Organisatie | Lansingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Wet inburgering Lansingerland 2012 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Wet inburgering 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet inburgering
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 10-07-2012 Internet / Heraut 17 juli 2012 | BW1200012 / T12.00648 |
Artikel 1 Aanwijzing van de doelgroepen en voorzieningen voor inburgeringsplichtigen
Artikel 2 Aanwijzing van de doelgroepen en voorzieningen voor vrijwillige inburgeraars
Aan de groepen vrijwillige inburgeraars als bedoeld in artikel 3 lid 3 van de Verordening Wet Inburgering 2009 biedt het college tot 1 januari 2012 een inburgeringsvoorziening aan met participatie als uitgangspunt. Vanaf 1 januari 2012 biedt het college geen inburgeringsvoorziening meer aan voor vrijwillige inburgeraars, als bedoeld in artikel 3 lid 3 van de Verordening Wet Inburgering 2009.
Artikel 5 Hersteltermijn, waarschuwing / Boeten en maatregelen
Wordt de potentieel inburgeringsplichtige voor de eerste maal opgeroepen voor een gesprek ter beoordeling van zijn inburgeringsplicht en hij verschijnt niet of hij heeft niet alle gevraagde stukken bij zich, dan wordt hem een hersteltermijn gegund om alsnog te verschijnen, c.q. de ontbrekende stukken aan te leveren. De hersteltermijn bedraagt ten minste een week en ten hoogste twee weken.
Artikel 6 Verlenging van de inburgeringstermijn
Artikel 31 lid 2 onder a van de Wet inburgering
De inburgeringsplichtige kan een verzoek omtrent de verlenging van de inburgeringstermijn vanaf 6 maanden voor het verstrijken van de inburgeringstermijn schriftelijk indienen bij het college. Dit verzoek wordt vergezeld van een duidelijke motivering en wordt gedaan op een daartoe door de gemeente aangewezen formulier.
Artikel 7 Ontheffing wegens lichamelijke en psychische belemmeringen
Artikel 6 van de Wet inburgering
Indien een arts aangeeft dat de lichamelijke en psychische beperkingen van dien aard zijn dat het behalen van het inburgeringsexamen binnen een termijn van 5 jaar niet realistisch is, kan de gemeente ontheffing van de inburgeringsplicht verlenen. De inburgeringsplichtige kan in dit geval aanspraak maken op vergoeding van de eigen bijdrage als bedoeld in lid 5.
Artikel 8 Ontheffing wegens onvoldoende leervermogen
Artikel 31, tweede lid, onder c van de Wet inburgering
De inburgeringsplichtige kan een verzoek om ontheffing van de inburgeringsplicht op basis van onvoldoende leervermogen vanaf 6 maanden voor het verstrijken van de inburgeringstermijn schriftelijk bij het college indienen. Dit verzoek wordt vergezeld van een originele verklaring van de scholingsinstelling waarbij de inburgeringsplichtige taalonderwijs heeft en een schriftelijk verzoek van de inburgeringsplichtige.
Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van de Verordening Wet Inburgering 2009 en het Beleidsplan Wet inburgering 2009 dat in juli 2009 is vastgesteld. Het betreft een wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet Inburgering 2009.
Het doel van deze regels is het creëren van een werkwijze voor alle inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen in Lansingerland en het vaststellen van nadere regelgeving zoals in de verordening is bepaald. Deze regels worden jaarlijks achteraf geëvalueerd, tenzij bij Wet of algemene maatregel van bestuur, dan wel anderszins tussentijdse aanpassing nodig is of wenselijk wordt geacht.
Deze regels treden in werking per 1 januari 2012. Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van dit besluit wordt het Uitvoeringsbesluit Wet inburgering 2009 ingetrokken.
Ter verduidelijking zal in de algemene toelichting worden beschreven wat een duale of een gecombineerde voorziening inhoudt en wat de eisen zijn voor een inburgeringsbedrijf.
Een duale inburgeringsvoorziening is een inburgeringsvoorziening die gecombineerd wordt met activiteiten gericht op het bevorderen van de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse
samenleving. Die activiteiten (hierna: de participatiecomponent) dienen in samenhang en ten minste voor een deel gelijktijdig met de onderdelen van de inburgeringsvoorziening gericht op taalverwerving en verwerving van kennis van de Nederlandse samenleving (hierna: de inburgeringscomponent) door de inburgeringsplichtige te worden uitgevoerd.
Het heeft de voorkeur dat de inburgeringsplichtige gedurende de helft of meer van de looptijd van de inburgeringscomponent ook bezig is met de participatiecomponent. Het is dus de bedoeling dat de inburgeringsplichtige door de participatiecomponent wordt ondersteund bij het realiseren van zijn (toekomstige) deelname aan de Nederlandse samenleving. Bij een duale inburgeringsvoorziening is essentieel dat de inburgeringscomponent en de participatiecomponent in samenhang worden vormgegeven en uitgevoerd: de taalverwerving heeft betrekking op de participatiecomponent en de participatiecomponent heeft een
expliciete rol in het stimuleren, ondersteunen en faciliteren van het taalverwervingsproces.
De participatiecomponent moet evenals een inburgeringsvoorziening zoveel mogelijk worden afgestemd op de persoonlijke situatie, doelen en capaciteiten van de inburgeringsplichtige. Met andere woorden: de
participatiecomponent dient voor de inburgeringsplichtige passend en relevant te zijn.
Een gecombineerde voorziening is een inburgeringsvoorziening die gecombineerd wordt met activiteiten gericht op re-integratie.
Een inburgeringsvoorziening dient te worden afgenomen bij een inburgeringsbedrijf voorzien van het Keurmerk Inburgeren om de kwaliteit van de voorziening te waarborgen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als het een voorziening betreft voor het behalen van het Staatsexamen NT I en II.
Op grond van de Wet Inburgering kan het college aan een aantal doelgroepen een inburgeringsvoorziening aanbieden. Artikel 3 lid 1 van de verordening geeft aan, aan wie het college verplicht is een aanbod te doen. Dit zijn de groepen die benoemd worden in artikel 19 lid 1 van de Wet inburgering:
Daarnaast wordt in artikel 3 lid 2 van de verordening benoemd dat het college aan de overige groepen inburgeringsplichtigen een aanbod kan doen. Vanaf 1 augustus 2012 wordt alleen nog een inburgerings-voorziening aangeboden aan inburgeraars die behoren tot een van de doelgroepen, aan wie het college verplicht is een aanbod te doen. Dus: de groepen uit artikel 19 lid 1 van de Wet inburgering.
Door de koppeling van de Wet inburgering aan de Wet participatiebudget heeft de gemeenteraad in de beleidsvisie gesteld dat de aangeboden voorziening gericht dient te zijn op participatie. Hierdoor wordt de aangeboden voorziening een duale voorziening of een gecombineerde voorziening. Voor inburgeraars met een uitkering en sollicitatieverplichtingen zegt de wet dat dit alleen een gecombineerde voorziening mag zijn. Hier is geen gemeentelijk beleid voor mogelijk.
Er wordt geen inburgeringsvoorziening meer aangeboden aan inburgeringsplichtigen die al eerder een aanbod hebben gehad, maar dit niet hebben geaccepteerd. Ten aanzien van deze groep kan gesteld worden dat inburgeren een eigen verantwoordelijkheid is. Wanneer een eerder aanbod niet is geaccepteerd, ligt de verantwoordelijkheid bij de inburgeraar zelf.
Op grond van de Regeling vrijwillige inburgering 2007 kan een aanbod worden gedaan aan rechtmatig in Nederland verblijvende (genaturaliseerde) Nederlanders, Antillianen en Arubanen die korter dan 8 jaar van de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben gewoond, onderdanen van de EU/EER (Europese Economische Ruimte) en Zwitserland met een inburgeringsachterstand. Deze doelgroep valt sinds 1 januari 2009 onder de gemeentelijke Verordening.
De groep vrijwillige inburgeraars (ook wel inburgeringsbehoeftigen genoemd) wordt niet actief door de gemeente benaderd. De vrijwillige inburgeraar die voor een inburgeringsvoorziening in aanmerking wenst te komen, zal hiertoe zelf een verzoek moeten indienen. Vanaf 2012 is er minder geld beschikbaar voor inburgering. Daarom zal er vanaf 1 januari 2012 in principe geen inburgeringsvoorziening meer verstrekt worden aan een vrijwillige inburgeraar. Dit is opgenomen in het eerste lid van artikel 2.
Na inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit zal nog wel sprake zijn van lopende inburgeringsvoorzieningen voor vrijwillige inburgeraars. Hiervoor gelden de regels zoals vastgelegd in het tweede tot en met negende lid van dit artikel.
De aangeboden voorziening zal worden aangeboden in de vorm van een Persoonlijk Inburgeringsbudget (PIB). Een PIB biedt de vrijwillige inburgeraar de vrijheid om zelf een inburgeringsvoorziening te zoeken die het beste past en het meest wenselijk is. Deze keuze sluit ook aan bij de eigen verantwoordelijkheid waaraan niet zonder meer voorbij mag worden gegaan. De wet stelt dit ook als uitgangspunt.
Op het moment dat een vrijwillige inburgeraar een verzoek doet om een PIB zal de vrijwillige inburgeraar een voorstel voor een voorziening moeten indienen, waarna het college zich zal vergewissen of de gekozen voorziening passend is bij het gemeentelijke beleid. Het college zal de PIB na akkoord ter beschikking stellen voor de voorziening en het bedrag betaalbaar stellen aan het inburgeringsbedrijf. De vrijwillige inburgeraar ontvangt in geen enkel geval het PIB in persoon. De gemeente gaat vervolgens net als bij een reguliere inburgeringsvoorziening een overeenkomst aan met het inburgeringsbedrijf. De hoogte van het PIB zal gelijk zijn aan een vergelijkbare gemeentelijke inburgeringsvoorziening. De beoordeling berust bij de consulent inburgering.
De enige voorwaarde die aan de voorziening gesteld wordt is dat het een duale voorziening, een gecombineerde voorziening of een voorziening gericht op het Staatsexamen NT I en II dient te zijn. Alleen dan kan de vrijwillige inburgeraar in aanmerking komen voor een gemeentelijk aanbod in de vorm van een PIB. De afspraken die worden gemaakt tussen het college en de vrijwillige inburgeraar worden vastgelegd in een overeenkomst.
In tegenstelling tot de groep inburgeringsplichtigen is bij de groep vrijwillige inburgeraars alleen van belang dat aan de overeengekomen inburgeringsvoorziening ook daadwerkelijk wordt meegewerkt en dat binnen de cohortperiode het inburgeringsexamen of staatsexamen wordt afgelegd. Hiervoor stelt de gemeente immers middelen ter beschikking.
In de overeenkomst die met de vrijwillige inburgeraar wordt afgesloten, dienen afspraken te worden opgenomen over het volgen van de inburgeringsvoorziening. In de overeenkomst dient ook te worden vastgelegd welke consequenties er verbonden zijn aan het niet nakomen van de afspraken.
Het is aan de gemeente om te bepalen welke gevolgen zij wil verbinden aan het niet nakomen van de overeengekomen verplichtingen. Daarbij is het van belang dat de handhaving voor de uitvoering geen extra belasting met zich meebrengt. Civielrechtelijke procedures dienen vermeden te worden, hetgeen de mogelijkheid van het opleggen van sancties, c.q. terugbetaling van de kosten van het traject uitsluit.
Aan de vrijwillige inburgeraar zal ook een eigen bijdrage worden gevraagd ter hoogte van € 270,-. Dit om geen onderscheid te maken tussen de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar. Het is van belang dat iedereen in de gemeente de mogelijkheid krijgt om te participeren. Breed inzetten van de voorzieningen wordt daar waar mogelijk uitgevoerd en daarbij is iedereen gelijk. Daarnaast sluit de eigen bijdrage aan op de visie van de gemeente waarbij het belang van de eigen verantwoordelijkheid voorop staat.
De betaling of inhouding van de eigen bijdrage geschiedt op de wijze zoals in artikel 5 van de verordening is vastgelegd en wordt in de overeenkomst opgenomen.
Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar die een voorziening krijgt aangeboden de verplichtingen opleggen als genoemd in artikel 7 van de verordening.
Het verstrekken van reiskosten is mogelijk zolang deze kosten direct toe te leiden zijn naar de participatievoorziening. Inburgeraars die in aanmerking willen komen voor reiskosten, kunnen een aanvraag indienen voor deze kosten op basis van het openbaar vervoertarief. Hierbij wordt uitgegaan van het netto maandelijkse inkomen van de inburgeraar inclusief de partner.
De inburgeraar die krachtens de Verordening Wet Inburgering 2009 in aanmerking komt voor een stimuleringsbonus zal na inlevering van het behaalde certificaat binnen 30 dagen de stimuleringbonus ontvangen.
De inburgeraar hoeft dit niet aan te vragen. Het wel of niet ontvangen van de stimuleringsbonus zal schriftelijk aan de inburgeraar kenbaar worden gemaakt.
In de verordening is geregeld in welke gevallen er een bestuurlijke boete wordt opgelegd bij niet nakoming van de verplichtingen uit de beschikking of de vaststelling van de inburgeringsplicht. Bij het opleggen van een dergelijke boete worden de regels die in de artikelen 5:40 tot en met 5:54 van de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen over de bestuurlijke boete in acht genomen.
Bij het opleggen van een boete dient terughoudendheid te worden betracht. In de eerste plaats omdat het opleggen van een boete in verband met de vereiste zorgvuldigheid veel werk voor de uitvoering met zich meebrengt. Bovendien moet worden voorkomen dat de inburgeraar in een moeilijke financiële positie wordt gebracht. In de verordening is in artikel 10 en artikel 11 geregeld wat de hoogte is van de maximale boete bij een bepaalde overtreding. Het college hanteert deze maximumbedragen bij het opleggen van een boete.
Er zijn 3 mogelijke overtredingen:
1. Niet of onvoldoende meewerken aan het onderzoek
In het eerste geval kan het voorkomen dat iemand zonder afmelding niet op de afspraak verschijnt, c.q. geen gehoor geeft aan de oproep van de gemeente of niet direct alle papieren bij zich heeft.
De bedoeling hierbij is dat men een tweede gelegenheid geboden krijgt om alsnog voldoende mee te werken aan het onderzoek of de ontbrekende stukken in te leveren. Gemakshalve wordt hiervoor de term herstel-termijn gehanteerd. Een schriftelijke waarschuwing kan hierbij ook in overweging worden genomen.
2. Niet meewerken aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening
Het is heel goed mogelijk dat er bepaalde “begrijpelijke” redenen zijn aan te wijzen waarom iemand bijvoorbeeld één of twee keer niet op school is verschenen zonder zich af te melden. Het gaat ver om te veronderstellen dat iedere inburgeraar volledig begrijpt wat er van hem wordt verwacht. Soms spelen culturele of zeer persoonlijke zaken een rol. Het direct opstarten van een boeteonderzoek heeft dan weinig zin. Beter is het om eerst met de inburgeraar in gesprek te treden en te bekijken wat er aan de hand is, zodat zijn gedrag gecorrigeerd kan worden.
3. Niet tijdig doen of behalen van het examen
Het niet tijdig afleggen of niet behalen van het examen is tijdgebonden. Hierbij is dus geen hersteltermijn of waarschuwing meer aan de orde en dient direct een boete- of maatregelonderzoek te worden gestart.
De inburgeringsplichtige kan 6 maanden voor het verstrijken van de inburgeringstermijn een verzoek indienen om verlenging van de termijn. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de inburgeringsplichtige in de laatste 12 maanden een tijd lang ziek is geweest en daardoor vertraging heeft opgelopen.
Een eerdere aanvraag tot verlenging (meer dan 6 maanden voor einde termijn) kan niet worden gedaan, omdat de totale inburgeringstermijn als ruim voldoende moet worden beschouwd om de verloren tijd bij ziekte bijvoorbeeld in het eerste jaar alsnog in de daarop volgende jaren in te kunnen halen.
Voor een juiste en adequate beoordeling van het verzoek is het van belang dat het verzoek schriftelijk wordt gedaan en ook een motivering bevat.
Personen met een lichamelijke of psychische belemmering of een verstandelijke handicap, kunnen in sommige gevallen niet in staat zijn om het inburgeringsexamen te behalen. Zij kunnen ingevolge artikel 6 Wet inburgering dan verzoeken om een ontheffing van de inburgeringsplicht.
Het verzoek om ontheffing dient schriftelijk te worden gedaan. Het verzoek kan in behandeling worden genomen als het volledig is ingevuld en ondertekend. Het college heeft hiervoor een deskundige arts/instelling aangewezen die de verzoeken beoordeelt. De arts kan ook van mening zijn dat het wél mogelijk is om het inburgeringsexamen af te leggen, maar onder bijzondere examenomstandigheden (meer tijd, visuele hulpmiddelen e.d.).
Na ontvangst van het medisch advies brengt de consulent inburgering advies uit over de ontheffing van de inburgeringsplicht. Indien het advies een afwijzing van het verzoek om ontheffing inhoudt, wordt de verzoeker hiervan eerst op de hoogte gesteld en om een schriftelijke reactie gevraagd.
Voor het aanvragen van een ontheffing van de inburgeringsplicht is de inburgeraar een eigen bijdrage verschuldigd ter hoogte van € 50,-. Mocht blijken dat de ontheffing terecht is aangevraagd en de inburgeraar komt in aanmerking voor de ontheffing, dan ontvangt men de eigen bijdrage terug.
Vanaf 6 maanden voor het verstrijken van de inburgeringstermijn kan de inburgeringsplichtige bij het college een gemotiveerd verzoek indienen voor ontheffing van de inburgeringsplicht op basis van onvoldoende leervermogen. Het verzoek dient schriftelijk te worden gedaan en te worden ondertekend.
Het verzoek om ontheffing dient altijd vergezeld te gaan van een originele schriftelijke verklaring van de onderwijsinstelling waaruit het onvoldoende leervermogen blijkt ondanks de geleverde inspanningen. Indien de schriftelijke verklaring van de onderwijsinstelling naar het oordeel van de gemeente onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het verlenen van de gevraagde ontheffing, kan de gemeente besluiten om een onafhankelijk toetsbureau in te schakelen voor een “second opinion”.
Het besluit tot het verlenen van ontheffing kan voorafgaand aan het inburgeringstraject worden genomen indien de gemeente voldoende redenen heeft om aan te nemen dat de inburgeraar redelijkerwijs niet in staat is om het examen binnen de daartoe wettelijk genoemde termijn te behalen. Dit besluit wordt genomen op basis van het advies van een toetsbureau.
De wijzigingen in het Uitvoeringsbesluit Wet Inburgering leiden tot een nieuwe beleidsregel. Deze beleidsregel wordt genaamd Uitvoeringsbesluit Wet inburgering 2012. Inwerkingtreding vindt plaats per 1 januari 2012. Tegelijkertijd wordt het Uitvoeringsbesluit Wet Inburgering 2009 ingetrokken, zodat er niet twee uitvoeringsbesluiten naast elkaar blijven bestaan.