Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harlingen

Parkeerverordening 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarlingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening 2012
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-08-2013Onbekend

12-10-2011

Onbekend

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening 2012

 

 

Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van eenmotorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de WVW 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven dan wel degene, die middels een leasecontract of werkgeversverklaring aan kan tonen houder te zijn;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • a.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • b.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • j.

    instellingen: organisaties van openbaar nut.

Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college van burgemeester en wethouders kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen bewonersvergunning; − Per woonadres binnen gebied Centrum worden maximaal 2 bewonersvergunningen verleend. Voor eventuele extra motorvoertuigen kan een bewonersvergunning voor gebied Kwartieren worden verleend.

    • b.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent, terwijl het vestigingsadres ligt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening, waarbij op basis van de voorzienbaarheid, planbaarheid, samenvoegbaarheid van het autogebruik ten behoeve van het bedrijf alsmede de aard van de te vervoeren goederen (vies, vers, vuil), noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren, te noemen bedrijfsvergunning; − Het college van burgemeester en wethouders neemt in het uitvoeringsbesluit een lijst op met branches welke in aanmerking komen voor een bedrijfsvergunning; − Een bedrijfsvergunning kan daarnaast worden verleend aan bouw gerelateerde bedrijven, welke werkzaamheden uitvoeren in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

    • c.

      degene die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het parkeren van het motorvoertuig van degene die hem of haar bezoekt, te noemen parkeerkraskaart;

    • d.

      degene die bedrijfsmatig en tegen betaling nachtverblijf biedt aan personen, ten behoeve van het parkeren van het motorvoertuig van die personen, terwijl het vestigingsadres ligt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen toeristenvergunning;

    • e.

      instellingen die voor de uitoefening van de functie of taak structureel één of meer motorvoertuigen in de gehele gemeente moet bezigen, voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen dienstenvergunning;

    • f.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze als werknemer werkzaam is bij een bedrijf gevestigd in het gebied waar parkeerapparatuuren/ of belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die wil parkeren op de in het betreffende gebied aanwezige belanghebbendenplaatsen, te noemen werknemersvergunning;

    • g.

      de eigenaar van een bestaand stallingsbedrijf, die ook als zodanig in het bestemmingsplan is opgenomen, terwijl het vestigingsadres ligt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen stallingsbedrijvenvergunning;

    • h.

      de organisator van evenementen, terwijl het evenementenadres ligt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van het evenement noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren, te noemen evenementenvergunning;

    • i.

      gezelschappen die bij een huwelijk of begrafenis aanwezig willen zijn, te noemen incidentele vergunning;

    • j.

      door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen/instanties, te noemen Stadhuisvergunning.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 2 maanden na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste een maand verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4.

    Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met redenen omkleed. De aanvrager wordt van deze afwijzing schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5
  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste 1 kalenderjaar verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning intrekken of wijzigen:

a. op verzoek van de vergunninghouder;

b. wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf

meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant

waren voor het verlenen van de vergunning;

d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te

vervallen;

e. wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor

zijn vergunning heeft voldaan;

f. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning

verbonden voorschriften;

g. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn

verstrekt;

h. wanneer de vergunninghouder zijn vergunning vervalst of ter vervalsing heeft

aangeboden;

i. om redenen van openbaar belang.

 

Afdeling III. Verbodsbepalingen
Artikel 7

1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een

belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een

motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

a. zonder vergunning;

b. zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat

motorvoertuig afgegeven vergunning;

c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het

bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

 

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met

andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan

aangegeven in werking te stellen.

 

Artikel 9

1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te

laten staan:

a. op een parkeerapparatuurplaats;

b. op een belanghebbendenplaats.

2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze

tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een

normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

3. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het

bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

 

Afdeling IV. Strafbepaling
Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met

hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

 

Afdeling V. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn

belast de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen.

 

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening 2012.

 

Artikel 13

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening 2011.

3. Vergunningen die zijn verleend krachtens de parkeerverordening 2011 worden

geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Vastgesteld door de raad in zijn

vergadering van 12 oktober 2011

, de voorzitter

, de raadsgriffier