Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening instandhouding gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden in de gemeente Harlingen 2012 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-04-2012 | 24-05-2017 | Onbekend | 11-04-2012 Onbekend | - |
De raad van de gemeente Harlingen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012;
gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet; de Monumentenwet 1988,
de Erfgoedverordening Harlingen 2010 en de Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2006;
Subsidieverordening instandhouding gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden in de gemeente Harlingen 2012
Deze verordening verstaat onder:
a) College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen;
b) Gemeentelijke monumentenlijst: de gemeentelijke monumentenlijst zoals bedoeld in artikel 1, lid c
van de Erfgoedverordening Harlingen 2010;
c) Gemeentelijke monumenten: beschermde gemeentelijke monumenten zoals bedoeld is artikel 1, lid b
van de Erfgoedverordening Harlingen 2010;
d) Beeldbepalende panden: panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel
van het college een kenmerkend onderdeel vormen van een stads- of dorpsgezicht dat krachtens
artikel 35 van de Monumentenwet in de gemeente is aangewezen en die in de gemeentelijke lijst van
beeldbepalende panden zijn opgenomen;
e) Eigenaar: degene die het recht van eigendom, erfpacht of opstal heeft van een gemeentelijk
monument of beeldbepalend pand waarvoor in het kader van deze verordening subsidie wordt
f) Bouwkundige opname: omschrijving die de technische of fysieke staat van een het gemeentelijk
monument of beeldbepalend pand weergeeft, de oorzaak van eventueel genoemde gebreken duidt
en een hersteladvies bevat, en die is opgesteld door een naar oordeel van het college ter zake kundige
g) Instandhouding: het verrichten van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument of
beeldbepalend pand, die noodzakelijk zijn voor het herstellen en/of behouden van de
cultuurhistorische waarden van het pand;
h) Subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht, d.w.z. de
aanspraak op financiële middelen, door burgemeester en wethouders verstrekt met het oog op
bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan
geleverde goederen of diensten;
i) Subsidieplafond: het maximale bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak door de raad beschikbaar
wordt gesteld voor de verstrekking van subsidies;
j) Subsidiabele kosten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het in stand
houden van een gemeentelijk monument of beeldbepalend pand en zijn cultuurhistorische waarden;
k) Lijst van subsidiabele kosten en subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden: overzicht van criteria,
maxima, normbedragen en -percentages voor subsidiabele kosten en een limitatief overzicht van
werkzaamheden die het college vaststelt als subsidiabele werkzaamheden in het kader van deze
Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van instandhouding van beschermde gemeentelijke
monumenten aangewezen op grond van de Monumentenverordening Harlingen en beeldbepalende
panden, zoals opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst en lijst van beeldbepalende panden.
In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, is de Algemene Subsidieverordening Harlingen
1. Het college is bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidie zoals bedoeld in
2. Het college is bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlening- of
subsidievaststellingsbesluiten en tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden.
3. Het college stelt een ‘Lijst van subsidiabele kosten en subsidiabele
instandhoudingwerkzaamheden’ vast ter uitvoering van deze verordening.
4. Het college is bevoegd de in lid 3 genoemde ‘Lijst van subsidiabele kosten en subsidiabele
1. De aanvraag voor een subsidie wordt ingediend bij het college met behulp van een door het
college vastgesteld aanvraagformulier.
2. Een aanvraag wordt ingediend voordat overgegaan wordt tot uitvoering van de mogelijke
3. Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.
4. Aanvragen worden behandeld in de volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat onder
aanvragen volledige aanvragen worden bedoeld.
5. Bij een aanvraag om subsidie zijn in elk geval de volgende bijlagen verplicht:
a. een gespecificeerde begroting van de kosten, uitgesplitst naar manuren en materialen,
die niet ouder is dan twee jaar;
b. een omschrijving waaruit blijkt welke werkzaamheden zullen worden verricht;
c. een bouwkundige opname of inspectierapport, dat niet ouder is dan twee jaar en waarin
ten minste de technische staat wordt beschreven van de onderdelen van het pand
waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
d. 1. een omgevingsvergunning, indien de werkzaamheden als vergunningsplichtig zijn
2. tekeningen van de bestaande en toekomstige situatie (minimaal schaal 1:100), indien er
wijzigingen plaats zullen vinden die niet als vergunningsplichtig zijn aangemerkt.
6. Het college kan nadere eisen stellen aan de wijze waarop een aanvraag moet worden ingediend.
7. Het college kan voor de beoordeling van de aanvraag om nadere gegevens en stukken
1. Aan de eigenaar van een gemeentelijk monument of beeldbepalend pand kan op aanvraag een
subsidie worden verleend ter tegemoetkoming in de kosten van:
a. het uitvoeren van werkzaamheden of het treffen van voorzieningen met als doel het
opheffen van bouwtechnische gebreken;
b. het uitvoeren van overige werkzaamheden of het treffen van voorzieningen, die voor de
instandhouding van het pand noodzakelijk zijn.
2. De subsidie bedraagt voor een gemeentelijk monument 35% van de subsidiabele kosten, met een
3. De subsidie bedraagt voor een beeldbepalend pand 25% van de subsidiabele kosten, met een
4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de door het college subsidiabel geachte kosten het bedrag
5. Bij de vaststelling van de subsidiabele kosten houdt het college rekening met opgevoerde kosten
waarvoor op grond van enige andere regeling, subsidies of bijdragen zijn of kunnen worden
verleend, alsmede kosten die uit hoofde van een regeling zijn of kunnen worden gefinancierd.
1. De subsidiabele kosten worden vastgesteld door het college.
2. Onder de in artikel 2.2 bedoelde kosten van de werkzaamheden en voorzieningen worden in elk
geval begrepen de begrote en door of namens het college goedgekeurde bedragen van:
a. directe kosten (materiaalkosten, ook steigerwerk, loonkosten, behalve werkzaamheden in
b. indirecte kosten (algemene bouwplaatskosten, algemene bedrijfskosten, winst en risico);
c. directiekosten (honorarium);
d. onvoorziene kosten, CAR-verzekering en BTW.
3. De kosten genoemd in lid 1 worden vastgesteld aan de hand van criteria voor maximale bedragen
en percentages, zoals vermeld in de door het college vast te stellen ‘Lijst van subsidiabele kosten
en subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden’.
4. Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, voor zover de werkzaamheden:
a. strekken tot instandhouding van het beschermde gemeentelijk monument of
c. technisch noodzakelijk zijn;
d. gericht zijn op maximaal behoud van aanwezig historische materialen en constructies.
5. Subsidiabel zijn de kosten die gericht zijn op het voorkomen van verval of het voorkomen van
6. Subsidiabel zijn de kosten voor werkzaamheden die gericht zijn op vervanging van materialen die
hun functie niet meer kunnen vervullen.
7. Niet subsidiabel zijn de kosten voor werkzaamheden die:
a. gericht zijn op reconstructie, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van het
college ter versterking van de cultuurhistorische waarden gewenst zijn;
b. voortvloeien uit veranderd gebruik;
1. Subsidie kan slechts worden verleend voor de kosten en werkzaamheden zoals die genoemd zijn
in de door het college vast te stellen ‘Lijst van subsidiabele kosten en subsidiabele
2. Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:
a. de aard en omvang van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend;
b. de voor het vaststellen van de subsidie te verstrekken gegevens en bescheiden;
c. het beperken of wegnemen van eventuele nadelige gevolgen van de subsidie voor
e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;
f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte werkzaamheden en de
daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de
3. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat de aanvrager schriftelijk verklaart dat hij het
beschermde gemeentelijke monument of beeldbepalende pand na het treffen van de
1. Het college weigert een subsidie geheel of gedeeltelijk voor zover door verstrekking van de
subsidie het subsidieplafond wordt overschreden.
2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor de aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen,
het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen
vastgesteld door middel van loting.
3. Een ingediende aanvraag om subsidie waardoor het subsidieplafond wordt overschreden, kan
deels worden gehonoreerd, dat wil zeggen voor het resterende budget.
4. Het college weigert de subsidieverlening in ieder geval indien:
a. de aanvraag betrekking heeft op een soort pand dat niet in deze verordening wordt
b. een omgevingsvergunning voor de werkzaamheden vereist is en deze nog niet is
c. reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden;
d. indien dezelfde werkzaamheden binnen een periode van vijf kalenderjaren voorafgaand
aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend al voor subsidie in aanmerking zijn
5. Het college weigert de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk indien binnen een periode van vijf
kalenderjaren voor indiening van de aanvraag reeds een subsidie voor instandhouding van het
gemeentelijke monument of beeldbepalende pand is verleend en door het verlenen het
maximum subsidiebedrag wordt overschreden.
6. Het college kan de subsidieverlening weigeren indien gegronde redenen bestaan om aan te
a. de werkzaamheden niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen
omtrent de verrichte werkzaamheden en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten,
voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;
d. het pand waaraan de subsidiabele werkzaamheden worden uitgevoerd, binnen een
periode van tien jaar bestemd is om te worden afgebroken.
7. Het college kan de subsidieverlening weigeren indien de aanvrager:
a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de
verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben
b. failliet is of in surseance van betaling verkeert, of een verzoek daartoe bij de rechtbank is
1. Het college beslist omtrent een aanvraag om een subsidie binnen acht weken na de dag waarop
2. Het college kan de in lid 1 genoemde termijn eenmalig met acht weken verlengen. Een dergelijke
verlenging wordt door het college schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager.
1. De subsidieontvanger meldt de datum van de aanvang van de werkzaamheden vooraf bij het
2. De melding van de aanvang van de werkzaamheden zoals bedoeld in lid 1 wordt schriftelijk
gedaan door middel van een door het college vastgesteld, ingevuld, formulier ‘Melding aanvang
3. Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de ‘Melding aanvang werk’.
4. Uiterlijk binnen zes maanden na datum van verzending van de beschikking tot subsidieverlening
moet met de uitvoering van de werkzaamheden zijn begonnen.
5. Uiterlijk binnen twee jaar na datum van verzending van de beschikking tot subsidieverlening
moeten de werkzaamheden gereed zijn.
6. Het college kan de in het vijfde lid genoemde termijn met maximaal een jaar verlengen.
7. De subsidieontvanger meldt voltooiing van de werkzaamheden zo spoedig mogelijk, uiterlijk
binnen twaalf weken, bij het college. De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling
van de subsidie en geschiedt op een door het college vastgesteld, ingevuld, formulier
8. De gereedmelding als bedoeld in het zevende lid gaat vergezeld van:
a. een verklaring van de subsidieontvanger dat bij het realiseren van de werkzaamheden is
voldaan aan de opgelegde verplichtingen;
b. een gespecificeerde opgave van de gesubsidieerde kosten van de werkzaamheden met
daarop betrekking hebbende originele rekeningen en originele betaalbewijzen;
c. een opgave van de datum waarop de werkzaamheden zijn gereedgekomen;
d. een verklaring van de subsidieontvanger dat hij het gemeentelijke monument of
beeldbepalende pand na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal onderhouden.
9. Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding.
10. Bij onvoorziene omstandigheden, die buiten de directe invloedssfeer van de aanvrager
liggen, kan het college de in het vierde en vijfde lid genoemde termijnen schriftelijk verlengen op
1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op
betaling van het vastgestelde bedrag.
2. Binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 3.4.7 neemt het
college, nadat de bedoelde werkzaamheden door of namens het college zijn gecontroleerd en
akkoord bevonden, een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie.
3. Indien bij controle blijkt dat de werkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan de begrote kosten, dan
leidt dit gegeven niet tot verhoging van subsidie.
4. Indien bij controle blijkt dat de werkelijke gemaakte kosten lager zijn dan de begrote kosten, dan
wordt de subsidie dienovereenkomstig verlaagd.
5. Het college stelt de definitieve subsidie betaalbaar krachtens deze verordening.
6. Het college kan de beschikking tot subsidieverlening intrekken of de subsidie lager vaststellen dan
het bedrag uit de beschikking tot subsidieverlening als de aanvrager het krachtens deze
verordening gestelde niet heeft nageleefd.
7. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn eenmalig met acht weken verlengen. Een
dergelijke verlenging wordt door het college schriftelijk meegedeeld aan de subsidieontvanger.
Voor wat betreft de mogelijkheden om een beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te
trekken of te wijzigen is Afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.
1. De subsidie wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.
2. De subsidie wordt door het college aan de subsidieontvanger uitbetaald als bijdrage ineens
1. Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.
2. Bij de uitbetaling worden betaalde voorschotten verrekend met het subsidiebedrag.
1. Zodra het college het ernstige vermoeden heeft dat er reden is om toepassing te geven aan artikel
4.2, intrekking of wijziging van de subsidie, meldt het college dit schriftelijk aan de
2. De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort vanaf de
dag waarop het college dit meldt tot en met de dag waarop de beschikking over de intrekking of
wijziging is bekendgemaakt, of de dag waarop vanaf de kennisgeving van het ernstige vermoeden
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald,
indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening
De algemene bepalingen van hoofdstuk 1 gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen over de
aanvraag van subsidie, de subsidieverlening en voorwaarden, de subsidievaststelling en betaling staan in
respectievelijk hoofdstuk 2, 3 en 4. In hoofdstuk 5 staan enkele overkoepelende en afsluitende bepalingen
genoemd, die op de gehele verordening van toepassing zijn.
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
In dit artikel worden de begrippen uitgelegd die bij de verlening en vaststelling van de subsidie een rol
Deze verordening geldt alleen voor subsidieaanvragen voor instandhouding van gemeentelijke
monumenten en beeldbepalende panden in de gemeente Harlingen en is een aanvulling op de Algemene
Subsidieverordening Harlingen 2006.
Artikel 1.3 Toepassing Algemene Subsidieverordening Harlingen
Het is van belang te verwijzen naar het algemene gemeentelijke subsidiebeleid, voor eventuele gevallen
waarin deze specifieke subsidieverordening niet voorziet.
Na de vaststelling van de verordening en de vaststelling van een subsidieplafond door de gemeenteraad,
is het college bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van de subsidie. Het college is ook
bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlening- of subsidievaststellingsbesluiten en tot het
geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden. Verder is het college bevoegd de ‘Lijst van
subsidiabele kosten en subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden’ vast te stellen en naar bevind van
zaken te wijzigen. Deze lijst wordt als bijlage bij de verordening gevoegd.
In dit artikel is geregeld welke gegevens en bescheiden bij de aanvraag om subsidie moeten worden
ingediend. Overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (Awb) 4:4 wordt een standaardformulier
gehanteerd voor de stroomlijning van de aanvragen.
In artikel 4:5 Awb wordt een eenvoudige wijze van afdoening geregeld voor het geval dat de benodigde
stukken ontbreken. Het bestuursorgaan moet immers kunnen beschikken over alle relevante stukken
alvorens een besluit te kunnen nemen op de subsidieaanvraag. Als de aanvrager verzuimt alsnog
ontbrekende stukken toe te voegen, kan besloten worden de aanvraag niet verder te behandelen.
Er is geen uiterste indieningdatum ingevoerd aangezien de plannen zich het hele jaar kunnen aandienen.
Wel is bepaald dat een aanvraag alleen ingediend kan worden voordat begonnen is met de
Aanvragen worden behandeld in de volgorde van binnenkomst. In de verordening is gekozen voor de
volgorde van binnenkomst als bepalend criterium. Dit criterium zet niet in op een optimale kwaliteit van
het plan, maar op rechtszekerheid en overzichtelijkheid.
Artikel 2.2 Subsidieomschrijving, percentages en maxima
In dit artikel wordt aangegeven welke panden in principe in aanmerking komen voor een subsidie.
De subsidie verschilt voor de categorieën panden. Dit is een keuze vanwege het belang dat vanuit
cultuurhistorisch opzicht gehecht kan worden aan deze verschillende categorieën (waardevol pand of
alleen beeldwaarde). Gemeentelijke monumenten bezitten in het algemeen meer (cultuurhistorische)
waarden die bijdragen aan de kenmerkende authenticiteit van de stad dan beeldbepalende panden. Het
subsidiepercentage en het maximale subsidiebedrag is dan ook hoger vastgesteld voor gemeentelijke
monumenten dan voor beeldbepalende panden.
Voor gemeentelijke monumenten is de subsidie gemaximaliseerd op 35% van de kosten van subsidiabele
instandhoudingwerkzaamheden tot een maximum van € 20.000,--. Voor beeldbepalende panden is de
subsidie gemaximaliseerd op 25% van de kosten van subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden tot
een maximum van € 10.000,--. Er is voor alle subsidies een maximum gesteld om te voorkomen dat het
beschikbare geld naar slechts één of enkele restauraties gaat.
Verzoeken voor een bijdrage voor werkzaamheden waarvan de subsidiabele kosten € 5.000,-- of minder
bedragen, worden niet gehonoreerd. Hier is een bedrag gekozen dat tot een redelijke verhouding leidt
tussen de lasten en de baten van een aanvraag om subsidie, voor zowel de aanvrager als de gemeente.
Artikel 2.3 Subsidiabele kosten
In dit artikel wordt aangegeven welke kosten van werkzaamheden subsidiabel zijn en welke kosten van
werkzaamheden niet subsidiabel zijn. Het college stelt de subsidiabele kosten vast. Deze kosten worden
bepaald aan de hand van de opsomming van werkzaamheden zoals die genoemd zijn in de door het
college vast te stellen ‘Lijst van subsidiabele kosten en subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden’.
De werkzaamheden moeten strekken tot instandhouding van het gemeentelijke monument of
beeldbepalende pand, ze moeten sober, doelmatig en technisch noodzakelijk zijn en gericht op maximaal
behoud van cultuurhistorische waarden. Het is uiteindelijk ter beoordeling van het college of aan deze
uitgangspunten wordt voldaan. Sober en doelmatig houdt in dit verband in dat de werkzaamheden
gericht moeten zijn op maximaal behoud van cultuurhistorische waarden, dat ze op een vakkundige wijze
worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Behoud
gaat hierbij vóór herstel, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van
onderdelen is in beginsel niet subsidiabel, tenzij dit in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van het
college ter versterking van de cultuurhistorische waarden gewenst is. Ook wordt benadrukt dat
verbetering van wooncomfort niet onder de doelstelling van deze verordening valt.
Voor een transparante manier van vaststellen van de subsidiabele kosten is gekozen voor het gebruik van
een door het college vast te stellen ‘Lijst van subsidiabele kosten en subsidiabele
instandhoudingwerkzaamheden’. Hierin staan criteria, maxima, normbedragen en -percentages die
gelden voor de kosten van de subsidiabele werkzaamheden.
HOOFDSTUK III SUBSIDIEVERLENING
In dit artikel worden voorwaarden genoemd en verplichtingen die het college kan verbinden aan een
subsidiebeschikking. Er wordt verwezen naar de criteria die gelden volgens de ‘Lijst van subsidiabele
kosten en subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden’. Dit artikel is van belang om te waarborgen dat
de subsidie wordt besteed aan werkzaamheden die passen in de doelstelling van de subsidieverordening.
Er wordt bovendien in gesteld dat het college kan waarborgen dat de aanvrager eventuele nadelige
gevolgen voor anderen dient te voorkomen.
Artikel 3.2 lid 1 bevat de basis van het subsidieplafond dat de gemeenteraad dient vast te stellen. Daarin
wordt het bedrag aangegeven dat beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Met het aangeven
van een volume van subsidiëring wordt bereikt, dat een subsidie wordt geweigerd (artikel 4:25 Awb) of
een aanvraag niet wordt behandeld als de middelen zijn uitgeput die in de begroting beschikbaar zijn
Binnen het kader van het door de raad vastgestelde subsidieplafond is de subsidiëring van
instandhouding overgelaten aan het college. De Awb verplicht bij de subsidieplafonds verdeelregels op te
stellen. In de verordening wordt als verdeelsleutel het systeem gehanteerd van: ‘wie het eerst komt, het
Er worden enige weigeringsgronden opgenomen, die het het college mogelijk maken om uit
beleidsmatige overwegingen een aanvraag niet te honoreren. Hieronder vallen subjectieve
weigeringsgronden: zij geven het college de gelegenheid te toetsen of er gegronde redenen bestaan om
aan te nemen of de werkzaamheden niet of niet geheel zullen plaatsvinden, de aanvrager niet zal voldoen
aan de opgelegde verplichtingen of de aanvrager niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording
zal afleggen. Daarnaast zijn er enkele objectieve weigeringsgronden: indien de aanvraag betrekking heeft
op een soort pand dat niet in deze verordening wordt genoemd, de benodigde omgevingsvergunning is
geweigerd, al een begin is gemaakt met de werkzaamheden of al eerder een subsidie voor dezelfde
werkzaamheden of instandhouding van het pand is verleend.
Het college beslist over een aanvraag om subsidie binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag
ontvangen is. Hierbij wordt wel uitgegaan van de voorwaarde zoals genoemd in artikel 2.1.4 van deze
verordening, namelijk dat onder aanvragen volledige aanvragen worden bedoeld. Een onvolledige
aanvraag zal na indiening van aanvullende stukken in behandeling worden genomen of alsnog worden
geweigerd indien dit noodzakelijkerwijs volgt uit de voorwaarden en weigeringsgronden van de
verordening. Het college kan deze beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Een
afschrift van het besluit tot verdaging wordt aan de aanvrager toegezonden.
Artikel 3.4 Termijnen aanvang en voltooiing werkzaamheden
Het stellen van een termijn voor aanvang van de werkzaamheden stimuleert voortgang van de
werkzaamheden. Om hierop zicht te houden, wordt verplicht gesteld dat de datum van de start van de
werkzaamheden gemeld wordt via het indienen van een formulier.
Zodra de werkzaamheden zijn voltooid, vindt de gereedmelding plaats door de subsidieaanvrager. Een
gereedmeldingstermijn is gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen
dat onnodig lang een verplichting tot betaling van subsidie blijft bestaan. Het is uiteraard van belang de
uiterlijke termijn voor de gereedmelding af te stemmen met het moment waarop moet zijn begonnen met
de activiteit of waarop deze moet zijn afgerond.
De gereedmelding vormt tegelijkertijd de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en moet worden
ingevuld op een door het college vastgesteld gereedmeldingsformulier. De aanvrager toont aan dat de
subsidiabele werkzaamheden hebben plaatsgevonden en legt rekening en verantwoording af. De
gemeente controleert achteraf of aan de verplichtingen bij het verlenen van de subsidie is voldaan. Om te
voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is ervoor gekozen om een
verklaring te vragen. Indien later blijkt dat bij de uitvoering van de werkzaamheden is afgeweken van het
goedgekeurde plan, kan de subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd.
HOOFDSTUK IV SUBSIDIEVASTSTELLING EN BETALING
Artikel 4.1 Subsidievaststelling
De vaststelling dient om de hoogte van de subsidie definitief te bepalen op basis van de uitvoering van de
werkzaamheden. Indien het college instemt met de aanvraag tot vaststelling en uitbetaling, stelt het de
subsidie vast overeenkomstig artikel 4:46 van de Awb. Artikel 4:46 van de Awb noemt in lid 2 de gronden
om de subsidie lager vast te stellen. Dit artikel voegt daar een uitdrukkelijke grond aan toe: het niet
naleven van het bij of krachtens de verordening gestelde. Lager vaststellen houdt ook de mogelijkheid in
om, indien de gereedmelding daartoe aanleiding geeft, de subsidie vast te stellen op nul.
Artikel 4.2 Intrekking, wijziging en beëindiging
Op de mogelijkheden om een beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te trekken of te
wijzigen is afdeling 4.2.6. van de Awb onverkort van toepassing.
In artikel 4:52 en verder van de Awb worden regels gegeven voor uitbetaling en bevoorschotting van
subsidiebedragen. De subsidie wordt volgens de standaardregeling uit de Awb, artikel 4:52, betaald als
bijdrage ineens, binnen 4 weken na de subsidievaststelling.
Het eerste lid onder artikel 4.4 maakt het geven van voorschotten mogelijk. Het ligt voor de hand om bij
grote aantallen subsidieaanvragen een algemene beleidslijn te ontwikkelen voor bevoorschotting.
Overige bepalingen over voorschotten staan in artikel 4:54 e.v. van de Awb.
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot moet worden gestopt vanaf de dag
waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk te kennen geeft dat er een ernstig
vermoeden is dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49 Awb (intrekking of
wijziging van de subsidie ten nadele van de aanvrager). De verplichting van betaling wordt opgeschort tot
en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag
waarop vanaf de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor
zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel
4:49, eerste lid, onderdeel c van de Awb heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
HOOFDSTUK V SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn de bij besluit van het college aan te wijzen
personen belast. Deze bepaling is opgenomen om het college betere mogelijkheden te geven om anders
dan aan de hand van de gereedmelding vast te stellen of de gesubsidieerde werkzaamheden
daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en of het krachtens de verordening gestelde is nageleefd. De
bevoegdheden van de aan te wijzen ambtenaren zijn te vinden in afdeling 5.2 van de Awb.
Dit artikel bepaald dat het college in bijzondere gevallen kan afwijken van wat in deze verordening is
bepaald. Het betreft hier onvoorziene omstandigheden, waarin de tekst van de verordening niet bij
voorbaat voorziet. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een
Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening
Dit artikel geeft aan wanneer de verordening in werking treedt.
Lijst van subsidiabele kosten en subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden
Subsidiabele kosten zijn kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden.
De subsidiabele kosten bestaan veelal uit diverse kostensoorten. Er worden zes
kostensoorten subsidiabel gesteld (zie hieronder 1 t/m 6). In deze lijst worden aan de kostensoorten
normbedragen en –percentages, maxima en criteria verbonden ten behoeve van de berekening van de
a) loonkosten, met een maximum verbonden van € 37,00 per uur (prijspeil 2012, exclusief algemene
kosten, winst en risico en BTW). Werkzaamheden uitgevoerd in eigen beheer worden niet
b) materiaalkosten zijn subsidiabel voor zover zij conform gangbare marktprijzen worden
gedeclareerd. Indien hierover tussen de aanvrager en het college verschil van mening bestaat,
worden de landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd. Hieronder vallen
a) algemene bouwplaatskosten (o.a. toiletvoorziening, aannemerskeet en nutsvoorzieningen),
maximaal 8% van de directe kosten (1);
b) algemene bedrijfskosten (deze hangen samen met algemene leiding van het bedrijf en
administratieve diensten), maximaal 6% van de som van de directe kosten en de algemene
c) winst en risico, maximaal 3% van de som van de directe kosten en de algemene
bouwplaatskosten (1+ 2a + 2b);
d) de onderdelen a, b en c bij elkaar vormen een opslag van maximaal 17% van de directe kosten.
Honorarium (o.a. opstellen bouwkundige opname, tekenwerk en begeleiding tijdens werkzaamheden),
maximaal 15% van de som van de directe kosten en de indirecte kosten (1 + 2).
Deze zijn subsidiabel tot een bedrag van ten hoogste 5% van de som van bovenstaande kosten (1 t/m 3).
De kosten van een Casco All Risk-verzekering zijn subsidiabel tot een maximum van 0,4% van de
bovenstaande kosten (1 t/m 4).
Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het wettelijk
vastgestelde percentage, te berekenen over de som van bovenstaande kosten (1 t/m 5).
B. SUBSIDIABELE INSTANDHOUDINGWERKZAAMHEDEN:
Subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden zijn maatregelen en voorzieningen aan een gemeentelijk
monument of beeldbepalend pand, die noodzakelijk zijn voor het herstellen en/of behouden van de
cultuurhistorische waarden van het pand. Hieronder staan de subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden
per bouwkundig onderdeel genoemd. Het betreft nadrukkelijk onderhoud en herstel
voor zover van belang voor de cultuurhistorische waarde van het pand.
1. Voor gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden; onderhoud en herstel van
exterieuronderdelen, voor zover van belang voor de cultuurhistorische waarde van het pand
a) de kap (constructie, tengels, panlatten, dakbeschot, dakbedekking, boeidelen, goten,
hemelwaterafvoeren, schoorstenen, authentieke dakkapellen);
b) fundering en dragende constructies;
c) kozijnen, ramen, roeden, glas, luiken, buitendeuren, ornamenten;
d) muurwerk (metselwerk, voegwerk, pleisterwerk, muurankers, sierlijsten, natuursteen);
e) behandelen van muur- of houtwerk ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters.
2. Voor gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden; reconstructie
Het terugbrengen van verdwenen elementen (bijvoorbeeld het terugbrengen van een schoorsteen (-
bord) of ramen in kozijnen), alleen als de reconstructie naar het oordeel van het college bijdraagt aan de
cultuurhistorische waarde van het pand. Waarbij voor beeldbepalende panden uitsluitend reconstructie
van exterieurelementen subsidiabel kan worden gesteld.
3. Voor gemeentelijke monumenten, onderhoud en herstel van interieuronderdelen, voor zover
van belang voor de cultuurhistorische waarde van het pand
a) monumentale (interieur-)onderdelen, uitsluitend zoals die omschreven zijn in de redengevende
beschrijving van het betreffende gemeentelijke monument;
b) onderhoud of herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of met grote