Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2012 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 02-01-2013 | Onbekend | 09-11-2011 Onbekend | - |
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
b. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;
c. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de WVW 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven dan wel degene, die middels een leasecontract of werkgeversverklaring aan kan tonen houder te zijn;
d. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van
verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
e. vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;
f. vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wei een vergunning is verleend;
g. centrale computer: computer van het bedrijf en/of stichting waarmee de gemeente Harlingen een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.
Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;
2. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan
ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het
motorvoertuig heeft geparkeerd.
3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven, indien sprake is van:
a. als zodanig herkenbare motorvoertuigen van de gemeente Harlingen;
b. als zodanig herkenbare motorvoertuigen die werkzaam zijn in opdracht van de gemeente Harlingen, gedurende de werkzaamheden;
c. als zodanig herkenbare motorvoertuigen van onderstaande hulpdiensten /
d. parkeren op een als zodanig aangegeven algemene invalide parkeerplaats. Hierbij dient de gehandicaptenparkeerkaart duidelijk leesbaar en op een zichtbare plaats, bij voorkeur op het dashboard, in het voertuig te zijn geplaatst.
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer;
2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren;
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer;
3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend;
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht.
2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.
3. Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het
motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden
1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 54,00.
2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen, indien het verwijderden geschiedt:
a. tussen 09.00 – 18.00 uur: maandag t/m vrijdag € 34,00;
b. tussen 09.00 – 18.00 uur: zaterdag en zondag € 40,00;
c. tussen 18.00 – 24.00 uur: maandag t/m vrijdag € 40,00;
d. tussen 18.00 – 24.00 uur: zaterdag en zondag € 52,00;
e. tussen 24.00 – 09.00 uur: maandag t/m vrijdag € 57,00;
f. tussen 24.00 – 09.00 uur: zaterdag en zondag € 73,00.
3. De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen:
a. voor de overbrenging € 135,00;
b. indien er sprake is van een onvolledige overbrenging (takelwagen in reeds ter plaatse en de takelwerkzaamheden zijn gestart maar uiteindelijk gaat het voertuig niet naar de plaats van bewaring) €67,50;
c. voor het bewaren € 14,00 per dag.
4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.
Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
1. De 'Verordening parkeerbelastingen 2011' van 10 november 2010, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2012’.
Vastgesteld door de raad in zijn
1. Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:
2. Het tarief voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt op basis van:
een bewonersvergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Parkeerverordening 2012: |
||||
een bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de Parkeerverordening 2012 |
|||
een toeristenvergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, van de Parkeerverordening 2012: |
||||
een dienstenvergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel e, van de Parkeerverordening 2011 |
|||
een werknemersvergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, van de Parkeerverordening 2012: |
||||
een stallingsbedrijvenvergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel g, van de Parkeerverordening 2012 |