Organisatie | Zeewolde |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening gemeente Zeewolde 2009 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening gemeente Zeewolde 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Afstemmingsverordening Wwb, Ioaw en Ioaz gemeente Zeewolde 2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 01-07-2013 | intrekking | 30-05-2013 Zeewolde Actueel, 11-06-2013 | V161 | |
29-02-2012 | 01-01-2012 | 01-07-2013 | hoofdstuk 5, 6, art. 17, 18, 19, 20, 21, 22 | 16-02-2012 Zeewolde Actueel, 28-02-2012 | R01S005 |
01-10-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 24-09-2009 Zeewolde Actueel, 06-10-2009 | V143 |
De raad van de gemeente Zeewolde,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 augustus 2009;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht;
gehoord de commissie Onderwijs en Welzijn d.d. 9 september 2009;
de Afstemmingsverordening gemeente Zeewolde 2009 vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2006.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet, of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand verlaagd.
In het besluit tot afstemming worden in ieder geval vermeld: de reden van de afstemming, de duur van de afstemming, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardafstemming.
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet; of
Het college ziet af van het verlagen van de bijstand indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9, eerste lid van de wet en/of artikel 18, tweede lid van de wet en/of de verplichtingen zoals genoemd in de Re-integratieverordening gemeente Zeewolde 2009 en het Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening gemeente Zeewolde 2009 niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Het niet of in onvoldoende mate naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Hieronder wordt in ieder geval begrepen het zich tijdens een sollicitatiegesprek zodanig gedragen dat de belanghebbende redelijkerwijs wist of had kunnen vermoeden dat door dit gedrag de sollicitatie kansloos zou worden;
Het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een traject gericht op een voor de inschakeling in de arbeid noodzakelijk geachte scholing of opleiding, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen, waaronder in ieder geval begrepen "Work First" of elk ander, thans of in de toekomst onder andere naam door het college aangeboden traject;
Het niet naleven van de uit artikel 7, eerste lid, van de Wet inburgering voortvloeiende verplichting door de inburgeringsplichtige tot het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving binnen de in de Wet inburgering vastgestelde periode.
Het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10, eerste lid, van de wet, waaronder begrepen wordt het weigeren mee te werken aan of gebruik te maken van "Work First" of elk ander, thans of in de toekomst onder een andere naam door het college aangeboden traject, gericht op arbeidsinschakeling.
De hoogte van de verlaging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met d, wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. In afwijking hiervan wordt niet de hoogte maar de duur van de verlaging verdubbeld, indien sprake is van een verlaging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien, bedoeld in artikel 6, tweede lid, tenzij sprake is geweest van het afzien van een maatregel vanwege het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.
3Het college kan bij een derde of volgende verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging de bijstand verlagen in hoogte en/of duur, rekening houdend met de ernst van de gedragingen, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende.
Van het opleggen van de verlaging voor een gedraging uit de 1e categorie van artikel 9 kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, kan met toepassing van artikel 54 van de wet een verlaging worden opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
De duur van de verlaging wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag. Artikel 5, eerste lid dient nadrukkelijk toegepast te worden. Belanghebbende dient in de gelegenheid te worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
Van het opleggen van de verlaging bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot afstemming
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een verlaging opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging op de volgende wijze vastgesteld:?
a. bij een periode tot 3 maanden: 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand;
b. bij een periode van 3 tot 6 maanden: 20% van de bijstandsnorm gedurende drie maanden;
c. bij een periode van 6 tot 9 maanden: 20% van de bijstandsnorm gedurende zes maanden;
d. bij een periode van 9 tot 12 maanden: 20% van de bijstandsnorm gedurende negen maanden;
e. bij een periode van 12 maanden en langer: 20% van de bijstandsnorm gedurende twaalf maanden of meer.
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college, zijn ambtenaren, medewerkers van de IGSD-Veluwerand, medewerkers van het UWV WERKbedrijf, het door of namens het college ingeschakelde re-integratiebedrijf belast met werkzaamheden in het kader van de Wet werk en bijstand, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging opgelegd van minimaal twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.
Hoofdstuk 5. Regelingen in verband met de wijzigingen in de Wwb en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012
Artikel 18. Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak
Onder 'gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren' als bedoeld in artikel 9, lid 1 van de wet, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan:
- het door de persoon van 18 tot 27 jaar niet voldoen aan de verplichting om in de zoekperiode naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden dan wel scholing te gaan volgen, zoals bedoeld in artikel 43, vierde lid van de wet (categorie 3);
- het door de persoon van 18 tot 27 jaar onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak, zoals bedoeld in artikel 44a van de wet (categorie 3);
- het niet voldoen aan de verplichting om naar vermogen opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de wet (categorie 4).