Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening naamgeving en nummering (adressen)2010 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | Onbekend | 18-11-2009 Onbekend | - |
In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt verstaan onder:
• a. Adres: door het college aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats
toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een
openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats.
• b. Afgebakend terrein: een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening,
waarop zich geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is.
• c. College: het college van burgemeester en wethouders.
• d. Convenant: het tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Koninklijke TPG
Post BV gesloten Kader Convenant en Nader Convenant inzake postcodes.
• e. Ligplaats: door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan
niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die
is bestemd voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of
recreatieve doeleinden geschikt vaartuig.
• f. Nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van
een verblijfsobject, een standplaats, een ligplaats en een afgebakend terrein dat
bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letteren/
• g. Openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam
voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen.
• h. Pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief
zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en
betreedbaar en afsluitbaar is.
• i. Rechthebbende: een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht
of een persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat
hij naar burgerlijk recht bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de
verordening is voorgeschreven, alsmede de beheerder.
• j. Standplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte
daarvan dat is bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en
duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve
• k. Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering
• l. Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor
woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die
ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf
of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke
rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
• m. Wijk- en buurtindeling: een indeling van de gemeente in wijken en buurten
conform de eisen die het CBS aan deze indeling verbindt.
• n. Woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam
voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente.
• 1. Het college stelt de grens en de naam van de woonplaats(en) vast en kan
desgewenst de woonplaats(en), al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en
buurten verdelen en aanduiden met namen, zo nodig met letters en nummers.
• 2. Het college kent per woonplaats namen toe aan delen van de openbare ruimte
en zonodig aan gemeentelijke gebouwen en bouwwerken.
• 3. Onder vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen, zoals bedoeld in het eerste
lid en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.
• 1. Het college stelt de ligplaatsen en standplaatsen vast.
• 2. Het college kent binnen het grondgebied van de gemeente nummers toe aan
verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen.
• 3. Het college bepaalt de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen
• 4. De toekenning of afbakening, zoals bedoeld in het tweede en derde lid, kan ook
op voor personen toegankelijke objecten, zijnde niet verblijfsobjecten of op
afgebakende terreinen worden toegepast, indien dat naar oordeel van het college
• 5. Onder vaststellen, toekennen en bepalen, zoals bedoeld in het eerste tot en met
vierde lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.
• 1. De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2, worden door of
in opdracht van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter
• 2. Aan objecten, zoals aangegeven in artikel 3, waarvoor een nummer is vastgesteld
moet dat nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.
• 3. Het is eenieder die daartoe niet is bevoegd is, verboden namen aan de openbare
ruimte en woonplaatsen, wijken en buurten toe te kennen door deze op zichtbare
• 4. Het is een ieder die daartoe niet is bevoegd, verboden aan een pand of
verblijfsobject, stand- of ligplaats of afgebakend terrein nummers toe te kennen
• 1. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of
buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte,
naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere
(verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een
andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er
zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig
de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of
• 2. Indien het college het noodzakelijk acht om een naambord, waarop de vervallen
naam is doorgehaald, tijdelijk naast het naambord met de nieuwe naam te
handhaven zal de rechthebbende dit toelaten als daaraan door het college een
termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.
• 3. De rechthebbende zorgt er voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde
• 1. Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object
er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden aangebracht
op een wijze zoals krachtens artikel 7 is bepaald.
• 2 De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde
nummers binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn
• 3. Indien een verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen of afgebakend terrein
nog niet is voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing
• 4. Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen
nummer is doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te
handhaven zal de rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als
daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.
• 5. Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.
• 1. Het college kan uitvoeringsvoorschriften vaststellen betreffende het proces en
o a. naamgeving en van begrenzing van woonplaatsen, wijken, buurten en
o b. naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;
o c. nummering van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen en
o d. opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.
• 2. De uitvoeringsvoorschriften zijn niet strijdig met het convenant inzake
• 1. Overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, artikel 5 en artikel 6, eerste tot en
met het vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
• 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
De verordening treedt in werking op de eerste dag, na datum van bekendmaking in de Extra,
Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen alle eerdere gemeentelijke regels en
voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de
• 1. Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en
voorschriften aan objecten zijn toegekend, blijven na inwerkingtreding van deze
• 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in
het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers
binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen
en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde
Toelichting op de Verordening naamgeving en nummering (adressen)
Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistaties Adressen en Gebouwen (hierna: Wet BAG), in
werking getreden. Deze wet omvat ondermeer regels betreffende de methodische registratie
van adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om
ten behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde
zaken, van een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is
er sprake van medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet.
Hoeveel vrijheid de gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering
te treffen wordt aangegeven in artikel 121 Gemeentewet. Dit artikel stelt, dat de gemeentelijke
regeling niet in strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale
verordeningen. Deze bevoegdheidsafbakening betekent, dat de gemeente een
aanvullingsbevoegheid heeft op de hogere regelgeving. De gemeente heeft ter voorbereiding
daarvan wel rekening te houden met twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de
bijzondere belangen van de ingezetenen) en een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn
Al met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het
medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te
regelen. Het gaat hier om het zogeheten ‘vrije medebewind’, omdat in de Wet BAG geen
regels worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde
methodische registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan
woonplaatsen en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van
nummeren aan objecten en plaatsen.
Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan
om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken
waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de
afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van
afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De
verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met
betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van
regeling van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de
Gemeentewet de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur
op grond van artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen
voor deze verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.
Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet
genoemde beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt
aangesloten op de voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en
hoofstuk IX van de Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de
Gemeentewet - de raad die, naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke
medebewindsdeel in een regeling kan uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van
beslissingen aan het college worden geregeld op grond van de algemene
delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid, van de Gemeente. Dit is in deze verordening
ook het geval. (Zie verder ook hierna onder dualistisch bestel)
Belang van naamgeving en nummering (adressen)
Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor
dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar
ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij
kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over
adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst
in brede zin vindbaar te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een
wezenlijke functie. Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties geordend
(toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen. Anderzijds zijn adressen van
wezenlijke betekenis voor het koppelen en maken van selecties uit deze registraties. Het
benoemen van delen van de openbare ruimte (voorheen straatnamen) en het toekennen van
nummers aan verblijfsobecten (voorheen huisnummers) is een taak die de gemeente met extra
Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een
besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en
materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een
besluit een bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de
mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de
Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit.
Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde,
concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling
die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het
op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening
zal derhalve sprake zijn van een besluit tot naamgeving of nummering. Ook wijziging of
intrekking van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de
reikwijdte van de AWB. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden
afgewezen of een een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbenden zou treffen,
moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel 4:8 van de AWB van toepassing is. Deze artikelen
houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt
Maar er is meer te melden over de bevoegdheid inzake naamgeving en nummering; namelijk
het dualistische stelsel. De kern van het dualisme is de ontvlechting van de positie en
bevoegdheden van de raad en het college. De kaderstellende en controlerende bevoegdheden
worden bij de raad gelegd en de bestuursbevoegdheden worden bij het college
geconcentreerd. Er kunnen drie typen bestuursbevoegdheden worden onderscheiden in a.)
bestuursbevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen, b.) de bestuursbevoegdheden
in medebewindswetten en c.) de autonome bevoegdheden. De bestuurlijke bevoegdheden die
in de Gemeentewet zijn opgenomen zijn met de inwerkingtreding van de Wet dualisering
gemeentebestuur (Stb.2002, 111) bij het college gelegd.
De naamgeving en nummering kan worden aangemerkt als een autonome
bestuursbevoegdheid. Deze bevoegdheid blijft dus nog bij de raad liggen. Pas na de
aanvaardig van de grondwetswijziging en een wijziging van de artikelen 108 en 147
Gemeentewet kan deze bevoegdheid aan het college worden toegekend. Voorlopig blijft deze
bevoegdheid nog bij de Gemeenteraad. Wel kan de raad ervoor kiezen om vooruitlopend op
deze wijziging van de Grondwet de bevoegdheid tot naamgeving en nummering aan het
college te delegeren. Ter volmaking van het dualistische stelsel ligt dit ook in de rede. Wel
blijft ook in het dualistische stelsel de verordende bevoegdheid bij de raad liggen. Dit
betekent dat de bevoegdheid tot vaststelling van een verordening op de naamgeving en
nummering bij de raad blijft berusten. De raad kan er echter – ook nu al – voor kiezen om de
verordende bevoegdheid ter zake van naamgeving en nummering op grond van artikel 156
Gemeentewet aan het college te delegeren. Dat is in deze modelverordening ook voor
Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening
houden met het belang van vooral bewoners en bedrijven. Wijziging van een naam of een
nummer treft immers de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er
sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot regeling van de gevolgen van de
wijzigingsbesluiten. Een aantal punten is hierbij van belang:
• 1. Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient
voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde
naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode
is, hoe minder de gemeenten gehouden is tot compenserende maatregelen. De in
artikel 11 genoemde periode kan voor gewone gevallen als een redelijke
voorbereiding worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals sterk naar buiten
tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden
bezien. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen met
de betrokken bewoners en bedrijven. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent
deze verplichting op grond van artikel 4:8.
• 2. Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden
van de gemaakte kosten, is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte
of de vorm van de vergoeding kan worden afgeleid.
• 3. Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode
geldt, is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingkaarten in de meeste
gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling.
• 4. Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onredelijk in hun
belangen worden getroffen, kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een
deel van de kosten die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:
o a. De bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;
o b. Het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge is toe te
rekenen, waarbij de keuze voor vermelding van het adres op
verpakkingsmateriaal, winkelruiten, markiezen, bedrijfsauto’s of
productieonderdelen geacht worden tot het ondernemersrisico te behoren;
o c. De lengte van de voorbereidingsperiode;
o d. De specifieke aspecten van het bedrijf;
o e. De voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en andersoortige
productieonderdelen die niet tot het ondernemingsrisico zijn te rekenen;
o f. De actualiteit van de onder punt e genoemde zaken;
o g. Het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder punt
o h. De mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de
De begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 1
van de wet. Daardoor zijn de voorheen in de verordening gehanteerde begrippen straatnaam,
huisnummer, object, gebouw, complex en bouwwerk komen te vervallen. Verblijfsobject,
pand, nummeraanduiding, wijk- en buurtindeling, wooonplaats en convenant zijn aan de
begripsomschrijvingen toegevoegd. De overige begrippen zijn ongewijzigd gebleven. Voor de
goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip < openbare ruimte > onder punt g niet
precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik.
Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale
grondgebied van de gemeente moet in een of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit
betekent, dat de gemeentegrens altijd samenvalt met de woonplaatsgrenzen. Verder biedt het
eerste lid de mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten. In het kader van
de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt
aangeduid met de term CBS wijk- en buurtindeling. Deze indeling werd noodzakelijk geacht,
omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling
van het gemeentelijk grondgebied. Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch
interbestuurlijk overleg waardoor onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en
buurtindeling. De minister van Economische Zaken is voornemens zijn coördinerende rol
inzake wijk- en buurtindeling te reactiveren, maar dat heeft nog niet geleid tot nadere
bijhoudingsregels. Gemeenten doen er voorlopig verstandig aan - bij het opdelen van een
woonplaats in wijken en buurten - de CBS-voorschriften inzake de wijk- en buurtindeling uit
Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. In de Wet BAG zijn
geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte.
Daar is in de verordening wel voor gekozen om te voorkomen dat delen van de openbare
ruimte, onbedoeld, een dubbele naam krijgen of deels geen naam krijgen vanwege
onduidelijkheid over de begrenzingen. Voor de meeste gemeenten is het vastleggen van
begrenzingen van benoemde delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk. Verder is in
het tweede lid de naamgeving van gemeentelijke gebouwen en bouwwerken meegenomen.
Deze taak kan, naast de naamgeving van woonplaatsen en de openbare ruimte, aan de
Commissie voor de naamgeving worden opgedragen.
Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan
discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft
namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt
dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of
provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden
gerelateerd aan een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte.
Gemeenten moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet BAG voor rijks- en provinciale wegen
een naambesluit nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In
dit soort gevallen kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste
werkwijze, waarbij de naamgeving louter wordt gebaseerd op de nummer en het type weg.
Bijvoorbeeld door de A3 in een bepaalde woonplaats de naam <Rijksweg A3> toe te kennen.
Daarmee blijft de A-nummering in tact en ook het type weg (rijksweg) blijft onveranderd. (Eaanduidingen
moeten niet in de naamgeving van rijkswegen worden betrokken.) Zo kan ook
bijvoorbeeld de provinciale weg N999 de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend.
Ook hier blijft het type weg en de N-nummering volledig in tact. Tot op heden hebben
gemeenten zich aan deze werkwijze gehouden.
Anders ligt dat bij de naamgeving van rivieren en wateren van internationale betekenis. Na
ampel beraad is besloten over de naamgeving van dit soort openbare buitenruimten geen
regels op te nemen in de verordening. Er bestaat voor de gemeente immers geen enkele
aanleiding of noodzaak tot het herbenoemen van deze rivieren en wateren. Het behoeft
bovendien geen nadere uitleg dat het tot onoverzichtelijke situaties leidt als bijvoorbeeld een
rivier per woonplaats een andere naam krijgt toebedeeld. Het toekennen van nummeringen
aan een object of plaats dient te worden gekoppeld aan de naam van de openbare ruimte naast
voornoemde rivieren en wateren. Als zich de bijzondere situatie al mocht voordoen om een
naam van een rivier of water van internationale betekenis te wijzigen, dan kan dat niet eerder
plaatsvinden dan na gehouden overleg met het bestuursorgaan die dat aangaat.
Het derde lid bepaalt, dat onder de termen bepalen, vaststellen, verdelen en toekennen, zoals
bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze
passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.
Het eerste en tweede lid regelen het vaststellen van standplaatsen en ligplaatsen en het
toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende
terreinen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij afgebakende terreinen,
lig- en standplaatsen niet kan worden gesproken van huis. Vandaar dat de term
nummeraanduiding wordt gebruikt.
Een burger kan overigens een aanvraag voor een nummeraanduiding bij burgemeester en
wethouders indienen. Deze aanvraag zal in de regel zijn aan te merken als een verzoek van
een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op de afwikkeling van de aanvraag zijn de
hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (zie hierover ook de algemene toelichting).
De strekking van het derde lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting. Het
vierde lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kan worden toegepast op andere
betreedbare en afsluitbare objecten - zoals bijvoorbeeld afgebakende terreinen - als het
Het vijfde lid bepaalt dat onder de termen vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in
het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is
opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.
De toegekende namen moeten overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht.
De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. De in het eerste lid vervatte
zinsnede ‘in voldoende aantallen ter plaatse’ verdient nadere toelichting. Onder dit begrip
wordt verstaan, dat een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door
in voldoende aantallen aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de
naam van de dwarsstraat moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van
de kruising borden dienen te worden aangebracht.
Het tweede lid bepaalt dat een object of plaats of terrein een door het college toegekend
nummer ook feitelijk moet dragen. Het college wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op
de naleving van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening is het
immers noodzakelijk dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse
terug zijn te vinden. Voor de hieraan verbonden kosten wordt verwezen naar de algemene
Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd, namen toe te kennen aan delen
van de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt
steeds vaker voor dat burgers - om de meest uiteenlopende redenen - een straatnaambord in de
tuin plaatsen of aan de onroerende zaak bevestigen. Dat geeft veelal verwarring met de door
de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte. Het derde lid geeft de gemeente de
bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede wordt erop gewezen dat het iedereen
vrij staat om een naam toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring
geeft met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte.
Het vierde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd nummers toe te kennen aan
onroerende zaken die prive bezit zijn door deze op zichtbare wijze aan te brengen. Het
aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan objecten,
plaatsen en terreinen is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien is bij de
invoering van de BAG ook gebleken dat nummers vaak zijn verdwenen. Ook worden
nummers soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer aan het criteria van
doeltreffendheid, zoals bedoeld in het tweede lid, voldoen. Deze criteria kunnen worden
uitgewerkt in de uitvoeringsvoorschriften, zoals bedoeld in artikel 7.
Vanuit een weloverwogen algemeen maatschappelijk belang dienen naamborden door of
namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar en in voldoende mate te worden aangebracht.
Veelal is het noodzakelijk om naamborden te bevestigen aan gebouwgevels,
terreinafscheidingen of aan paaltjes die op prive-terrein worden geplaatst. De betrokken
rechthebbenden zijn verplicht dat toe te laten. Het artikel houdt verder rekening met de
omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar op verzoek van de gemeente
door derden worden aangebracht.
Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude (doorgehaalde)
naam enige tijd te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt
voorkomen dat zij, die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn, hun bestemming niet
Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat de leesbaarheid/zichtbaarheid van een
aangebracht naambord door bijvoorbeeld hoog opschietend groen, zonnescherm of
reclamebord wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te
zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.
Met betrekking tot dit artikel wordt gewezen op het feit dat het aanbrengen van
nummerborden per gemeente verschillend is geregeld. Sommige gemeenten brengen de
nummers zelf aan. Het aanbrengen van de nummers wordt echter ook uitbesteed of
overgelaten aan de aannemer. Bijvoorbeeld als onderdeel van het uitvoeren van een
bouwwerk. Ten slotte wordt het ook vaak aan de rechthebbende opgedragen om de nummers,
conform de gemeentelijke voorschriften, aan te brengen.
In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer
dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij
nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht.
Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de
tekst van het nummerbesluit te regelen.
In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een
bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid,
moet het nummer vier weken na de voltooiing zijn aangebracht.
Het vierde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude (doorgehaalde)
nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt
voorkomen dat zij, die niet van de hernummering op de hoogte zijn, hun bestemming niet
kunnen vinden. Het handhaven van het oude (doorgehaalde) nummer wordt soms bij
omvangrijke of ingewikkelde vernummering toegepast.
Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde
Het eerste lid biedt de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten aanzien
van naamgeving en nummering. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn gericht op vast
gemeentelijk beleid. Dat kan van belang zijn bij beroeps- en bezwaarprocedures. De
uitvoeringsvoorschiften kunnen bepalingen bevatten met betreking tot de bestuurlijke,
taalkundige en inhoudelijke aspecten van de naamgeving, alsmede bepalingen over de wijken
buurtindeling, de toekenning van nummers, de wijze van nummeren, de uitvoering en
plaatsing van borden en voorschriften van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen
modellen worden voorgeschreven voor verklaringen, besluiten en formulieren.
Artkel 2 bepaalt dat de uitvoeringsvoorschriften niet in strijd mogen zijn met het
Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer
deze verplichtingen bij nalatigheid of overtreding kunnen worden afgedwongen, zodra deze
worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste
In het tweede lid wordt de afdeling of dienst aangewezen, die op de naleving van de
bepalingen in de verordening moet toezien. Dat kan bijvoorbeeld de afdeling of dienst
Bouwtoezicht zijn. De laatste jaren wordt dit toezicht steeds vaker opgedragen aan de afdeling
waaraan de bijhouding van de BAG is opgedragen.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.
Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van dit artikel spreekt
Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van
verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen dateert al uit de vorige
eeuw. In de loop der jaren zijn veel opvolgende voorschriften van kracht geweest. Het is niet
zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te
worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7. Nummers
die onder het oude regime tot stand zijn gekomen, blijven gehandhaafd. Het college heeft wel
de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen.
Omdat de term huisnummer in principe geen juiste term is voor het nummeren van
verblijfsobjecten, afgebakende terreinen, standplaatsen en ligplaatsen en de term straatnaam
geen juiste term is voor plantsoenen, wegen e.d., is gekozen voor de nieuwe citeertitel