………21
4.1Intrekking bouwvergunning bij niet tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden (vervallen)………………………………………………………. 21
4. 2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden (vervallen).………… 21
4. 3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie (vervallen)………………………….. 21
4. 4 Het uitzetten van de bouw (vervallen)……………………………………. 21
4.5Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden (vervallen)………………………………………… 21
4. 6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen (vervallen) 21
4. 7 Bemalen van bouwputten (vervallen)……………………………………….. 21
4. 8 Veiligheid op het bouwterrein (vervallen)………………………………….. 21
4. 9 Afscheiding van het bouwterrein (vervallen)………………………………. 21
4. 10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder (vervallen) 21
4. 11 Bouwafval (vervallen)…………………………………………………………… 21
4. 12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden (vervallen) 22
4. 13 Melden van werken bij lage temperaturen (vervallen)…………………….. 22
4. 14 Verbod tot ingebruikneming (vervallen)………………………………………. 22
Hoofdstuk 5. Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en HET weren van schadelijk en hinderlijk gedierte……………………………. 22
Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen
5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen (vervallen)………………. 22
5.1.2Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.
5.1.2 Brandblusvoorzieningen (vervallen)………………………………………………… 22
5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (vervallen)……………. 22
Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
5.2.1 Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen (vervallen)……………………………………………………………………………….. 22
5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in gebouwen, niet zijnde woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen (vervallen)……………………………………………………….. 22
5.2.3Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard (vervallen)………………………………………………………. 22
5.2.4Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in logiesverblijven en logiesgebouwen (vervallen) ……………………………………………….……… 22
5.2.5 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in kantoorgebouwen (vervallen).. 22
Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen
5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen)………………………. 22
5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen)………………….. 22
5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet (vervallen)……………………….. 22
5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen)……………… 22
5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen)………. 22
5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen)………………….............................................. 22
5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen (vervallen)…………………………………………… 22
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid.
5.4.1 Preventie (vervallen)……………………………………………………….. 23
Hoofdstuk 6. Brandveilig gebruik…………………………………… 23
Paragraaf 1 Gebruiksvergunning
6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk (vervallen)……………………………………. 23
6.1.2 Aanvraag gebruiksvergunning (vervallen)………………………………………. 23
6.1.3 In behandeling nemen (vervallen)………………………………………………… 23
6.1.4 Termijn van beslissing (vervallen)………………………………………………… 23
6.1.5 Weigeren gebruiksvergunning (vervallen)……………………………………… 23
6.1.6Intrekken gebruiksvergunning (vervallen)………………………………………… 23
6.1.7 Verplicht aanwezige bescheiden (vervallen)…………………………………… 23
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
6.2.1 Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen)…………………………………… 23
6.2.2 Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen)……………………………………… 23
6.2.3 Opslag en verwerking stoffen (vervallen)…………………………….. 23
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
6.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen (vervallen)……………………. 23
6.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen (vervallen)………………………………… 23
Paragraaf 4 Hinder in verband met de brandveiligheid
6.4.1 Hinder in verband met de brandveiligheid (vervallen)…………………………. 23
Hoofdstuk 7. Overige gebruiksbepalingen……………………………….. 23
7.1.1 Overbevolking van woningen (vervallen)…………………………………….. 23
7.1.2 Overbevolking van woonwagens(vervallen)…………………………………. 23
Paragraaf 2 Staken van het gebruik
7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid (vervallen)…………………… 24
7.2.2Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan 7.2.2 Hygiëne (vervallen)………………………………………………………….. 24
7.2.3 Staken van het gebruik van een woonwagen (vervallen)……………………… 24
Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen
7.3.1 (Vervallen)…………………………………………………………………… 24
7.3.2 Hinder (vervallen)..………………………………………………………… 24
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid
7.4.1Preventie (vervallen)……………………………………………………… 24
7.5.1 Verboden gebruik van water (vervallen)……………………………… 24
7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties (vervallen)……………….. 24
Hoofdstuk 8. Slopen…………………………………………………… 24
Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen
8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)…………………………… 24
8.1.2 Aanvraag sloopvergunning (vervallen)……………………………………………….. 24
8.1.3 In behandeling nemen (vervallen)……………………………………………………. 24
8.1.4 Termijn van beslissing (vervallen)…………………………………………………… 24
8.1.5 Samenloop van slopen en bouwen (vervallen)……………………………………… 24
8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)…………………… 24
8.1.7 Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)…………………… 24
Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen
8.2.1 Sloopmelding (vervallen)………………………………………………………………… 25
8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)……………………………………………………………………. 25
Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen
8.3.1 Veiligheid op sloopterrein (vervallen)…………………………………………… 25
8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden (vervallen)…………. 25
8.3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) 25
8.3.4 Plichten van degene die sloopt (vervallen)……………………………………. 25
8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest (vervallen)………….. 25
8.3.6 Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen (vervallen).. 25
8.4.1 Sloopafval algemeen (vervallen)……………………………………………….. 25
Hoofdstuk 9 Welstand…………………………………………………… 25
9. 1 De advisering door de welstandscommissie……………………………….. 25
9. 2 Samenstelling van de welstandscommissie………………………………… 25
9. 3 Benoeming en zittingsduur (vervallen).…………………………………….. 26
9. 4 Jaarlijkse verantwoording……………………………………………………….. 26
9. 5 Termijn van advisering………………………………………………………….. 26
9. 6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting……………… 26
9. 7 Afdoening onder verantwoordelijkheid...…………………………………… 27
9. 8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht………………………………….. 27
9. 9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken (vervallen)…..… 27
Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen……………… 27
10. 1 De aanvraag om woonvergunning (vervallen) …………………………………… 27
10. 2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoon- baarverklaarde woning of woonwagen (vervallen)…………………………… 27
10.3 Overdragen vergunningen (vervallen)…….……………………………………. 27
10. 4 Overdragen mededeling (vervallen)……….……………………………………. 27
10.5Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens 10.5 alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen (vervallen)………………… 27
10. 6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften 27
Hoofdstuk 11 Handhaving…………………………………………………….. 27
11.1 Stilleggen van de bouw (vervallen)……………………………………………. 27
11.2 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming (vervallen)……………. 27
11.3 Stilleggen van het slopen (vervallen)………………………………………….. 28
11.4 Onderzoek naar een gebrek (vervallen)……………………………………..… 28
11.Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen……………… 28
12.1Strafbare feiten (vervallen)……………………………………………………….. 28
12. 2 Overgangsbepaling bodemonderzoek (vervallen).…………………………. 28
12. 3 Overgangsbepaling m.b.t. de staat van open erven en terreinen (vervallen) 28
12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning (vervallen)………. 28
12.5 Overgangsbepaling sloopmelding (vervallen)……………………………….. 28
12.5A Overgangsbepaling met betrekking tot een aanvraag om bouwvergunning, 11. ontheffing of toestemming of een aanvraag om omgevingsvergunning ….. 28
12.6 Slotbepaling………………………………………………………………………… 28
11.Bijlagen……………………………………………………………………………………… 28
11.Bijlage 1Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning (vervallen)…… 28
11.Bijlage 2 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning (vervallen).. 28
11.Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen)……………………………. 28
11.Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet- 11. gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties (vervallen)……..…… 28
11.Bijlage 5 Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen)……………………………. 28
11.Bijlage 6 Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen)…………………………… 28
11.Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op 11. erven en terreinen (vervallen)
11. Bijlage als bedoeld in artikel 2.7.6…………………………………………….. 28
11.Bijlage 8 Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijk- 11. bare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest (vervallen)………….. 28
11.Bijlage 9 Reglement van orde van de welstandscommissie………………………….. 29
11.Bijlage10 Tabel 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1 brandmeldinstallaties (vervallen) 29
11.Bijlage11 Tabel 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5 ontruimingsinstallaties (vervallen) 29
11.Bijlage12 Tabel 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8 vluchtrouteaanduiding (vervallen) 29