Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kerkrade

Verordening Wet kinderopvang Kerkrade 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKerkrade
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet kinderopvang Kerkrade 2012
CiteertitelVerordening Wet kinderopvang Kerkrade 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening Wet Kinderopvang Kerkrade 2005

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2012

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201201-01-2013nieuwe regeling

30-05-2012

Zuid-Limburger 13-06-2012

12Rb026

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet kinderopvang Kerkrade 2012

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko), de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko);

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade.

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van Kerkrade.

    • d.

      uitkering: algemene bijstand op grond van de WWB, evenals een uitkering op grond van de IOAW en de IOAZ en de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB.

    • e.

      tegemoetkoming: een bijdrage als bedoeld in artikel 1.22 van de wet.

Artikel 2 Doelgroep

Tot de doelgroep van deze verordening behoort de ouder als bedoeld in artikel 1.6 van de wet in samenhang met artikel 1.22 van de wet.

Artikel 3 Omvang van de kinderopvang in relatie tot de tegemoetkoming

  • 1.

    Een tegemoetkoming wordt slechts verleend voor het aantal af te nemen uren kinderopvang dat naar het oordeel van het college als noodzakelijk kan worden aangemerkt in verband met de combinatie van de zorg voor het kind met:

    • §

      deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • §

      deelname aan een voorziening op grond van de Wet Inburgering;

    • §

      deelname aan onderwijs bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000;

    • §

      het verrichten van betaalde werkzaamheden, of

    • §

      een voorziening gericht op participatie.

  • 2.

    De regels op grond van artikel 1.7 van de wet, die bepalen wat het maximale aantal uren van de kinderopvang mag zijn en die daardoor ook bepalen hoe hoog de Kinderopvangtoeslag is, gelden op overeenkomstige wijze voor het bepalen van de gemeentelijke tegemoetkoming zoals vastgesteld is deze verordening.

Artikel 4 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode gedurende welke de afname van kinderopvang noodzakelijk wordt geacht in verband met:

    • §

      deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • §

      deelname aan een voorziening op grond van de Wet Inburgering;

    • §

      deelname aan onderwijs bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000;

    • §

      het verrichten van betaalde werkzaamheden, of

    • §

      een voorziening gericht op participatie.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt verleend tot uiterlijk de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Hoofdstuk 2. De aanvraag van een tegemoetkoming

Artikel 5 Te verstrekken gegevens bij een aanvraag

  • 1.

    Het college geeft nadere regels betreffende de gegevens die de klant moet aanleveren voor het kunnen vaststellen van een vergoeding.

  • 2.

    De aanvraag dient te geschieden met behulp van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    De aanvraag dient ondertekend te worden door de ouder en, indien van toepassing, de partner.

Hoofdstuk 3. Voorlopige verlening van een tegemoetkoming

Artikel 6 Het besluit tot voorlopig verlenen van de tegemoetkoming

  • 1.

    Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens een voorlopig besluit over de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan het in het eerste lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder schriftelijk in kennis van het verdagen.

Artikel 7 Inhoud van de beschikking

Het college geeft nadere regels betreffende de informatie die opgenomen wordt in de beschikking.

Artikel 8 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2.

    Betaling van het voorschot vindt plaats nadat een kopie van de factuur van de kinderopvangorganisatie over de betreffende kalendermaand door de gemeente is ontvangen.

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming kan niet eerder worden verleend dan met ingang van de datum waarop de overeenkomst tot het afnemen van kinderopvang ten behoeve van het betreffende kind is ingegaan.

  • 2.

    De tegemoetkoming kan voorts, met inachtneming van het eerste en het tweede lid, niet eerder worden verleend dan met ingang van de eerste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag door het college werd ontvangen

Hoofdstuk 4. Vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De ouder verstrekt binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarover de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over dit kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan nadere eisen stellen over de aanlevering van de stukken die nodig zijn voor de vaststelling.

  • 3.

    Het college stelt de definitieve tegemoetkoming vast binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten.

  • 4.

    Het college kan het in het derde lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder schriftelijk in kennis van het verdagen.

Artikel 11 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, vier weken na vaststelling betaald.

Artikel 12 Terugvordering

  • 1.

    Wanneer de tegemoetkoming op een lager bedrag wordt vastgesteld dan het voorlopige verstrekte bedrag of er geen recht blijkt te bestaan op tegemoetkoming, dan wordt het meerdere teruggevorderd.

  • 2.

    Het college ziet af van terugvordering op grond van het eerste lid indien:

    • -

      het terug te vorderen lager is dan € 50,00 netto op jaarbasis;

    • -

      het terug te vorderen bedrag lager is dan €125,00 netto op jaarbasis én de vordering is ontstaan door toedoen van het college.

Artikel 13 Weigeringsgronden

Er bestaat geen recht op een tegemoetkoming indien:

  • a.

    de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening,

  • b.

    niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 1.28 van de wet, of

  • c.

    niet wordt voldaan in het bepaalde in artikel 14 en 15 van deze verordening.

Hoofdstuk 5. Verplichtingen van de ouder

Artikel 14 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging door middel van een daartoe bestemd formulier mededeling van inlichtingen en gegevens die voor de aanspraak op en de hoogte van de vergoeding door de gemeente van belang zijn.

  • 2.

    De ouder verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellenredelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de vergoeding door de gemeente van belang zijn.

Artikel 15 Overleggen facturen

  • 1.

    De ouder verstrekt maandelijks aan het college een kopie van de factuur van het kinderopvangcentrum of het gastouderbureau.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde factuur wordt uiterlijk in de derde week van de volgende kalendermaand verstrekt.

Artikel 16 Aanvraag kinderopvangtoeslag

  • 1.

    De ouder is verplicht tijdig een aanvraag voor de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst inte dienen.

  • 2.

    De ouder verstrekt binnen vier weken na verzending van het besluit tot voorlopige toekenning van een tegemoetkoming op grond van deze verordening een kopie van de aanvraag voor een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst aan het college.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende uit de doelgroepen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze bepalingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2012. Per voornoemde ingangsdatum vervalt de Verordening Wet Kinderopvang Kerkrade uit 2005.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang Kerkrade 2012.

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering d.d. 30 mei 2102.

De voorzitter van de raad, De interim-griffier,

J.J.M. Som. mr. G.J.A. van Dorst

Toelichting  

Algemene toelichting

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wko. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term 'tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)'.

 

Artikel 25 Wko bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aan deze wettelijke opdracht.

 

De tegemoetkoming op grond van deze verordening is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de tegemoetkomingen.

 

De meeste gemeenten beschikken over een subsidieverordening. De vraag is aan de orde wat de verhouding is tussen de Verordening Wet kinderopvang 2012 en eventuele andere subsidieverordeningen. De Verordening Wet kinderopvang is zo opgezet dat deze geheel los staat van andere subsidieverordeningen. Andere subsidieverordeningen zijn daarom niet van toepassing op vergoedingen voor de kosten van kinderopvang.

 

Deze verordening treedt op 1 juli 2012 in werking. Vanaf 1 januari 2012 tot 1 juli 2012 worden aanvragen WKO in overeenstemming met deze verordening afgehandeld. Alle in deze verordening opgenomen wijzigingen zijn wettelijke wijzigingen, die vooral gevolgen hebben voor het bedrag dat cliënten uiteindelijk uitbetaald krijgen van de belastingdienst. De gemeentelijke bijdrage voor de gemeentelijke doelgroepen is ongewijzigd en nog steeds 16.67% met een eventuele aanvulling van 4.5% voor het eerste kind en 3.5% voor de andere kinderen. Deze percentages zijn al jaren dezelfde.

 

Het vorenstaande impliceert dat er ook geen overgangsregeling hoeft te komen. Er blijken bijstandsgerechtigde ouders te zijn die nu in het kader van hun re-integratietraject wel een 100% vergoeding krijgen voor de kinderopvang. Die extra vergoeding wordt echter uit het W-deel dan wel uit het participatiefonds betaald.

 

In de verordening Kinderopvang Kerkrade 2005 was eveneens de sociaal medische indicatie (SMI)opgenomen, omdat toen nog de verwachting bestond dat artikel 23 van de wet, dat over SMI handelt, vrij snel wel in werking zou treden. Wij zijn nu 7 jaar verder en nog altijd is artikel 23 niet in werking getreden. De verwachting is dan ook, dat dit niet gaat gebeuren. Daarom hebben de Parkstadgemeenten besloten een aparte verordening SMI te maken.

 

 

Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de vergoedingen

In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar is.

 

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb.

De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt afgegeven vaak nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.

 

De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan het college onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen.

 

Artikelsgewijze toelichting Verordening Wet kinderopvang Kerkrade 2012

 

De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot die artikelen die ook daadwerkelijk toelichting behoeven.

 

Artikel 2        Doelgroep

De doelgroepen zijn beperkt tot de in de wet genoemde doelgroepen. Van de mogelijkheid om zelf doelgroepen aan te wijzen is in het kader van deze verordening geen gebruik gemaakt.

 

Artikel 3          Omvang van de kinderopvang in relatie tot de tegemoetkoming

Een tegemoetkoming wordt slechts verstrekt in zoverre kinderopvang noodzakelijk is voor de combinatie van de zorg voor het kind en de taak van tot de doelgroep behorende ouder (deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, participatie, inburgering, studie of het verrichten van betaald werk).

Bij de bepaling van de noodzaak wordt tevens rekening gehouden met de verplichtingen van de eventuele partner van de ouder en de reistijden van de ouder (en diens eventuele partner), voor zover dit het gestelde in de wet niet overschrijdt. De wet stelt namelijk een maximum aan de te vergoeden uren, te weten 140% voor dagopvang en 70% voor buitenschoolse opvang. De 140% en 70% worden berekend op basis van de uren dat de minst verdienende partner werkt.

Indien de ouder gedurende meer uren gebruik maakt van kinderopvang dan naar het oordeel van het college noodzakelijk is, dan wordt bij de bepaling van de tegemoetkoming slechts rekening gehouden met de kosten tot het maximale aantal noodzakelijke uren. De meerkosten als gevolg van het onnodig afnemen van uren worden niet meegenomen bij het bepalen van het recht op de tegemoetkoming.

 

Artikel 4          De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

Een tegemoetkoming wordt slechts verstrekt in zoverre kinderopvang noodzakelijk is voor de combinatie van de zorg voor het kind en de taak van tot de doelgroep behorende ouder (deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, participatie, inburgering, studie of het verrichten van betaald werk).

Indien de ouder een langere periode gebruik maakt van kinderopvang dan naar het oordeel van het college noodzakelijk is, dan wordt bij de bepaling van de tegemoetkoming slechts rekening gehouden met de kosten tot de maximaal noodzakelijke duur.

 

De meerkosten als gevolg van het onnodig lang afnemen van kinderopvang worden niet meegenomen bij het bepalen van het recht op de tegemoetkoming. Indien de ouder de overeenkomst met het kindercentrum of het gastouderbureau niet tijdig opzegt, hoewel hij tijdig wist of had behoren te weten dat de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang zou vervallen, dan wordt over de periode waarin hij onnodig gebruik maakt van de kinderopvang geen tegemoetkoming verleend.

 

Artikel 5          Te verstrekken gegevens bij een aanvraag

Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van artikel 1.24 van de wet bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. naam, adres en BSN van de ouder;

b. indien van toepassing: naam en BSN van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

c. naam, adres, geboortedatum en BSN van het kind waarop de aanvraag betrekking heeft;

d. het aantal uren per volledige maand en de periode waarin kinderopvang volgens de aanvrager noodzakelijk zal zijn;

e. een offerte of de overeenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, waarin in ieder geval wordt aangegeven:

-    het aantal uren kinderopvang per kind per maand,

-    de kostprijs per uur,

-    de ingangsdatum van de overeenkomst met het kinderopvangcentrum dan wel het gastouderbureau,

-    de einddatum van de overeenkomst met het kinderopvangcentrum dan wel het gastouderbureau;

f. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

 

Artikel 7 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

a. de vaststelling tot welke van de in artikel 1.22 genoemde doelgroepen de ouder behoort;

b. de naam en geboortedatum van het kind waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

c. de naam en het adres van het kindercentrum of het gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

d. het aantal uren kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

g. de voor de ouder(s) geldende verplichtingen.

 

Artikel 8     De bevoorschotting van de tegemoetkoming

Voorschotten worden pas uitbetaald na de ontvangst van de factuur over de betreffende kalendermaand. Formeel moet de ouder deze aanleveren. Acceptabel is ook wanneer de opvangorganisatie deze zelf aanlevert.

 

Op deze wijze wordt voorkomen dat er voorschotten worden verstrekt terwijl de ouder geen gebruik meer maakt van de kinderopvang. Tevens kan uit de facturen blijken dat de ouder minder uren opvang afneemt dan de uren waarvoor een tegemoetkoming werd toegekend. Dit vormt aanleiding om te onderzoeken of de ouder wel heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht.

 

Artikel 9          Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Aanvragen van een tegemoetkoming met terugwerkende kracht is in beperkte zin mogelijk.

Hiervoor is aansluiting gezocht bij de bepalingen die de belastingdienst hanteert met betrekking tot het aanvragen van de kinderopvangtoeslag. Op deze wijze wordt voorkomen dat de gemeente een tegemoetkoming gaat verstrekken over een periode waarover geen kinderopvangtoeslag meer kan worden aangevraagd.

 

Artikel 12   Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Middels het overzicht van de feitelijke kosten van de kinderopvang kan beoordeeld worden of er in de loop van het jaar minder opvang is afgenomen dan het aantal uren en de periode waarvan in de voorlopige toekenning werd uitgegaan.

 

Artikel 16   Aanvraag  kinderopvangtoeslag

De ouder dient tijdig een aanvraag voor de kinderopvangtoeslag bij de belastingdienst in te dienen. Daarnaast dient de ouder binnen vier weken na verzending van het besluit tot voorlopige toekenning van een tegemoetkoming op grond van deze verordening een kopie van de aanvraag voor een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst aan het college te verstrekken.

Wanneer de ouder niet aan bovengenoemde verplichtingen voldoet, bestaat er geen recht op een tegemoetkoming. Op deze wijze wordt voorkomen dat de gemeente een tegemoetkoming moet verstrekken terwijl er mogelijk een betalingsachterstand bij de opvangorganisatie ontstaat, als gevolg van het niet verstrekken van de kinderopvangtoeslag door de belastingdienst.