Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beemster

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuze situatie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeemster
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuze situatie
CiteertitelBeleidsregels aanwijzen belastingplichtige bij keuzesituatie
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Verordening onroerende-zaakbelastingen 2007
  3. Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2007
  4. Verordening afvalstoffenheffing 2002

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2009nieuwe regeling

09-12-2008

onbekend

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuze situatie(versie geldend sedert 1 januari 2009)

Het college van burgemeester en wethouders van Beemster;

gelet op het bepaalde in:

artikel 1 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2007;

artikel 2 van de Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2007;

artikel 2 van de Verordening rioolrecht 2002;

artikel 2 van de Verordening afvalstoffenheffing 2002;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende:

BELEIDSREGELS VOOR HET AANWIJZEN VAN EEN BELASTINGPLICHTIGE IN EEN KEUZESITUATIE

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende of roerende zaak, roerende woon- of bedrijfsruimte, perceel). In de gevallen waarin dat voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Beemster een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Artikel 1 Voorkeursvolgorde

Voor de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er voor één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

    • 1.1

      de vruchtgebruiker c. q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

    • 1.2

      de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    • 1.3

      de erfpachter dan wel de beklemde meier;

  • 2.

    de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

  • 3.

    degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Artikel 2  

Voor de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Beemster wonen of gevestigd zijn:

    • 1.

      degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

    • 2.

      degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

    • 3.

      een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

    • 4.

      bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

    • 5.

      degene die bij de afdeling bedrijfsondersteuning als genothebbende of gebruiker bekend is;

    • 6.

      de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

  • 2.

    indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Beemster wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

    • 1.

      degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

    • 2.

      een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

    • 3.

      bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

    • 4.

      degene die bij de afdeling bedrijfsondersteuning als genothebbende of gebruiker bekend is;

    • 5.

      de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

  • 3.

    indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

    • 1.

      degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

    • 2.

      bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

    • 3.

      degene die bij de afdeling bedrijfsondersteuning als genothebbende of gebruiker bekend is;

    • 4.

      de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

Artikel 3  

Voor de gemeentelijke belastingen die worden geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar een onroerende zaak, een roerende woon- of bedrijfsruimte of een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

  • 2.

    degene die het grootste deel van het belastingobject gebruikt;

  • 3.

    degene die het langst in het belastingobject woont;

  • 4.

    de oudste, in geval van gelijktijdige vestiging in het belastingobject;

  • 5.

    degene die de huur van het hele belastingobject betaalt aan een elders wonende verhuurder;

  • 6.

    degene die de nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

  • 7.

    degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt.

Artikel 4  

Indien en voor zover aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

  • 1.

    ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

  • 2.

    ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen.

Artikel 5  

De onderdelen 1 tot en met 4 vinden geen toepassing indien:

  • 1.

    de aanslag kan worden opgelegd aan degene die voor het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

  • 2.

    bij de afdeling bedrijfsondersteuning bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

Artikel 6  

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 7  

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Artikel 8  

Wijzigingen kunnen – indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Artikel 9  

Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur. (Beroep bij de rechter is mogelijk.)

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking en wordt toegepast met ingang van 1 januari 2009.

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels aanwijzen belastingplichtige bij keuzesituatie’.

Vastgesteld in de vergadering van het College van Burgemeester en wethouders van Beemster, 9 december 2008

H.N.G. Brinkman, burgemeester

E. Kroese-Vrolijks, secretaris

Toelichting beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Inleiding.

De beleidsregels en de toelichting zijn voor het grootste deel overgenomen van het model van de VNG. Bij punt 3 (de belastingen van gebruikers) is een andere volgorde gehanteerd. Deze volgorde stemt meer overeen met de eigen praktijk. Het model noemt ook belastingen die Beemster niet heft. De toelichting van het model van de VNG is verkort overgenomen in deze toelichting. De hoofdlijnen zijn wel overgenomen. Het onderdeel Belastingplicht onder Algemeen is aangevuld met de tekst van artikel 253 van de Gemeentewet. Dat is de basis voor deze beleidsregels. Verklaring van afkortingen:

VNG

Vereniging van Nederlandse gemeenten

OZB

onroerende-zaakbelastingen

RWB

belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten

Wet WOZ

Wet waardering onroerende zaken

Deze toelichting bestaat uit de volgende 2 onderdelen:

I.een algemeen deel.

II.een toelichting op de onderdelen.

 

I. ALGEMEEN

 

1. Belastingplicht

De belastingplicht voor de gemeentelijke belastingen vloeit voort uit de diverse belastingverordeningen, die hun grondslag vinden in de belastingbepalingen van de Gemeentewet. In sommige gevallen is het mogelijk dat voor hetzelfde belastbare feit verschillende belastingplichtigen kunnen worden aangewezen. De aanwijzing van de belastingplichtige moet dan wel berusten op van te voren vastgestelde en bekendgemaakte criteria. De redelijkheid brengt mee dat degene die de aanslag krijgt een evenredig deel van de verschuldigde belasting kan verhalen op de medebelastingplichtigen. Elk van de belastingplichtigen is namelijk hoofdelijk schuldenaar. Op grond van artikel 253 van de Gemeentewet is het mogelijk om de aanslag op naam van één van de belastingplichtigen te stellen:

Eerste lid:

Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, kan de belastingaanslag ten name van een van hen worden gesteld.

Tweede lid:

Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen is gesteld, kan de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen ten name van degene te wiens name de aanslag is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

Derde lid:

De belastingschuldige die de belastingaanslag heeft voldaan kan hetgeen hij meer heeft voldaan dan overeenkomt met zijn belastingplicht verhalen op de overige belastingplichtigen naar evenredigheid van ieders belastingplicht.

Vierde lid:

Tegen een met toepassing van het eerste lid vastgestelde belastingaanslag kan mede beroep bij de rechtbank worden ingesteld door de belastingplichtige wiens naam niet op het aanslagbiljet staat vermeld. Artikel 26a, derde lid, van de Algemene wet is van overeenkomstige toepassing.

Vijfde lid:

Van het derde lid kan bij overeenkomst worden afgeweken.

 

2. Beleidsregels

Op grond van jurisprudentie is het nodig beleid vast te stellen en bekend te maken over de keuzevrijheid voor de tenaamstelling van de aanslag indien er meer dan één belastingplichtige valt aan te wijzen. De jurisprudentie betreft met name het in de onroerende-zaakbelastingen betrekken van één van de gebruikers (van een onzelfstandig deel) van een onroerende zaak indien zij allen in beginsel belastingplichtig zijn.Het aanwijzen van de belastingplichtige ten name van wie de aanslag wordt gesteld dient in deze gevallen met weloverwogen criteria, stelselmatig en niet willekeurig te geschieden. Het daarbij gevoerde beleid moet worden neergelegd in algemene, voor belanghebbenden tijdig kenbare beleidsregels.

 

3. Voor welke gemeentelijke belastingen beleidsregels?

Zoals gezegd vloeit de belastingplicht voor de gemeentelijke belastingen voort uit de diverse belastingverordeningen. Bij het vaststellen van de beleidsregels is aangesloten bij de omschrijving van de belastingplicht in de belastingverordeningen, waarbij zich een keuzevrijheid voordoet of kan voordoen.

 

4. Voor welke gemeentelijke belastingen geen beleidsregels?

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige zijn nodig indien er een keuzevrijheid bestaat. Indien die keuzevrijheid niet aanwezig is, zijn dus geen beleidsregels nodig. Gelet op de omschrijving van de belastingplicht in de verordeningen is dit het geval bij de toeristenbelasting, de begrafenisrechten en de leges. Weliswaar lijkt voor deze belastingen de belastingverordening soms een bepaalde keuze te bieden, maar veelal kan slechts één persoon belastingplichtig zijnBij de toeristenbelasting is degene die gelegenheid tot verblijf biedt belastingplichtig. Hier valt niets te kiezen. Bij de begrafenisrechten is de aanvrager van de dienstverlening belastingplichtig, en dat geldt ook voor de leges. Ook in deze gevallen hoeft er geen keuze te worden gedaan.

 

5. Doelstelling bij het hanteren van de beleidsregels.

De gekozen voorkeursvolgorde in de beleidsregels moet een eenvoudige en doelmatige uitvoeringspraktijk bevorderen. Dit geldt ook voor een doelmatige invordering. We moeten voorkomen dat aanslagen worden opgelegd aan belastingplichtigen van wie moet worden gevreesd dat geen betaalcapaciteit aanwezig is. Zie overigens ook de toelichting op punt 7 van de beleidsregels.

 

II. TOELICHTING OP DE ONDERDELEN

 

Considerans.

Op grond van artikel 4.81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kan het college van burgemeester en wethouders de beleidsregels vaststellen. De uitvoering van de heffing door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar geschiedt immers onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van het college.Voor buitenwettelijke beleidsbesluiten is de raad de meest voor de hand liggende besluitgever. Gekozen is voor een verzamelbesluit voor alle van belang zijnde gemeentelijke belastingen.

 

Algemeen.

In dit onderdeel wordt in korte algemene bewoordingen weergegeven waarom en tot welk doel de beleidsregels worden vastgesteld.

 

1. Volgorde bij verschillende categorieën genothebbenden.

Voor een roerende of onroerende zaak kan sprake zijn van verschillende genothebbenden: de eigenaar, de bezitter of de beperkt gerechtigde. Bij beperkt gerechtigde moeten we denken aan een vruchtgebruiker of iemand met recht tot gebruik en bewoning, een opstaller (opstalhouder) of een erfpachter. In deze beleidsregels is aansluiting gezocht bij de bepalingen in de Waterschapswet (artikel 119). Daarin is deze volgorde aangegeven:

  • a.

    de vruchtgebruiker;

  • b.

    de opstaller;

  • c.

    erfpachter of beklemde meier;

  • d.

    eigenaar.

 

Uitzondering: bij een recht van opstal ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft de eigenaar voorrang op de opstaller.

Het hier niet genoemde recht van gebruik en bewoning staat gelijk met het recht van vruchtgebruik.De voorkeursvolgorde bij dit punt is afgestemd op de bepalingen van de Waterschapswet. Voor de OZB is dit mede van belang in verband met de Wet WOZ. Het waardegegeven wordt ook gebruikt door de waterschappen en de Belastingdienst. Het is van belang dat gemeenten, waterschappen en Belastingdienst zoveel mogelijk dezelfde belastingplichtige aanwijzen.

In het kort:

Belastingplichtig is degene die het meest omvattende genot heeft van de (on)roerende zaak. Beperkt recht gaat als afgeleid recht voor op (bloot-)eigendom.

 

2. Voorkeursvolgorde binnen één categorie genothebbenden.

In dit onderdeel is aangegeven wie als belastingplichtige wordt aangewezen wanner meer dan één genothebbende krachtens bijvoorbeeld eigendom aanwezig is. In eerste instantie kijken we naar de woonplaats van de genothebbenden. Eerst komen de inwoners van Beemster. Zijn er geen inwoners van Beemster onder de genothebbenden aanwezig, dan volgen inwoners van Nederland en tenslotte genothebbenden buiten Nederland.Binnen iedere woonplaatscategorie geldt weer een nadere volgorde.

In principe komen de gegevens uit het kadaster. Maar de gemeentelijke belastingadministratie of de GBA persoonsgegevens kunnen ook als bron fungeren.

 

3. Voorkeursvolgorde voor gebruikersheffingen.

Dit punt geldt voor de gebruikersbelastingen van de OZB en de RWB, en voor de afvalstoffenheffing. De gekozen volgorde is anders als in het model van de VNG. Het model geeft eerst aan: degene die de nutsvoorziening op naam heeft, en vervolgens de huurder. Dat betekent dat we informatie moeten vragen bij een derde, terwijl we zelf voldoende gegevens in huis hebben om een keuze te maken. Daarom hebben we de voorkeuren in een andere volgorde gezet.

De eerste mogelijkheid geldt voor aanslagen OZB of RWB en afvalstoffenheffing in combinatie met OZB/RWB (zie hiervoor ook onderdeel 4). Voor een aanslag afvalstoffenheffing voor een huurwoning kijken we naar de andere keuzemogelijkheden.

 

4. Samenvoegen van aanslagen op één aanslagbiljet.

De gemeente Beemster voegt de aanslagen OZB of RWB, rioolrecht en afvalstoffenheffing zoveel mogelijk samen op één aanslagbiljet.

Dit onderdeel regelt de aanwijzing van de belastingplichtige indien aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet. Aangezien veelal wordt gecombineerd met aanslagen OZB of RWB, komen de aanslagen c.q. het aanslagbiljet op naam van de aangewezen belastingplichtige voor die belastingen. De voorkeursvolgorde sluit aan op deze praktijk.

 

5. Uitzonderingen op de voorkeursvolgorde.

In dit onderdeel staan twee uitzonderingen op de voorkeursvolgorde in de voorgaande onderdelen. De voorkeursvolgorde geldt dus, tenzij dit onderdeel van toepassing is. Ook in dit onderdeel komen de doelstellingen tot uitdrukking, te weten een doelmatige uitvoeringspraktijk en invordering. Deze werkwijze bevordert de continuïteit van bestuurlijk handelen, en doet recht aan het vertrouwen dat belastingplichtigen hebben in de handelwijze van de gemeente.

 

6. Situatie bij begin belastingtijdvak beslissend.

Voor de gemeentelijke belastingen die worden geheven naar een bepaald tijdstip is zonder meer duidelijk welk moment voor het beoordelen van de belastingplicht beslissend is. Voor de "tijdvakbelastingen" is dit anders. In verband hiermee is in dit onderdeel een tijdstip aangegeven.

 

7. Doel van de voorkeursvolgorde rechtvaardigt afwijking daarvan.

Het beoogde doel van de voorkeursvolgorde is een eenvoudige uitvoeringspraktijk en een doelmatige invordering. Deze doelstellingen kunnen het noodzakelijk maken dat we in voorkomende gevallen afwijken van de in de onderdelen opgenomen volgorde. Het bepaalde in dit onderdeel geeft daartoe de bevoegdheid. Dat geeft duidelijkheid naar de belanghebbenden over het karakter van de voorkeursvolgorde.

 

8. Wijzigingen in voorkeursvolgorde.

Dit onderdeel brengt tot uitdrukking dat wanneer belastingplichtigen een andere tenaamstelling willen, we daarmee pas in een volgend belastingjaar rekening houden. Het opleggen van een tweede primitieve aanslag is immers niet mogelijk.

 

9. Afwijkingen van voorkeursvolgorde.

In dit onderdeel staat een vrijwaringsclausule voor het geval dat door omstandigheden een aanslag is opgelegd in afwijking van de in de voorgaande onderdelen opgenomen regels.