Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Cranendonck

Besluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCranendonck
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning
CiteertitelBesluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening wet Maatschappelijke Ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200001-01-201220-04-2017Onbekend

03-04-2012

Weekblad de Grenskoerier

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning

 

 

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012

(versie april 2012)

INHOUDSOPGAVE

HOOFDSTUK 1 De aanvraag van de individuele voorziening 4

Artikel 1 Gebruik aanvraagformulier 4

Artikel 2 Relatie met Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) 4

HOOFDSTUK 2 De te bereiken resultaten 4

Paragraaf 1: Te bereiken met de inzet van hulp bij het huishouden 4

Artikel 3 Algemene omschrijving 4

Artikel 4 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden 4

Artikel 4a Algemeen gebruikelijke voorziening 5

Artikel 5 Uitsluiting 5

Artikel 6 Gebruikelijke zorg 5

Artikel 7 Omvang en levering van de hulp bij het huishouden 5

Artikel 8 Respijtvoorziening 5

Artikel 9 Omvang van het persoonsgebonden budget (PGB) 5

Artikel 10 Natura tarieven hulp bij het huishouden 5

Artikel 11 Overgangsrecht bij wijziging gezinssituatie 6

Paragraaf 2: Te bereiken met de inzet van een woonvoorziening 6

Artikel 12 Type woonvoorzieningen 6

Artikel 13 Primaat algemene woonvoorzieningen 6

Artikel 14 Soorten individuele woonvoorzieningen 6

Artikel 15 Primaat van de verhuizing 6

Artikel 15a Verplicht medisch- en bouwkundig advies 7

Artikel 16 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten 7

Artikel 17 Kosten bouwkundige of woontechnische woonvoorziening 7

Artikel 18 Primaat van de losse woonunit 8

Artikel 19 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen 8

Artikel 20 Hoofdverblijf 8

Artikel 21 Woningsanering 8

Artikel 22 Kosten van tijdelijke huisvesting 8

Artikel 23 Kosten van huurderving 9

Artikel 24 Weigeringgronden 9

Artikel 25 Terugbetaling bij verkoop 10 Paragraaf 3: Te bereiken met de inzet van een rolstoelvoorziening 10

Artikel 26 Vormen van voorzieningen 10

Artikel 27 Rolstoelvoorziening in natura 10

Artikel 28 Persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening 10

Artikel 29 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening 11

Paragraaf 2: Te bereiken met de inzet van een vervoersvoorziening 11 Artikel 30 Algemene omschrijving 11

Artikel 31 Algemene vervoersvoorziening 11

Artikel 32 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening 12

Artikel 33 Vervoersgebied collectief vraagafhankelijk vervoer 12

Artikel 34 Primaat van het collectief vraagafhankelijk vervoer 12

Artikel 35 Vervoersvoorziening in natura 12

Artikel 36 Persoonsgebonden budget 12

Artikel 37 Financiële tegemoetkoming 13

Artikel 38 Hoogte financiële tegemoetkoming 13

Artikel 39 Afstemming op behoefte 14

Artikel 40 Kilometers bij bovenregionaal vervoer 14

Artikel 41 Bijzondere regels kostenvergoeding 15

HOOFDSTUK 3 Verstrekkingswijze / eigen bijdrage/aandeel, inkomensgrenzen en financiële drempels 16

Artikel 42 Keuzevrijheid 16

Artikel 43 Criteria voor de keuzevrijheid 16

Paragraaf 1: De financiële tegemoetkoming 16 Artikel 44 Vorm van verstrekking 16

Artikel 45 Kostensoorten 16

Artikel 46 Verantwoording 17

Artikel 47 Beschikking 17

Paragraaf 2: Persoonsgebonden budget 17 Artikel 48 Persoonsgebonden budget 17

Artikel 49 Verzoek aanvrager 18

Artikel 50 Weigering van een persoonsgebonden budget 18

Artikel 51 Verantwoording van het persoonsgebonden budget 18

Artikel 52 Verantwoording persoonsgebonden budget bij aanschaf van een voorziening 18

Artikel 53 Verantwoording persoonsgebonden budget bij de voorziening hulp bij het huishouden 19

Artikel 54 Gevolgen controle persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden 19

Artikel 55 Uitbetaling persoonsgebonden budget 19

Paragraaf 3: Eigen bijdrage, eigen aandeel, inkomensgrenzen en financiële drempels 19

Artikel 56 Eigen aandeel woonvoorzieningen ex artikel 12 Verordening 19

Artikel 57 Bepalen inkomen in verband met artikel 21 van de Verordening MO 20

HOOFDSTUK 4 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering 21

Artikel 58 Intrekking van een voorziening 21

Artikel 59 Terugvordering 21

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen 21

Artikel 60 Hardheidsclausule 21

Artikel 61 Inwerkingtreding 21

Artikel 62 Citeertitel 21

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012

Alle in dit besluit gebruikte begrippen, die niet nader omschreven worden, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening (maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012) en de Algemene wet bestuursrecht. Het genoemde Besluit Maatschappelijke Ondersteuning betreft de algemene maatregel van bestuur van rijkswege.

Hoofdstuk 1. De aanvraag van de individuele voorziening.

Artikel 1 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

De aanvraag kan worden ingediend bij het “Zorgloket”. Op het gebied van de AWBZ zal een doorverwijzing plaats vinden naar het Centraal Indicatie Zorg (CIZ).

Hoofdstuk 2. De te bereiken resultaten.

Paragraaf 1:

* Een schoon en leefbaar huis

* Voorzien zijn van goederen voor de primaire levensbehoeften

* Beschikken over schone en draagbare kleding

* Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Te bereiken met de inzet van hulp bij het huishouden:

Artikel 3 Algemene omschrijving

1.De door het college, ter compensatie van beperkingen van belanghebbende, bij het voeren

van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a) een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

b) hulp bij het huishouden in natura;

c) een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden; 2. Met het voeren van een huishouden wordt gelijk gesteld het verblijf in een hospice;

Artikel 4 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Belanghebbende kan voor de in artikel 3 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a)

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b)

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

2. Belanghebbende kan voor de in artikel 3 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

  • a)

    de in artikel 3 onder a. genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

  • b)

    niet beschikbaar is.

Artikel 4a Algemeen gebruikelijke voorziening

1.Wasdroger betreft een algemene voorziening;

Artikel 5 Uitsluiting

Het college weigert een voorziening als bedoeld in artikel 3 indien de aanvraag betrekking heeft op hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen (AWBZ).

Artikel 6 Gebruikelijke zorg

Belanghebbende komt niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden indien tot de woning waar deze persoon deel van uitmaakt, een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten conform het protocol gebruikelijk zorg Centrum Indicatiestelling Zorg.

Artikel 7 Omvang en levering van de hulp bij het huishouden

  • 1.

    De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in uren, waarbij de toe te kennen taken in de beschikking worden vastgesteld en deze worden uitgedrukt in aantal minuten per taak.

  • 2.

    Het college verstrekt hulp bij het huishouden in natura op basis van een overeenkomst waarbij de gemeente afspraken heeft gemaakt met verschillende leveranciers waaruit de aanvrager kan kiezen.

Artikel 8 Respijtvoorziening

Indien er tijdelijk, doch maximaal 3 weken al dan niet aaneengesloten, geen ondersteuning door een mantelzorger geleverd kan worden, kan belanghebbende voor de in artikel 3 onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht in de vorm van een respijtvoorziening met een maximum van 10 uur per jaar. Een andere mogelijke vorm van respijtzorg is het inzetten van 6 dagdelen in de vorm van dagbesteding.

Artikel 9 Omvang van het persoonsgebonden budget (2012)

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld per geïndiceerd uur wat gelijk is aan 75% van het vastgestelde uurtarief bij hulp bij het huishouden in natura:

  • ·

    € 16,73 Huishoudelijke verzorging (Hbh 1)

  • ·

    € 18,65 Organisatie bij het huishouden (Hbh 2)

  • ·

    € 21,59 Hulp bij een ontregelde huishouding (Hbh 3)

Artikel 10 Natura tarieven hulp bij het huishouden (2012)

  • ·

    € 22,30 Huishoudelijke verzorging (Hbh 1)

  • ·

    € 24,87 Organisatie bij het huishouden (Hbh 2)

  • ·

    € 28,78 Hulp bij een ontregelde huishouding (Hbh 3)

Artikel 11 Overgangsrecht bij wijziging gezinssituatie

Indien bij gehuwden of daarmee gelijk gestelde (artikel 1 lid 2 t/m lid 7 van de Wet zijn van toepassing) de persoon op wiens naam de hulp bij het huishouden is geïndiceerd niet langer deel uit maakt van de gezamenlijke huishouding, wordt de hulp bij het huishouden ten behoeve van de achterblijvende partner voor de duur van 6 weken voortgezet en zal in de tussentijd onderzocht worden of hulp bij het huishouden voor deze persoon geïndiceerd is. Paragraaf 2: * Wonen in een geschikt huis

Te bereiken met de inzet van een woonvoorziening

Artikel 12 Type woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

a) een algemene woonvoorziening;

b) een woonvoorziening in natura;

c) een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

d) een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 13 Primaat algemene woonvoorzieningen

  • 1.

    Belanghebbende kan voor de in artikel 12, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien er aantoonbare beperkingen zijn die het normale gebruik van de woning belemmeren en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Indien deze voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en compenserende oplossing leidt kan belanghebbende voor de in artikel 12, onder b.,c. en d. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien er aantoonbare beperkingen zijn die het normale gebruik van een woning belemmeren die een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken.

Artikel 14 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a)

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b)

    een tegemoetkoming in de kosten van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (woningaanpassing);

  • c)

    een verstrekking in bruikleen of een persoonsgebonden budget voor een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d)

    een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie;

  • e)

    een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting;

  • f)

    een tegemoetkoming in de kosten van huurderving;

  • g)

    een tegemoetkoming in de kosten van een uitraasruimte.

  • h)

    een tegemoetkoming in de kosten van bezoekbaar maken, zie artikel 20 lid 2;

Artikel 15 Primaat van de verhuizing

  • 1.

    Belanghebbende kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Belanghebbende of een persoon die op verzoek van het college, ten behoeve van belanghebbende de woning heeft ontruimd, kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder a. in aanmerking worden gebracht.

3. Belanghebbende kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder b., c., d., e., f., g en h in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst-compenserende oplossing is, mits de aanvrager belemmeringen ervaart in het normale gebruik van de woning.

4.Belanghebbende kan eveneens voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder b., c., d., e., f., g. en h. in aanmerking komen, wanneer een verhuizing tot gevolg heeft dat de belastbaarheid van de mantelzorg, dan wel vrijwillige (buren)hulp dusdanig wordt aangetast, dat deze niet meer uitgevoerd kan worden.

5. Belanghebbende kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder g. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 15a Verplicht medisch- en bouwkundig advies

Indien op grond van artikel 12 van de Verordening een woonvoorziening of woningaanpassing aan de orde is krachtens de Wmo en de kosten daarvan naar verwachting € 10.000,-- of meer zullen bedragen wordt, alvorens een beslissing te nemen, een medisch- en bouwkundig advies ingewonnen.

Artikel 16 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding bedraagt maximaal € 3.658,-- (bedrag 2012), mits voldaan is aan het noodzakelijkheidbeginsel en verifieerbare kosten worden overgelegd. Leidend zijn de kosten conform artikel 21 van dit besluit.

Artikel 17 Kosten bouwkundige of woontechnische woonvoorziening

Alleen de kosten van de navolgende bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:

a) De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed;

b) De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling van de woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking;

c) Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 % van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;

d) De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, zijn maximaal 2 procent van de aanneemsom;

e) De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

f) De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

g) Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening;

h) De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

i) De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te treffen aanpassing;

j) De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

k) De administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor belanghebbende, voor zover de kosten onder a. t/m j. meer dan € 907,-- bedragen, 10 % van die kosten, met een maximum van € 340,--;

l) Bij woningaanpassingen inzake woningen in eigendom ten hoogte van € 10.000,-- of meer, kan door het college aan belanghebbende de verplichting opgelegd worden om 2 offertes in te dienen van de betreffende woningaanpassing.

Artikel 18 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan, of een aanzienlijke verbouwing, nu en te verwachten binnen het jaar, (duurder dan € 20.000,- ) van een woning die het eigendom is van een verhuurder, die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan belanghebbende, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken of verhuizing in overweging genomen worden.

Artikel 19 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen

Een persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 12 sub c, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 20 Hoofdverblijf

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid en het gestelde in artikel 3, lid 2 onderdeel b, kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    Het bedrag dat als maximum wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken van een woning zoals bedoeld in het tweede lid bedraagt € 5.375,- (bedrag 2012).

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer, een toilet en de buitenruimte behorende bij het hoofdverblijf kan bereiken.

Artikel 21 Woningsanering

Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Voor de normbedragen wordt aangesloten bij het beleid van de Bijzondere Bijstand.

Artikel 22 Kosten van tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door de Burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op Huurtoeslag.

De maximale duur gedurende welke financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.

Artikel 23 Kosten van huurderving

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.375,-- (bedrag 2012).

  • 2.

    De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan van de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het plafond van de huurgrens als bedoeld in artikel 22 van dit besluit.

  • 3.

    De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.

  • 4.

    Geen financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt verstrekt terzake van huurderving over de eerste maand aansluitend aan de datum waarop de gelding van de huurovereenkomst is verstreken.

Artikel 24 Weigeringgronden

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • 1.

    De aanvraag betrekking heeft op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en AWBZ-woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie van in dit artikel genoemde woonvormen zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;

  • 2.

    De ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • 3.

    De aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw zoals omschreven in de verordening;

  • 4.

    De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe geen aanleiding bestond op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek;

  • 5.

    De aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • 6.

    Deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

  • 7.

    De woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • 8.

    De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ- instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • 9.

    De financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 12, onder d. wordt verleend onder de voorwaarde, dat de gemeente waar de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de aanvrager eerder een woning bezoekbaar is gemaakt in de afgelopen 10 jaar.

  • 10.

    Beperking zeer dure woonvoorziening: Woonvoorzieningen waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 45.378,- worden niet verleend, tenzij weigering van die voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • 11.

    Indien sprake is van algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals:

    -Verhoogd toilet of toiletverhoger;

    • -

      Handgrepen/beugels (algemeen verkrijgbaar);

    • -

      Douchekrukjes;

    • -

      2e trapleuning;

    • -

      Hendelkranen (douchemengkranen);

    • -

      Bad-, douchebak- en lavetverwijdering;

Het betreft geen limitatieve opsomming.

Artikel 25 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar, die krachtens de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck, of een aan deze verordening voorafgaande verordening een woonvoorziening heeft ontvangen, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 7 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

De aanpassingskosten van de woning dient volgens het door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald (zie bijlage 1)

Paragraaf 3:* Zich verplaatsen in en om de woning

Te bereiken met de inzet van een rolstoelvoorziening

Artikel 26 Vormen van voorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een individuele rolstoelvoorziening te weten:

    • -

      een rolstoelvoorziening in natura;

    • -

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • c.

    een gemaximeerde financiële tegemoetkoming te besteden aan een sportvoorziening.

Artikel 27 Rolstoelvoorziening in natura

De kosten bij de verstrekking van een rolstoelvoorziening in natura alsmede de kosten van onderhoud, gebruik, reparaties en accessoires voor rolstoelen worden volledig vergoed en bepaald op werkelijke kosten, uiteraard dient ook ten aanzien van deze kosten de noodzaak vast te staan en moet het gaan om de goedkoopst-compenserende voorziening. Onderhoudskosten die het gevolg zijn van oneigenlijk gebruik van en door de gebruiker aangebrachte modificaties aan de rolstoelvoorziening komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 28 Persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening

Het verstrekken van een persoonsgebonden budget is bestemd voor aanschaf, aanpassing, onderhoud, service en reparatie en eventueel verzekering van de rolstoel. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening, te verhogen met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen voor de maximale duur van de van toepassing zijnde afschrijvingstermijn. Het PGB wordt eenmalig uitgekeerd.

Op het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorzienig zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • 1.

    De voorziening moet voorzien zijn van minimaal het CE-keurmerk;

  • 2.

    De voorziening moet binnen 6 maanden na de verzenddatum van de beschikking zijn aangeschaft;

  • 3.

    De aangeschafte middelen ten behoeve van het doel, zijn eigendom van de betreffende burger;

  • 4.

    De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar;

  • 5.

    Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is wordt deze regeling niet opnieuw toegepast. Op het moment van heraanschaf begint in het nieuwe afschrijvingstermijn van 5 jaren.

  • 6.

    Vervanging na 5 jaar geschiedt alleen na technisch afkeuringsrapport;

  • 7.

    Indien belanghebbende geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren vervalt de restwaarde naar evenredigheid terug aan de gemeente;

  • 8.

    Indien belanghebbende geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren kan het voorschot voor onderhoud en reparatie van het persoongebonden budget teruggevorderd worden door de gemeente, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik;

  • 9.

    De rolstoel mag enkel door de cliënt worden gebruikt;

  • 10.

    Er geldt geen eigen bijdrage voor de rolstoelvoorziening.

Artikel 29 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening

Een voorziening zoals bedoeld in artikel 26 onder c wordt uitsluitend verstrekt als een gemaximeerde financiële tegemoetkoming, tenzij er sprake is van een jongere tot 18 jaar. In zo’n geval zal een sportrolstoel worden gehuurd. Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming bedraagt € 2.713,-- (bedrag 2012) welk bedrag bedoeld is voor aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van 3 jaar. De uitbetaling vindt plaats in de vorm van een eenmalige uitkering.

Indien er na 3 jaar een financiële tegemoetkoming voor een gelijksoortige sportvoorziening wordt aangevraagd zal er eerst een technische inspectie plaats vinden.

Paragraaf 4: * Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

* De mogelijkheid om regionaal contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Te bereiken met de inzet van een vervoersvoorziening

Artikel 30 Algemene omschrijving

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a) een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

b) een vervoersvoorziening in natura;

c) een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening;

d) een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening;

Artikel 31 Algemene vervoersvoorziening

Belanghebbende kan voor de in artikel 30 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht aantoonbare beperkingen;

a) het gebruik van het openbaar vervoer of;

b) het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 32 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening

1.Een elektrisch aangedreven fiets betreft een algemene voorziening;

Artikel 33 Vervoersgebied collectief vraagafhankelijk vervoer

Voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer vanaf het hoofdverblijf mag de rit maximaal 5 zones bedragen. Het jaarlijkse aantal strippen is vastgesteld op 700 strippen.

Bij samenloop met een voorziening als bedoeld in artikel 30 b en c wordt het aantal strippen gehalveerd. Te denken is daarbij aan een scootermobiel of een daarmee vergelijkbaar vervoermiddel wat voorziet in de vervoersbehoefte in de directe woonomgeving.

Bij de bepaling van het aantal strippen kan rekening gehouden worden met de individuele omstandigheden. Het aantal toe te kennen strippen kan worden verhoogd met een maximum van 1400 per jaar.

Artikel 34 Primaat van het collectief vraagafhankelijk vervoer

Belanghebbende kan voor de in artikel 30 onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen:

a) het gebruik van het openbaar vervoer of

b) het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

c) het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 30 onder a., onmogelijk maken dan wel;

d) een collectief systeem als bedoeld in artikel 30 onder a., niet aanwezig is;

Artikel 35 Vervoersvoorziening in natura

  • 1.

    Een voorziening in natura kan verstrekt worden in de vorm van een verplaatsingsmiddel;

  • 2.

    De voorziening is gericht op het individu en beoogd het zich zelfstandig (artikel 1 lid 1 onder g sub 5 Wet MO), daarmee te kunnen verplaatsen;

  • 3.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening als genoemd in artikel 30 onder b. op basis van een leaseovereenkomst, waarbij kosten voor onderhoud, service en reparatie en verzekering zijn inbegrepen;

  • 4.

    Het college kan na verstrekking van een vervoersvoorziening in natura (scootermobiel, driewielfiets etc.) belanghebbende verplichten een rijvaardigheidstest af te leggen of rijlessen te nemen, indien er twijfel bestaat over de rijvaardigheid van belanghebbende. Belanghebbende is verplicht hieraan deel te nemen, tenzij er sprake is van zwaarwegende bezwaren.

Artikel 36 Persoonsgebonden budget

1.Een persoonsgebonden budget wordt alleen maar verstrekt voor de kosten van:

a) aanschaf van het desbetreffende vervoermiddel;

b) reparatie en onderhoud en verzekering van een ander vervoermiddel.

2.Het persoonsgebonden budget voor een scootermobiel driewielfiets of een ander vervoermiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening, indien nodig te verhogen met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie wat gehanteerd wordt door de leverancier van de natura voorziening ex artikel 35 van dit besluit. Ook de verzekering wordt meegenomen in het PGB. Het persoonsgebonden budget wordt eenmalig uitbetaald.

Op het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorzienig zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • 1.

    De voorziening moet voorzien zijn van minimaal het CE-keurmerk;

  • 2.

    De voorziening moet binnen 6 maanden na de verzenddatum van de beschikking zijn aangeschaft;

  • 3.

    De aangeschafte middelen ten behoeve van het doel, zijn eigendom van de betreffende burger;

  • 4.

    De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar;

  • 5.

    Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is wordt deze regeling niet opnieuw toegepast. Op het moment van heraanschaf begint in het nieuwe afschrijvingstermijn van 5 jaren.

  • 6.

    Vervanging na 5 jaar geschiedt alleen na technisch afkeuringsrapport;

  • 7.

    Indien belanghebbende geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren vervalt de restwaarde naar evenredigheid terug aan de gemeente;

  • 8.

    Indien belanghebbende geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren kan het voorschot voor onderhoud en reparatie van het persoongebonden budget teruggevorderd worden door de gemeente, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik;

  • 9.

    De vervoersvoorziening mag enkel door de cliënt worden gebruikt;

  • 10.

    Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals hierboven genoemd is een eigen bijdrage van toepassing.

Artikel 37 Financiële tegemoetkoming

1.Een financiële tegemoetkoming wordt alleen maar verstrekt voor de kosten:

a) van aanpassing van een eigen vervoermiddel.

b) gebruik van een taxi of een eigen auto;

c) gebruik van een rolstoeltaxi.

Artikel 38 Hoogte financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Indien geen gebruik gemaakt kan worden van het collectief vraagafhankelijk vervoer kan men in aanmerking komen voor onder artikel 37 onder a. genoemde voorziening. Voorwaarden hiervoor zijn:

    • -

      Belanghebbende voldoet aan de inkomensgrens als bedoeld in artikel 24 van de Verordening;

    • -

      De aan te passen auto is niet ouder dan 3 jaar; of heeft een kilometerstand van minder dan 35.000;

    • -

      De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar;

    • -

      Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is, wordt deze regeling niet opnieuw toegepast; dan eerst zodra genoemde voorziening niet in alle redelijkheid bruikbaar is of in geval van onevenredige hoge onderhoudskosten. Op het moment van heraanschaf begint de nieuwe afschrijvingstermijn van 5 jaren; op dat moment is in principe, bij ongewijzigd beleid, weer een financiële tegemoetkoming beschikbaar;

    • -

      Vervanging na 5 jaar geschiedt alleen na technisch afkeuringsrapport.

2. Indien geen gebruik gemaakt kan worden van collectief vraagafhankelijk vervoer kan men in aanmerking komen voor onder artikel 37 onder b. en c. genoemde voorziening.

  • a)

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.101,-- (2012);

  • b)

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.101,-- (2012);

  • c)

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.651,-- (2012);

  • d)

    Jaarlijks is index van toepassing.

  • e)

    Indien beide echtgenoten (partners) in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen bedraagt de hoogte per persoon maximaal 75 % van de normbedragen als bedoeld in lid 2 sub a, b, c;

Artikel 39 Afstemming op behoefte

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen mogelijk maken met het in artikel 33 bepaalde aantal strippen dan wel een financiële tegemoetkoming.

Artikel 40 Kilometers bij bovenregionaal vervoer

Indien sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 39 lid 1 wordt een vergoeding verstrekt voor maximaal 750 kilometer per jaar dan wel 2250 kilometer per jaar. Het vervoersysteem Valys geldt daarbij als een voorliggende voorziening. Deze voorziening komt in het kort op het volgende neer:

Voor vervoer met Valys is een pas nodig. Transvision B.V. geeft deze passen en daarmee verkrijgt de persoon met vervoersbeperkingen een standaard persoonsgebonden kilometerbudget (pkb). Men komt voor de Valys-pas in aanmerking indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

• een bewijs van de gemeente dat er recht bestaat op Wmo-vervoer;

• een bewijs van de gemeente dat er recht bestaat op een Wmo-rolstoel of scootmobiel;

• een gehandicaptenparkeerkaart van de gemeente; of

• een OV-begeleiderskaart van de Nederlandse Spoorwegen.

De persoon met vervoersbeperkingen betaalt € 0,18 per verreden kilometer en is gebonden aan een pkb. Het pkb kan alleen worden ingezet voor de taxi. Het commerciële tarief bedraagt € 1,19 per kilometer wat van toepassing is nadat iemand het beschikbare aantal KM heeft verbruikt.. Voor de trein of de bus moet de cliënt een(strippen)kaart kopen. Er is voor het systeem van de pkb gekozen om te voorkomen dat het reizen per openbaar vervoer (of collectief vervoer binnen het zorgplichtgebied) volledig vervangen wordt door reizen per taxi. Het standaard pkb bedraagt vanaf 1 januari 2012 450 kilometer. Daarnaast bestaat er een hoog pkb. De algemene voorwaarden die gelden voor een standaard pkb zijn ook van toepassing op een hoog pkb. Het hoog pkb is bedoeld voor gehandicapten die van de taxi afhankelijk zijn, omdat ze vanwege medische redenen niet met de trein kunnen reizen. Vanaf 1 maart 2005 kunnen ook gehandicapten die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers voor een hoog pkb in aanmerking komen. Voorheen was het bezit van de gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers een reden om geen hoog pkb toe te kennen. Het hoog pkb is per 1 maart 2005 vastgesteld op 2250 kilometer. Tegen betaling van € 25,-- kan een indicatie voor een hoog pkb aan de Valyspashouder worden afgegeven. De indicatie voor een hoog pkb geschiedt door Argonaut. Argonaut fungeert daarbij als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zo blijkt uit jurisprudentie. Indien het pkb verbruikt is, betaalt de cliënt € 1,25 per kilometer. Afhankelijk van de medisch noodzakelijke bezoekfrequentie, kan er in individuele gevallen een gemeentelijke zorgplicht gaan ontstaan voor bovenregionaal vervoer indien de gehandicapte zijn pkb heeft verbruikt. Dit betekent dat Valys niet een passende, toereikende voorliggende voorziening behoeft te zijn. Alvorens tot die conclusie te kunnen komen is dus een gedegen, zorgvuldig onderzoek nodig.

Artikel 41 Bijzondere regels kostenvergoeding

Kosten die het gevolg zijn oneigenlijk of onverantwoordelijk gebruik en beheer door de gebruiker en door de gebruiker aangebrachte modificaties aan de vervoersvoorziening komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 3: Verstrekkingswijze en eigen bijdrage/aandeel

Artikel 42 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Conform bepalingen in de wet stelt het college vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de volgende criteria.

Artikel 43 Criteria voor de keuzevrijheid

Voorziening in natura:

Het kenmerk van een voorziening in natura is, dat deze niet in de vorm van een geldsom wordt verstrekt. De desbetreffende voorziening wordt in lease of eigendom verstrekt en bij huishoudelijke hulp ontvangt de aanvrager hulp in de vorm van een persoon, die deze dienstverlening verzorgt.

Indien van de voorziening geen of niet langer gebruik wordt gemaakt, vloeit de in lease verstrekte voorziening terug naar de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan deze voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel) weer hergebruikt worden.

Financiële tegemoetkoming:

Het kenmerk van een financiële tegemoetkoming is, dat de vergoeding voor een voorziening altijd betrekking heeft op een deel van de meerkosten. Artikel 45 van dit Besluit geeft een limitatieve opsomming van de voorzieningen, die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De aanvrager heeft hierin geen keuze.

Persoonsgebonden budget:

Een persoonsgebonden budget is een geldsom, waarmee de aanvrager de aanschaf kan bekostigen dan wel dienstverlening kan inkopen. Indien de voorziening om wat voor rede dan ook voortijdig stopt of foutief besteed wordt, kan de gemeente Valkenswaard het uitgekeerde bedrag, of een deel daarvan terugvorderen,

De aanvrager kan kiezen of hij een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wil ontvangen met uitzondering van de situatie zoals bedoeld in artikel 50 van dit Besluit.

Paragraaf 1 De financiële tegemoetkoming

Artikel 44 Vorm van verstrekking

Een financiële tegemoetkoming bestaat uit een:

  • a)

    forfaitair bedrag; of

  • b)

    een maximale bijdrage.

Artikel 45 Kostensoorten

De kostensoorten die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen zijn:

1. Bij de volgende kostensoorten wordt een forfaitair bedrag verstrekt:

  • a)

    woningaanpassing

  • b)

    woningsanering

  • c)

    tijdelijke huisvesting

  • d)

    huurderving

  • e)

    woonkosten

  • f)

    vervoerskosten

2. Bij de volgende kostensoorten wordt een maximale bijdrage verstrekt:

g) verhuis- en inrichtingskosten

h) sportrolstoel.

Artikel 46 Verantwoording

  • 1.

    Bij de verstrekking van een forfaitair bedrag, zoals bedoeld in artikel 45, eerste lid onder a. t/m e. dient de belanghebbende binnen 15 maanden na toestemming verantwoording af te leggen door het overleggen van betalingsbewijzen.

  • 2.

    Bij de verstrekking van een maximale bijdrage, zoals bedoeld in artikel 45, tweede lid onder g., dient de aanvrager binnen 15 maanden na toestemming verantwoording af te leggen door het overleggen van betalingsbewijzen.

  • 3.

    Bij de verstrekking van een maximale bijdrage, zoals bedoeld in artikel 45, tweede lid onder h., legt de aanvrager binnen 6 maanden verantwoording af door het overleggen van betalingsbewijzen en eventuele relevante bescheiden.

Artikel 47 Beschikking

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in artikel 48, aangevuld met de voorwaarden in artikel 20 van de Verordening in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 2 Persoonsgebonden budget

Artikel 48 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a)

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b)

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-compenserendst te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten;

    • c)

      de vergoeding voor instandhoudingkosten zullen ineens met de aankoopsom van de voorziening betaald worden.

    • d)

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld is door het college per onderdeel vastgelegd in dit Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck;

    • e)

      bij beëindiging van een voorziening vervalt de restwaarde van het al verstrekte persoonsgebonden budget naar evenredigheid terug aan de gemeente Cranendonck;

    • f)

      het voorschot voor de kosten van onderhoud en verzekering van het persoonsgebonden budget, maar ook de kosten van de voorziening zelf, kan, zodra de voorziening niet meer wordt gebruikt, teruggevorderd worden door de gemeente, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik;

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang, de uit te betalen termijnen en de looptijd van de voorziening worden bij beschikking vastgesteld;

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen;

  • 4.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storten op de rekening van de aanvrager / eigenaar van het onroerend goed. Indien er sprake is van instandhoudingkosten, worden deze in jaarlijkse termijnen gestort;

5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in artikelen 52 en 53 van dit besluit op verzoek van het college per omgaande te verstrekken;

6. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 49 Verzoek aanvrager

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Artikel 50 Weigering van een persoonsgebonden budget

  • 1.

    Er is sprake van overwegende bezwaren bij de toekenning van een persoonsgebonden budget, als uit onderzoek blijkt, dat de aanvrager niet op een verantwoorde wijze zal of kan omgaan met een persoonsgebonden budget dan wel door handelsonbekwaamheid als door onjuist gebruik;

  • 2.

    Een persoonsgebonden budget wordt geweigerd wanneer belanghebbende onder bewind staat in het kader van schuldhulpverlening;

3. Een persoonsgebonden budget wordt tevens geweigerd als verstrekking hiervan naar beoordeling van het college uit oogpunt van persoonsgebonden problematiek onwenselijk is;

4.Indien een persoonsgebonden budget wordt geweigerd, maar overigens aan de criteria wordt voldaan van een individuele voorziening, wordt een algemene voorziening of een voorziening in natura verstrekt.

Artikel 51 Verantwoording van het persoonsgebonden budget

Steekproefsgewijs vindt een a-selecte steekproef plaats, die een minimale omvang heeft van 15 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Artikel 52 Verantwoording persoonsgebonden budget bij aanschaf van een voorziening

1. Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor de koop van een voorziening legt de budgethouder verantwoording af aan het college door, binnen maximaal 4 weken nadat het college daarom heeft verzocht, bewijsstukken te overleggen over de besteding van het persoonsgebonden budget. De bewijsstukken dienen op naam van de budgethouder te zijn gesteld en duidelijk aan te geven op welke voorziening deze betrekking hebben;

2. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 53 Verantwoording persoonsgebonden budget bij de voorziening hulp bij het huishouden

Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder, op verzoek van het college, verantwoording af aan het college of de door het college aangewezen uitvoerende instantie. Budgethouder dient de volgende bescheiden te overleggen;

  • -

    een zorgovereenkomst met de zorgverlener, die hulp bij het huishouden levert, met daarin afspraken over de werkzaamheden, de looptijd van de overeenkomst, uren van de huishoudelijke hulp, werktijden, uurloon en overige kosten (b.v. i.v.m. ondersteuning door SvB);

  • -

    een overzicht van de administratie met bewijsmiddelen (declaratieformulieren);

  • -

    bewijs van ondersteuning bij de administratie door de SvB;

  • -

    bewijs van bevoegdheid tot het verlenen van Hbh2 door de zorgverlener;

Artikel 54 Gevolgen controle persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • ·

    indien geïndiceerde uren door PGB houder niet kunnen worden ingekocht vanwege een hoger uurtarief, wordt afgezien van terugvordering en zal bezien dienen te worden of in voldoende mate is voldaan aan het compensatiebeginsel;

  • ·

    indien de PGB houder voor minder geld de geïndiceerde uren zorg kan inkopen, wordt bezien of een aanpassing van het PGB gerechtvaardigd is. Voor zover de geïndiceerde hulp bij heet huishouden is geleverd wordt afgezien van terugvordering;

Artikel 55 Uitbetaling Persoonsgebonden budget

  • 1.

    De periodieke uitbetaling van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden vindt eenmaal per kwartaal bij vooruitbetaling plaats;

  • 2.

    De eenmalige uitbetaling van een persoonsgebonden budget voor een andere voorziening dan huishoudelijke hulp vindt eenmaal per maand plaats;

  • 3.

    De periodieke uitbetaling van het persoonsgebonden budget in de kosten van eigen vervoer vindt eenmaal achteraf per kwartaal plaats;

Paragraaf 3 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 56 Eigen aandeel woonvoorzieningen ex artikel 12 Verordening

  • 1.

    Op de hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningvoorziening als bedoeld artikel 12 van de Verordening wordt door tussenkomst van het CAK een eigen aandeel ten laste van de aanvrager in rekening gebracht, wat nooit meer kan bedragen dan de feitelijke financiële tegemoetkoming;

  • 2.

    De vaststelling en inning van het eigen aandeel wordt uitgevoerd door het CAK conform artikel 4.1 van het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning, uitgaande van het verzamelinkomen, zoals het CAK daarover beschikt vanuit een directe koppeling met de belastingdienst;

  • 3.

    Het eigen aandeel wordt voor de maximale duur van 39 termijnen van 4 weken vastgesteld;

  • 4.

    De hoogte van het eigen aandeel wordt gedurende de maximale looptijd jaarlijks geactualiseerd aan de hand van het meest actuele verzamelinkomen;

Artikel 57 Bepalen inkomen in verband met artikel 21 van de Verordening MO

  • 1.

    Het inkomen wordt als volgt berekend:

    • a.

      Loontrekkenden of uitkeringsgerechtigden:

      nettoloon op loonstrookje of uitkeringsspecificatie, vermeerderd met vakantietoeslag en de fiscale heffingskortingen voor zover deze niet zijn vrijgelaten. Bij twijfel of alle inkomsten zijn opgegeven, zal bij de belastingdienst een IB 60 verklaring worden opgevraagd.

    • b.

      Zelfstandigen:

      inkomen volgens de belastingopgave van het laatst verstreken kalenderjaar minus verschuldigde inkomstenbelasting (forfaitair percentage conform artikel 6 lid 2 Bbz 2004)

  • 2.

    Indien wordt deelgenomen aan een bedrijfsspaarregeling wordt bij de vaststelling van het netto-inkomen uitgegaan van het nettoloon dat zou zijn ontvangen indien niet aan de bedrijfsspaarregeling zou worden deelgenomen. Ter bepaling hiervan dient een aparte loonspecificatie te worden overgelegd indien B&W daarom verzoeken.

  • 3.

    De periode waarover het netto-inkomen wordt vastgesteld is het kalenderjaar waarin de aanvraag voor de voorziening is gedaan.

  • 4.

    Doeluitkeringen worden niet als inkomen aangemerkt.

  • 5.

    Artikel 4.2 Besluit Maatschappelijke Ondersteuning wordt voor wat betreft de differentiatie van inkomsten van toepassing verklaard ofwel zijn alle inkomsten die voldoen aan onderstaande voorwaarden als inkomsten aan te merken ingevolge dit besluit.

    • a.

      indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;

    • b.

      in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar.

Hoofdstuk 4: Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 58 Intrekking van een voorziening

1.Het college kan een besluit, naast de bepalingen in artikel 29 van de Verordening MO, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

a) de aanvrager niet langer woonachtig is in de gemeente Cranendonck;

d) de vastgestelde eigen bijdrage/eigen aandeel niet is betaald;

e) de aanvrager recht blijkt te hebben op vergoedingen of verstrekkingen van derden (voorliggende voorziening);

f) de aanvrager niet voldaan heeft aan de t.b.v. de uitvoering van dit Besluit opgestelde uitvoeringsregels.

g) de aanvrager overlijdt.

2. Bij overlijden van de budgethouder eindigt het persoonsgebonden budget op de dag gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt.

Artikel 59 Terugvordering

  • 1.

    In geval een besluit wordt ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd;

  • 2.

    In geval het recht op een in nature verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 60 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen of krachtens dit Besluit, indien toepassing van dit Besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 61 Inwerkingtreding

Dit Besluit, behorend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012 en verder en de toelichting hierop, treedt in werking op 1 januari 2012. Alle voorgaande Besluiten m.b.t. de Wmo vervallen met de inwerkingstelling van dit Besluit.

Artikel 62 Citeertitel

Dit Besluit kan worden aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012.

Bijlage 1: Afschrijvingsschema woonvoorziening

Eerste jaar: 70 % van de financiële tegemoetkoming

Tweede jaar: 60 % van de financiële tegemoetkoming

Derde jaar: 50 % van de financiële tegemoetkoming

Vierde jaar: 40 % van de financiële tegemoetkoming

Vijfde jaar: 30 % van de financiële tegemoetkoming

Zesde jaar: 20 % van de financiële tegemoetkoming

Zevende jaar: 10 % van de financiële tegemoetkoming