Organisatie | Simpelveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening |
Citeertitel | Monumentenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Hoofdstuk 6 bevat een overgangsbepaling.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-05-1995 | nieuwe regeling | 30-03-1995 Weekblad Troef, 10-05-1995 | R, 30-03-95 |
Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord een beschikking als bedoeld in het tweede lid. De beschikking wordt bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Bij overschrijding van de termijn van acht weken worden burgemeester en wethouders geacht niet tot aanwijzing te hebben besloten.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.
Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten op grond van een monumentenverordening van de provincie Limburg, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.
Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste lid, alsmede aan de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.
Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, leggen burgemeester en wethouders de aanvraag op de secretarie voor een ieder ter inzage. Indien in de aanvraag gegevens voorkomen of uit de aanvraag kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op de bescherming van bedrijfsgeheimen gerechtvaardigd is, besluiten burgemeester en wethouders op een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager dat die gegevens niet ter inzage worden gelegd. De burgemeester doet kennisgeving van de ter inzage legging op de gebruikelijke wijze en vermeldt daarbij de mogelijkheid om binnen een termijn van twee weken zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt ingevolge de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op dat bezwaar en een eventueel ingesteld beroep en hoger beroep is beslist. Belanghebbenden, onder wie de vergunninghouder, kunnen de president van de rechtbank, onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in dat monument in het geding zijn.
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijner last behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.