Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kerkrade

Handhavingsverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Kerkrade

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKerkrade
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHandhavingsverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Kerkrade
CiteertitelHandhavingsverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Kerkrade
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Handhavingsverordening gemeente Kerkrade 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wet werk en bijstand, art. 8 lid 1, 9a lid 12 en 18 lid 1,2,3
  3. Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, art. 45
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 20 en 35
  5. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 20 en 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-201201-01-2015Nieuwe regeling

25-04-2012

Zuid-Limburger 16-05-2012

12Rb020

Tekst van de regeling

Intitulé

HANDHAVINGSVERORDENING WWB, BBZ 2004, IOAW EN IOAZ

 

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPPEN

Handhavingsverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade.

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van Kerkrade.

    • d.

      uitkering: algemene bijstand op grond van de WWB, alsmede een uitkering op grond van de IOAW en de IOAZ.

    • e.

      benadelingsbedrag:

    • I.

      de bruto-uitkering die teveel of ten onrechte is verstrekt als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht;

    • II.

      de uitkering waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

HOOFDSTUK 2 FRAUDEPREVENTIE

Artikel 2 Handhavingsbeleid

  • 1.

    De uitvoerende dienst stelt periodiek een handhavingsbeleidsplan vast met richtlijnen gericht op voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    In het handhavingsbeleidsplan staan instructies over de voorlichting met betrekking tot de rechten en plichten van belanghebbenden en over de consequenties bij misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand en inkomensvoorziening.

  • 3.

    het handhavingsbeleidsplan beschrijft ook de wijze waarop de controle bij de aanvraag en de voortzetting van de bijstand of inkomensvoorziening plaatsvindt alsmede het gebruik van risicoprofielen en risicosturing als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

  • 4.

    Het college evalueert jaarlijks de fraudedoelstellingen en de daarbij gehanteerde methoden en risicoprofielen. Indien nodig worden wijzigingen hierin in het in lid 1 en 2 bedoelde beleidsplan opgenomen. Indien noodzakelijk leidt de jaarlijkse evaluatie tot aanpassingen van het handhavingsbeleidsplan.

Artikel 3 Dienstverlening

  • 1.

    Het college stelt zich tot doel de dienstverlening, waaronder begrepen communicatie en voorlichting, aan belanghebbenden op een deskundige, efficiënte wijze te organiseren.

  • 2.

    Het college wenst effectief te communiceren met en over belanghebbenden met als doel een zo groot mogelijke preventieve werking te bevorderen. Zij maakt daarbij ook gebruik van de lokale media.

Artikel 4 Valideren van gegevens en inlichtingenplicht

Het college voert bij de aanvraag van een uitkering bestandsvergelijkingen uit waarbij de actuele gegevens van die klant worden gecontroleerd. Uitkeringen kunnen op basis van de op juistheid gecontroleerde actuele gegevens aan de veranderde omstandigheden worden aangepast.

HOOFDSTUK 3 CONTROLE

Artikel 5 Risicoprofielen en risicogestuurd werken

  • 1.

    Het college bevordert bij de uitvoerende dienst een risicogestuurde werkwijze op basis van een door

    haar vastgestelde risico- en kansenkaart.

  • 2.

    Risico- en kansenkaarten bevatten geen stigmatiserende of discriminerende kenmerken voor een of

    meerdere bevolkingsgroepen.

Artikel 6 (Her-)onderzoek en Thematische controle

  • 1.

    Het college voert regelmatige (her-)onderzoeken uit om de recht- en doelmatigheid van de uitkering te controleren.

  • 2.

    In een op artikel 2 gebaseerd onderzoeksplan beschrijft het college de toe te passen onderzoekmethoden en specifieke op thema's gerichte controles, alsmede de onderzoeksfrequentie hiervan.

Artikel 7 Signaalgestuurd controleren

Het college bevordert bij de uitvoerende dienst een signaalgestuurde werkwijze op basis van het in artikel 2, eerste lid bedoelde handhavingsbeleidsplan en daartoe ontwikkelde protocollen.

Artikel 8 Fraudesignalen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor het op efficiënte wijze verkrijgen en onderzoeken van relevante

    informatie van de belanghebbende en derden met betrekking tot de uitkeringsaanvraag of voortzetting

    van de uitkering.

  • 2.

    Alle informatie over vermoedelijke uitkeringsfraude, waaronder begrepen informatie van

    dienstmedewerkers en tips, wordt centraal binnen de uitvoerende dienst geregistreerd en beheerd door de Sociale Recherche.

HOOFDSTUK 4 OPSPORING

Artikel 9 Opsporing en controle

  • 1.

    Indien daartoe concrete aanleiding bestaat verricht de sociale recherche een opsporingsonderzoek.

  • 2.

    Opsporingsonderzoeken eindigen

    • a)

      met een besluit over de vermoedelijke uitkeringsfraude

    • b)

      indien uitkeringsfraude niet binnen een redelijke termijn kan worden vastgesteld.

  • 3.

    Het college zal de regionale samenwerking bij fraudehandhaving verstevigen.

Artikel 10 Aangifte bijstandsfraude

  • 1.

    Indien sprake is van uitkeringsfraude doet het college in overeenstemming met het door het Openbaar Ministerie op dit punt vastgestelde beleid aangifte bij het Ministerie.

  • 2.

    Bij recidive van uitkeringfraude binnen vijf jaar kan het college conform het in het eerste lid genoemde beleid van het Openbaar Ministerie altijd aangifte bij Ministerie doen.

Artikel 11 Terugvordering en maatregelen

  • 1.

    Bij uitkeringsfraude vordert het college de ten onrechte ontvangen uitkering terug op grond van de gemeentelijke beleidsregels over terugvordering Tevens past het college op de mogelijk te verstrekken uitkering een maatregel toe op grond van de afstemmingsverordening.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor toepassing van het in vorig lid bepaalde op het kortst mogelijke tijdstipna de vaststelling van de uitkeringsfraude, onverkort het gestelde in artikelen 58, 59 en 60 van de WWB.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening alstoepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking 1 januari 2012. Per voornoemde datum wordt de Handhavingsverordening 2009 gemeente Kerkrade ingetrokken.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Kerkrade.

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering d.d. 25 april 2012.

De voorzitter van de raad, de plv. griffier,

J.J.M. Som H.P.G. Schrijnemaekers

Algemene toelichting

Inleiding

In de Wet werk en bijstand (Wwb) is de verplichting tot handhaving van regels, zoals die golden in de Algemene bijstandswet (Abw), losgelaten en omgezet in een 'kan'-bepaling. Per 1 januari 2010 geldt dit tevens voor de Inkomensvoorziening arbeidsongeschikte en oudere werknemers (IOAW) en de Inkomensvoorziening arbeidsongeschikte en oudere zelfstandigen (IOAZ) en per 1 juli 2011 voor een aantal onderdelen van de Bbz 2004.

Hiermee heeft de gemeente de bevoegdheid tot het stellen van eigen regels over handhaving.  De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid vast rond handhaving door middel van de Handhavingsverordening Wwb, IOAW, IOAZ en Bbz 2004, daarmee gelegenheid biedend aan het College om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels.

 

De handhavingsverordening sluit aan op de Wwb, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 en op het gemeentelijk beleid betreffende de handhaving van de wetten en de controle op de rechtmatigheid van de financiële verstrekkingen.

Hoewel de bijstandsregelingen alleen van toepassing zijn op in Kerkrade woonachtigen gelden de regelgeving met betrekking tot misbruik en oneigenlijk gebruik tot over de gemeente- en landsgrenzen. Temeer omdat in deze regio grensoverschrijdend verkeer de normaalste zaak van de wereld is.

 

Beïnvloedbaar beleid

De Wwb, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 kennen minder gereguleerd beleid en laten meer ter invulling over aan de gemeente.

De invulling van onderhavige verordening, dus de wijze waarop de handhaving plaatsvindt, staat elke gemeente geheel vrij. Dit komt omdat de gemeente het volledige financiële risico loopt voor wat betreft de uitvoering van de wetten. De Raad heeft in dit verband gekozen voor Professioneel Handhaven.

 

Beleidskaders

Bij de beraadslagingen ten aanzien van het onderdeel Handhaving zijn een aantal uitgangspunten (kaders) opgesteld waarmee ons College bij de uitvoering rekening dient te houden. Daarnaast zijn er ook enkele uitgangspunten die zowel op de afstemmingsverordening als de Handhavingsverordening van toepassing zijn:

 

-    Dubbel straffen en het straffen van derden dient te worden voorkomen. Dit is niet expliciet in de verordening opgenomen. Het uitgangspunt uit het strafrecht: 'ne bis in idem' geldt ook voor de wet. Wel kan er door SoZaWe een administratieve maatregel worden toegepast vanwege ten onrechte ontvangen uitkering, terwijl er vanwege de hoogte hiervan tevens een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld door het Openbaar Ministerie. De administratieve maatregel en toepassing van het strafrecht zijn echter los van elkaar staande zaken, indien het een preparatoire maatregel betreft. Bij een punitieve maatregel geldt het ‘ne bis in idem’ beginsel en dient daarom

een keuze gemaakt te worden, ofwel maakt uitvoerende dienst de keuze voor een maatregel, of de strafrechtelijke rechtsgang via het Openbaar Ministerie wordt ingezet.

 

-    Ook indien sprake is van een onjuiste verstrekking vanuit de gemeente wordt uitkering teruggevorderd. Deze wordt dan echter afgewogen tegen de individuele omstandigheden In geval van onjuiste of frauduleuze handelingen wordt het gehele bedrag teruggevorderd, en wordt er een    maatregel opgelegd. Voor wat betreft de Handhavingsverordening geldt vooral het tweede gedeelte van dit uitgangspunt, beginnend met; 'In geval van onjuiste of frauduleuze handelingen'.

 

-    Het intensiveren van fraudepreventie is in het belang van zowel de burger zelf als de gemeente. Dit is de doelstelling van het concept Professioneel  Handhaven en komt in de gehele verordening tot uitdrukking en expliciet in hoofdstuk 2. Uitvoering van de wet komt voor risico van de gemeente.

 Effectieve fraudepreventie vermindert dat risico Voor de burger geldt dit belang in afgeleide zin ook. Immers, groot risico voor de gemeente betekent hogere lokale belastingen.

De uitkeringsontvangende burger is ook bij preventie gebaat, omdat alle energie gestoken kan worden in het zo snel mogelijk weer op eigen benen staan in plaats van op fraudeonderzoek dat stevige gevolgen voor de frauderende burger kan hebben.

 

-    Handhaving en fraudebestrijding moet, maar mag nooit een soort inkomstenbron van de gemeente worden, of een methode om bezuinigingen te bewerkstelligen. Handhaving en fraudebestrijding en de voorlichting hierover zal - indien goed gehanteerd - een preventieve werking hebben. Elke onterecht ontvangen uitkering betekent dat er minder gemeenschapsgeld resteert voor andere zaken. De gemeente heeft de zorg en de plicht dat alleen wie recht op bijstand heeft,  deze ook krijgt. Dit rechtmatigheidvereiste staat voorop.

Dat er van handhaving, fraudebestrijding en voorlichting een preventieve werking zal uitgaan is inderdaad wat verwacht wordt bij uitvoering van het concept Hoogwaardige Handhaving.

 

-    Voor de mensen die wel kunnen maar niet willen zet men het handhavingsinstrument in. Begin met drang, maar zorg dat je dwang achter de hand hebt. Handhaving begint bij de poort. Voorts dienen klanten glasheldere voorlichting te krijgen over hun rechten en plichten, zodat mensen die niet willen maar wel kunnen weten welke consequenties zij mogen verwachten.

Tenslotte willen wij vanuit het kansen- en risicoprofielen werken aan het in kaart brengen van risicogroepen waar het de kans op bijstandsfraude betreft. Het begint daarbij met een intensievere controle dan bij klanten die niet binnen de risicogroepen vallen.

 

-    Handhaving dient streng en ruimhartig te zijn. Goed handhaven, dat wil zeggen dat er best strenge sancties mogen gelden wanneer mensen onvoldoende meewerken aan het verkrijgen van arbeid of zelfs frauderen.  Aan de andere kant: uitkeringen moeten via maatwerk terechtkomen bij degene die er recht op hebben.

Bij uitkeringsfraude is een 'lik-op-stuk'-beleid aan de orde Dit betekent na vaststelling van uitkeringsfraude snel terugvorderen en een strenge sanctie.

 

-    Het systeem van verificatie/handhaving moet zó worden ingericht dat het recht op uitkering niet ter discussie kan staan.

 

Opbouw verordening

 

Hoofdstuk 2 bestrijkt de preventieve kanten van het handhavingsbeleid. Het bevorderen van des pontane naleving van de plichten voortvloeiend uit de wetten door klanten is het belangrijkste preventieve doel dat het College zich stelt. De hiervoor te gebruiken methoden worden jaarlijks in een Handhavingsbeleidsplan vastgesteld, al dan niet na bijstelling op grond van evaluatie-uitkomsten. Het gaat dan om duidelijke communicatie over rechten en plichten, vlotte en deskundige dienstverlening, betrouwbare gegevenscontroles en het fraude-alert werken middels risicoprofielen. De methoden zijn op zich niet nieuw, maar door de gecombineerde inzet is de verwachting dat er een goede preventieve werking vanuit gaat.

 

Gerichte informatie, deskundige en vlotte dienstverlening, zowel administratief als overige hulpverlening en betrouwbare, snelle verificatiemogelijkheden zijn noodzakelijke ingrediënten om te voorkomen dat bij klanten weerstand gaat ontstaan tegen naleving van de plichtenkant die hen bij de uitkeringsverlening is opgelegd. Daarmee kan fraude toenemen

 

Een betrekkelijk nieuw fenomeen is het risicogestuurd werken dat de dienst sinds kort aan de hand van kansen- en risicoprofielen gebruikt. Kansen- en risicoprofielen geven een combinatie van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de mate van fraudegevoeligheid van de klant aan. Op basis hiervan kunnen organisatiemiddelen efficiënter ingezet worden om fraude op te sporen of vooraf te ontmoedigen Ter voorkoming van onjuiste of onzorgvuldige totstandkoming van kansen- en risicoprofielen worden de randvoorwaarden aangegeven waaraan de profielen moeten voldoen (artikel 5).

 

Hoofdstuk 3 gaat over de controle voor en tijdens de uitkeringsverlening en in verband met beëindigingen hiervan In het jaarlijkse beleidsplan van de uitvoerende dienst (artikel 2) staan de termijnen waarbinnen, maar ook de wijze waarop, de (her) onderzoeken worden verricht beschreven

(artikel 6).

 

Vanwege het risicogestuurd werken dat de dienst heeft ingevoerd zijn vooral hierop geënte controles ontwikkel. Risicosturing is een werkwijze waarbij menskracht en middelen zeer gericht worden ingezet op basis van geformuleerde risicoprofielen. Dit betekent dat de controle op de rechtmatigheid van (voortzetting van) een uitkering niet voor iedere uitkeringsgerechtigde op eenzelfde wijze plaatsvindt, maar gericht is op diens frauderisicoprofiel.

Daarnaast vinden er zogeheten thematische controles plaats, zoals een onderzoek op basis van het niet ingeschreven staan bij het UWV-werkbedrijf en niet-erkende kinderen van moeders met een uitkering van de gemeente. Om de preventieve werking van dit type controles te bevorderen zullen de controleonderwerpen veelal vooraf worden bekend gemaakt.

 

Fraudebestrijding is zeer effectief op het moment waarop een klant een beroep doet op een uitkering.

Een goede controle op gegevens en omstandigheden aan het begin voorkomt dat iemand ten onrechte een uitkering verkrijgt en houdt de schade beperkt (artikel 4).

Controle op de aanvraag zal onder andere plaatsvinden via huisbezoeken, verificatie van relevante financiële gegevens via het netwerk 'Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen' (SUWI-net), de Gemeentelijke Bevolkingsadministratie (GBA) en dergelijke. Per 1 januari 2012 zijn de mogelijkheden tot het verrichten van huisbezoeken in de sociale zekerheid verruimd (Regeling rechtgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, 31 929).

Voorts is het van belang dat er binnen de uitvoerende dienst  een effectief fraude-informatiesysteem komt, waar fraudesignalen bij elkaar gebracht worden en op basis waarvan controleactiviteiten worden ingezet

Het systeem is voorts van belang om risicoprofielen op- of bij te stellen (artikel 7).

Voor het gebruik van centraal opgeslagen fraude-informatie moeten privacyprotocollen opgesteld worden.

 

Hoofdstuk 4 betreft de opsporing van fraude. Elementen hierbij zijn de aansturing van fraudeonderzoeken en de intensiteit van de regionale samenwerking. Vanwege de op risicoprofielen gebaseerde risicogestuurde werkwijze van de uitvoerende dienst is er in feite ook een keuze gemaakt over hoe en wanneer er tot opsporing wordt overgegaan en hoeveel tijd hieraan wordt gespendeerd. Het 'hard' maken van mogelijke fraudesignalen zal dus niet in alle gevallen tot doel worden gemaakt.

De regionale samenwerking binnen de fraudebestrijding zal worden verstevigd om effectief te kunnen reageren op de lokale grenzen overschrijdende fraudesignalen.

 

Als fraude is vastgesteld zal het terugvorderingtraject onmiddellijk moeten worden ingezet onder toepassing van een sanctiemaatregel. Dit zogeheten 'Lik-op-stuk' beleid is van fundamenteel belang om de preventieve aspecten van Hoogwaardige Handhaving te stimuleren

 

 

Toelichting op de artikelen

 

HOOFDSTUK 2            FRAUDEPREVENTIE

 

artikel 2 Handhavingsbeleid

lid 1

Het College stelt jaarlijks een handhavingsbeleidsplan vast waarin maatregelen en methoden staan opgenomen gericht op het voorkomen en bestrijden van fraude. Het concept 'Hoogwaardige Handhaving' en de gemeentelijke handhavingsvisie zijn daarbij het richtinggevende fraudebestrijdingbeleid.

De maatregelen en doelen in het plan zullen waar mogelijk meetbaar gemaakt zijn. Onderdelen hiervan zijn dienstverlening, scholing, voorlichting, controle en risicosturing.

 

lid 2

In het handhavingssplan worden de beleidsinstrumenten voorlichting, controle en risicosturing expliciet opgenomen. Dit zijn immers de voornaamste instrumenten ter voorkoming van uitkeringsfraude. Het gebruik hiervan moet bekend zijn.

 

Voorlichting is nodig om de preventieve kant van het handhavingsbeleid optimaal te benutten. Een klant die vanaf de aanvang van een uitkeringverstrekking weet wat er van hem verlangd wordt en waar hij zich aan moet houden, maar ook waar hij recht op heeft en wat hij mag verwachten, houdt zich mogelijk vanzelfsprekender aan de regels. De consequenties bij fraude moeten daarbij glashelder zijn.

Om een zo effectief mogelijk voorlichtingsbeleid te kunnen realiseren is jaarlijkse evaluatie en bijstelling noodzakelijk en vervolgens vastlegging in het jaarlijkse handhavingsbeleidsplan.

 

Bij sturing op basis van geformuleerde kansen- en risicoprofielen zal de controle op de rechtmatigheid van (voortzetting van) een uitkering niet voor iedere uitkeringsgerechtigde gelijk zijn, maar zich richten op het frauderisico dat deze vertegenwoordigt.

De uitvoerende dienst zal haar werkwijze niet uitsluitend baseren op risicosturing en risicoprofielen. Ook specifieke, thematische controles zullen worden ontwikkeld en toegepast. In het plan zullen de jaarlijkse doelen ten aanzien van het verkrijgen en onderhouden van relevante klantinformatie worden betrokken.

 

artikel 3 Dienstverlening

Dit artikel legt vast dat de gemeente ook verplichtingen heeft naar de klant. Dit betreft vooral de kwaliteit van de dienstverlening. Inkomstenverrekeningen moeten snel, efficiënt en op een transparante wijze plaatsvinden. Daar heeft een klant recht op en het werkt vooral ook fraudevoorkomend. Als de dienst vertragingen veroorzaakt of fouten maakt bij verrekeningen zou de klant in een voorkomende situatie kunnen besluiten geen inkomsten meer op te geven vanwege de last die hij heeft ondervonden.

Waar mogelijk zal de informatievoorziening maatwerk moeten worden, dus op het individu gericht omdat ook hier een sterk preventieve werking van uit gaat. De gemeentelijke verplichtingen zijn niet vrijblijvend. De cliëntenraad SWI zal hierin een duidelijke signalerende en adviserende rol hebben.

 

artikel 4 Validering van gegevens en inlichtingenplicht

Met dit artikel wordt aangegeven dat de controle van gegevens in een zo vroeg mogelijk stadium van het uitkeringsproces moet plaatsvinden op een zo betrouwbaar mogelijke wijze. Daarmee wordt voorkomen dat er ten onrechte teveel uitkeringsgeld wordt uitgekeerd, zodat er geen vorderingen ontstaan

 

HOOFDSTUK 3            CONTROLE

 

artikel 5  Risicoprofielen en risicogestuurd werken

lid 1

Bij Professioneel Handhaven hoort een werkwijze die uitgaat van kansen- en risicosturing. Dit kan alleen als er kansen- en risicoprofielen zijn. Het geeft voorts aan dat de gemeente hier niet vrijblijvend mee om zal gaan, maar dat het onderdeel uit moet maken van de bedrijfsvoering van de uitvoerende dienst.

 

lid 2

Door dit vereiste in de verordening op te nemen wordt onderstreept dat kansen- en risicoprofielen zorgvuldig tot stand moeten komen en geformuleerd zijn om ongewenste situaties te voorkomen.

 

artikel 6 (Her-)onderzoek en Thematische controle

lid 1

Met de komst van de Wwb moet de gemeente eigen onderzoeksregels stellen. Sinds 1 januari 2010 geldt dit ook voor de IOAW en IOAZ, net als voor de Bbz 2004 sinds 1 juli 2011.

De controle op de rechtmatigheid van te verstrekken en verstrekte uitkering zal periodiek plaatsvinden.

Daarbij wordt een flexibele (her-)onderzoeksmethodiek geïntroduceerd, gebaseerd op risicogestuurd werken (zie ook artikel 5)

 

lid 2

In het handhavingsbeleidsplan (zie artikel 2) worden de wijze en methoden van uitkeringscontrole beschreven. In dit artikel gaat het meer om de vaststelling van de frequentie van de (her-)onderzoeken voor bepaalde doelgroepen en risicogroepen. Voorts wordt hierin vastgesteld welke heronderzoeks-methoden daarbij worden toegepast. Dit kunnen, naast de bekende methoden, ook specifieke onderzoeken en eventuele experimenten zijn. Het onderzoeksplan kan zowel apart als geïntegreerd in het handhavingsbeleidsplan staan opgenomen

 

Artikel 7 Signaalgestuurd controleren

De doelstellingen zijn niet langer sec gericht op rechtmatigheid en tijdigheid maar hebben nu ook betrekking op effectief controleren, efficiënt controleren en dienstverlenend controleren.

Daarnaast zien we dat de doelstellingen nog scherper zijn gesteld en handhaving expliciet een bijdrage moet leveren aan het beperken van de schadelast. Controle activiteiten hebben tot doel om fraude aan het licht te brengen. Controle activiteiten moeten zich dus concentreren daar waar de kans op succes het grootste is. De kosten van de controle moeten in verhouding staan met de opbrengsten.

 

De gemeente Kerkrade wil vanuit het oogpunt van dienstverlening de cliënt zo min mogelijk belasten met controles. Daartoe wordt niet langer een structurele frequentie van onderzoeken gepland maar wordt doelgericht naar aanleiding van signalen en risicofactoren gecontroleerd.

 

artikel 8 Fraudesignalen

lid 1

Dit lid ziet toe op de organisatie en vergaring van informatie over uitkeringgerechtigden. Het betreft onder meer informatie van vorige uitkeringssituaties, bestaande (oude) fraudesignalen, regionale uitkerings-informatie, informatie van het inlichtingenbureau over werk, inkomen, het GBA, wegendienst e.a.

Deze informatie moet voor daartoe gemachtigde werknemers van de dienst gemakkelijk opvraagbaar zijn.

De bedoelde informatie kan in bepaalde situaties ook aan in het bijzonder de in de wet bedoelde derden verstrekt worden indien de relevantie hiervan vaststaat.

 

lid 2

Met de term 'informatie' worden, naast informatie uit officiële en officieuze bronnen, ook klikbrieven, eigen waarnemingen of waarnemingen van derden bedoeld. Deze informatie omvat zowel bewijsstukken als vermoedens van fraude. Het beheer vindt plaats op een centraal punt binnen de uitvoerende dienst bij de Sociale Recherche. Daar wordt beslist welke onderzoeksacties worden ondernomen.  Dit zal vooral in overleg plaatsvinden met de klantmanager die het primaire contact met de uitkeringsgerechtigde onderhoudt.

 

HOOFDSTUK 4            OPSPORING

 

artikel 9 Opsporing en controle

De Sociale Recherche verricht zowel administratieve- en strafrechtelijke onderzoeken (controle en opsporing). Een duidelijke scheiding waar het administratieve onderzoek eindigt en het strafrechtelijk onderzoek start is van groot belang om latere ongewenste situaties te voorkomen in de behandeling van een strafzaak door het Openbaar Ministerie.

 

lid 1

Vage fraudesignalen zijn doorgaans ongeschikt om een sociale rechercheonderzoek te rechtvaardigen. Een rechercheonderzoek betekent meestal een grote ingreep in iemands' privacy. Het besluit tot een dergelijk onderzoek moet daarom op reële gronden worden genomen. Deze afstemming is een eigen verantwoordelijkheid van de Sociale Recherche en gebeurt in overleg met de direct leidinggevende.

 

Bij het risicogestuurd werken zal de sociale recherche sneller worden ingeschakeld als het gaat om personen behorend tot risicoprofielen. In principe wordt daarbij geen ondergrens ten aanzien van het (vermoedelijke) schadebedrag gehanteerd.

 

lid 2

Bij Professioneel Handhaven wordt vooral ingezet op preventie en dit wordt het meest gediend door relatief snel fraudesignalen te onderzoeken. Het stellen van een tijdlimiet voor fraudeonderzoeken is om verschillende redenen van belang. Mensen moeten niet te lang als onderwerp van onderzoek aangemerkt worden als daar geen serieus bewijs voor is. Zaken moeten niet onnodig lang open blijven en daarmee capaciteit bij de Sociale Recherche wegnemen. Indien een onderzoek te lange tijd vergt is er sprake van hetzij een té complexe fraudezaak, hetzij té vage signalen. Behoudens te motiveren uitzonderingen dient het rechercheonderzoek in beide situaties te worden beëindigd.

 

 

lid 3

De samenwerking van de sociale recherche binnen de regio is voor een effectief handhavingsbeleid heel belangrijk. Het College wil aan deze samenwerking helder gestalte te geven, zodat fraudesignalen sneller worden opgepakt en capaciteit gerichter wordt ingezet.

 

artikel 10 Aangifte uitkeringsfraude

lid 1

Als de verlagenswaardige gedraging ook een strafbaar feit oplevert, dient het college hiervan proces verbaal op te maken en aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie indien het bedrag waarvoor is gefraudeerd boven de aangiftegrens komt. In de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude wordt als aangiftegrens een benadelingsbedrag van € 10.000  en € 35000 bij witte fraude gehanteerd. Bij fraudebedragen beneden de aangiftegrens zal het Openbaar Ministerie in de regel geen strafvervolging inzetten. In een aantal gevallen kan er echter bij wijze van uitzondering ook strafvervolging plaatsvinden bij fraudebedragen beneden de € 10.000 dan wel € 35000.

 

Strafvervolging kan ook plaatsvinden bij lagere fraudebedragen dan € 10.000 / € 35000 als de fraude met uitkering is gecombineerd met een of meer (andersoortige) strafbare feiten, zoals handel in drugs (uitzondering 2 in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude).

 

Indien een belanghebbende  een voorbeeldfunctie heeft kan ook bij een fraudebedrag onder de aangiftegrens strafrechtelijke vervolging plaatsvinden (uitzondering 3 in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude). Bij een voorbeeldfunctie kan worden gedacht aan een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende persoon is of iemand die een openbaar ambt bekleed (bijvoorbeeld een lid van de gemeensteraad).

 

Wanneer een bepaalde persoon zich binnen een periode van vijf jaar voor de tweede maal heeft schuldig gemaakt aan sociale zekerheidsfraude, kan er mogelijk strafrechtelijk vervolgd worden. In deze gevallen is de datum van de 1e sanctionering startpunt voor de termijn van vijf jaren en dienen de benadelingsbedragen samen tenminste € 10.000  / € 35000 te bedragen (uitzondering 4 in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude).

 

In afwijking van het bovenstaande kan ook bij een benadelingsbedrag beneden de aangiftegrens aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie, indien afstemming niet geëffectueerd kan worden (uitzondering 5 in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude). Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien schending van de inlichtingenplicht tot intrekking van het recht op bijstand en volledige terugvordering van de kosten van bijstand leidt. In een dergelijke situatie kan de - op voorwaarde dat de afstemmingsverordening in een verlaging wegens het niet nakomen van de inlichtingenplicht voorziet - in beginsel benodigde afstemming wegens schending van de inlichtingenplicht al daarom niet geëffectueerd worden, omdat belanghebbende niet langer recht op bijstand heeft. Het college kan met het Openbaar Ministerie in het eigen arrondissement afspraken maken over de wijze waarop zaken met een benadelingsbedrag onder de € 10.000 / € 35000 adequaat verwerkt kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan een transactievoorstel met de verdachte.

 

In gevallen waarin er fraude is gepleegd met medewerking en/of medeweten van een ambtenaar voor de uitkeringverstrekkende instantie kan altijd strafrechterlijke vervolging worden ingezet, ongeacht de hoogte van het fraudebedrag (uitzondering 6 in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude). Daarbij geldt wel als voorwaarde om te kunnen afwijken van de aangiftegrens van € 10.000 / € 35000 dat ook tegenover de betreffende medeplichtige ambtenaar sanctionerend wordt opgetreden.

 

artikel 11 Terugvordering en maatregelen

lid 1

Om een preventieve werking te bewerkstelligen zal het plegen van uitkeringsfraude in ieder geval niet het gevoel bij de pleger moeten opleveren dat het lonend is. Vandaar dat naast terugvordering van het schadebedrag ook altijd een maatregel aan de orde is op de lopende uitkering. De hoogte van de maatregel wordt bepaald door het gestelde in de afstemmingsverordening. Een maatregel kan slechts worden toegepast als de uitkering wordt gecontinueerd of binnen 1 maand na vaststelling van de uitkeringsfraude wordt hervat.

 

lid 2

Om uitdrukking te geven aan het 'lik-op-stuk' aspect van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid zal er zo snel als mogelijk uitvoering moeten worden gegeven aan zowel het terugvorderen van de ten onrechte genoten uitkering als het toepassen van een maatregel. Voor de betrokken uitkeringgerechtigde kan dit als een hard(-vochtig) beleid overkomen, het primaire doel is echter om potentiële uitkeringfraudeurs af te schrikken en zodoende de preventieve werking van het beleid te stimuleren. De terugvordering van uitkering vindt in alle gevallen plaats en bij iedereen op wie op grond van de wet terugvordering mogelijk is.