Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening Opsterland 2012 |
Citeertitel | Financiële verordening Opsterland 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 212
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 05-03-2012 www.opsterland.nl, 05-04-2012 | 2011-20302 |
Financiële verordening Opsterland 2012
De raad van de gemeente Opsterland, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 januari 2012;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Opsterland.
Artikel 3. Planning en controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college aan de raad een overzicht aan met daarin in elk geval de data waarop het college de jaarstukken, de perspectiefbrief en de (meerjaren)begroting aan de raad ter vaststelling aanbied.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa
Activa met economisch nut en met een verkrijgingprijs van minder dan € 5.000 per eenheid worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Indien het totaal van soortgelijke vervangingsinvesteringen, waarvan de verkrijgingprijs per eenheid minder bedraagt dan € 5.000, maar het totaal meer bedraagt dan € 25.000 wordt de vervangingsinvestering wel geactiveerd.
Activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij raadsbesluit wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte economische levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.
Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor heffingen, belastingen en leges.
Artikel 13. Financieringsfunctie
Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit financieringsstatuut. Het college zendt het besluit financieringsstatuut ter kennisgeving aan de raad.
Het college zorgt, ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 16. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Het college zorgt er voor dat in gemeentelijke regelingen en werkprocessen voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken.
Artikel 18. Onvoorziene gevallen
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 19. Afwijken van bepalingen
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening. Het college informeert de raad hierover tussentijds, doch in elk geval bij de perspectiefbrief of bij de jaarrekening.
Artikel 20 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Financiële verordening Opsterland 2012’.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Opsterland van 5 maart 2012.
Ieke Zwart Francisca Ravestein
Bijlage afschrijvingsbeleid vaste activa:
De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden maximaal als volgt afgeschreven:
De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden geactiveerd en maximaal als volgt afgeschreven:
Onderstaande delen van activa worden maximaal als volgt afgeschreven.
de (onder) grond voor het nieuwe riool ligt veelal onder een weg en wordt tezamen met de weg (versneld) afgeschreven.
Toelichting op de artikelen financiële verordening 2012
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.
De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode de indeling van de programma’s vast. Het artikel bepaalt dus niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken gewijzigd moeten worden. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam.
Artikel 3. Planning en controlcyclus
Deze bepaling legt vast dat de raad vóór de start van de nieuwe planning en controlcyclus geïnformeerd wordt over de data waarop de diverse documenten in de raad worden behandeld.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
Het college biedt jaarlijks een ontwerpbegroting aan ter vaststelling. In de perspectiefbrief vermeldt het college de te hanteren kaders voor de samenstelling van deze ontwerpbegroting.
In de verordening wordt de verplichting uit het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
Hoewel niet in de verordening bepaalt kunnen in de begroting en de jaarstukken naast de door het BBV verplichte paragrafen ook aanvullende paragrafen worden opgenomen.
Het vijfde en zesde lid bepalen over welke afwijkingen ten opzichte van de gewijzigde begroting het college de raad in ieder geval moet informeren.
Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten in de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. Het college kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid artikel 189 Gemeentewet).
De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. In deze verordening vindt autorisatie van de baten en lasten plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad (lid 3).
Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. De autorisatie van deze investeringskredieten wordt bij de begrotingsbehandeling meegenomen. De raad kan bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren (lid 2). Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
In lid 3 staat dat het college bevoegd is de incidentele post voor onvoorzien aan te wenden voor niet voorziene omstandigheden die gedurende het lopende begrotingsjaar ontstaan. Uit de post onvoorzien kunnen geen voorstellen worden gedekt die structureel van aard zijn. Hiervoor bereid het college voorstellen voor bij de begroting, dan wel bij een apart raadsvoorstel.
De incidentele post onvoorzien wordt bepaald aan de hand van de maatstaven aantal inwoners per 1 januari van de gemeente maal € 1,25 per inwoner. Het berekende bedrag wordt afgerond op € 1.000.
Gedurende het begrotingsjaar kunnen nieuwe investeringsvoornemens op tafel komen die bij het opstellen van de (ontwerp)begroting nog niet waren voorzien. Lid 5 regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.
Op basis van de perspectiefbrief wordt de raad geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het beleid, de grote projecten, de grondexploitatie, de uitputting van budgetten en investeringskredieten. De financiële wijzigingen worden in de begroting vertaald door een begrotingswijziging.
Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa
Voor de materiële vaste activa (met economisch nut) zijn in de bijlage bij deze verordening de maximale afschrijvingstermijnen opgenomen. Hiervan kan naar beneden worden afgeweken als geschat wordt dat de materiële activa een kortere economische levensduur heeft dan de maximale afschrijvingstermijn.
In het BBV staat dat bij voorkeur niet wordt afgeschreven op activa met een maatschappelijk nut. In lid 8 staat dat hierop uitzonderingen mogelijk zijn.
Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij het principe dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur.
Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen
Binnen de normale bedrijfsvoering wordt het risico gelopen dat bepaalde vorderingen niet kunnen worden geïnd. Lid 1 regelt dan ook dat er een voorziening moet worden gevormd om deze risico’s af te dekken. Lid 2 geeft aan op welke wijze de hoogte van de voorziening kan worden bepaald. Lid 3 (in combinatie met lid 1) bepaalt dat oninbare vorderingen boven € 10.000 per stuk moeten worden beoordeeld. Als blijkt dat vorderingen niet inbaar zijn zal de voorziening hiervoor toereikend moeten zijn. Voeding hiervan vindt plaats ten laste van de exploitatie.
Artikel 9. Reserves en voorzieningen
Dit artikel regelt de grondslag voor de opstelling van een nota reserves en voorzieningen. Daarnaast wordt de minimale inhoud van de nota benoemd.
Artikel 10. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 7 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.
Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook wordt verstaan bijdragen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.
De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Dit artikel bepaalt dat het college een voorstel voorbereid en dat de raad de tarieven vaststelt.
Dit artikel gaat over de kaders van het grondbeleid. Periodiek stelt de raad de nota grondbeleid vast. Het college stelt binnen de kaders van de nota grondbeleid eenmaal per jaar een grondprijzenbrief vast. De gecalculeerde opbrengsten in de vastgestelde grondexploitaties vormen de ondergrens voor de grondprijzen die het college vaststelt in de grondprijzenbrief.
Artikel 13. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat.
Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen.
Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen doen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 van de Wet Financiering decentrale overheid (Fido)). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd.
De verordening draagt het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen.
Dit artikel bevat algemene bepalingen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen zodat intern wordt vastgesteld of de cijfers in de administratie een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 16. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Dit artikel bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende interne controle maatregelen, vooraf, van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.
Artikel 17. Financiële organisatie
Dit artikel bepaalt de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen voor de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van dit artikel uit de verordening opgedragen bepaalde regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.
De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d. Een andere mogelijkheid voor het college is de regels voor de organisatie van de financieringsfunctie in een apart treasury statuut vast te leggen.
Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.
Artikel 18. Onvoorziene gevallen
Mocht onverhoopt een situatie ontstaan waarbij deze verordening geen uitkomst biedt, kan het college alsnog besluiten aangaande beslissingen in het kader van deze verordening.
Artikel 19. Afwijken van bepalingen
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening. Het college informeert de gemeenteraad hierover bij de perspectiefbrief of bij de jaarrekening.
Artikel 20. Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren, met uitzondering van eventuele benoemde overgangsbepalingen. De jaarstukken van het vorige en eventueel nog lopende begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.
De in de bijlage benoemde afschrijvingstermijnen worden alleen toegepast op nieuwe investeringsaanvragen, die nog door de raad moeten worden geautoriseerd.
Dit artikel bepaalt de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Binnen twee weken na vaststelling door de raad zendt het college de verordening aan gedeputeerde staten (artikel 214 GW). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de financiële verordening (artikel 215 GW). De verordening wordt gepubliceerd en treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2012.