Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2012 |
Citeertitel | Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 13-12-2011 Woudklank, 15-12-2011 | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;
overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen ten behoeve van het beleid, te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage of het eigen aandeel en het persoonsgebonden budget op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning;
gehoord de zienswijze van de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van vragers van maatschappelijke ondersteuning;
gelet op de verordening als bedoeld in artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, houdende regels met betrekking tot de uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten van 2 oktober 2006, Stb. 450 (Besluit maatschappelijke ondersteuning);
besluiten vast te stellen het navolgende:
Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2012.
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, het Verstrekkingenboek en het Financieel Besluit van toepassing zijn.
Goedkoopst adequate voorziening: : een voorziening die passend is voor de aanvrager en de beperkingen in voldoende mate compenseert, zodat de aanvrager zelfredzaam kan zijn en in staat is tot maatschappelijke participatie. Wanneer er sprake is van meerdere oplossingen, die allen passend zijn, wordt gekozen voor de meest goedkope voorziening.
Hoofdstuk 2 Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 2 Individuele voorzieningen in natura
Individuele voorzieningen die verstrekt worden in natura betreffen:
op de individuele persoon afgestemde hulp bij het huishouden (Hulp bij het huishouden 2 – HH2)
Bij het vaststellen van een aanspraak op een voorziening voor hulp bij het huishouden wordt de gebruikelijke zorg vastgesteld met toepassing van een zogenaamd standaard indicatieprotocol (Protocol gebruikelijke zorg).
of aanpassingen aan de hulpmiddelen genoemd onder a en c
Een hulpmiddel kan slechts worden toegekend voor zover het langdurig noodzakelijk is om de beperkingen van de begunstigde op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning te verplaatsen op te heffen of te verminderen. Bij het toekennen van hulpmiddelen wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat voorheen in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd.
Artikel 3 Individuele financiële tegemoetkomingen
Individuele voorzieningen die verstrekt worden als financiële tegemoetkoming betreffen woonvoorzieningen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:
Artikel 4 Het Persoonsgebonden Budget (PGB)
Bij de verstrekking van een individuele voorziening heeft de aanvrager de keuzevrijheid om in plaats van een voorziening in natura, als bedoeld in artikel 2, te kiezen voor een persoonsgebonden budget (PGB). Er wordt onderscheid gemaakt in:
het PGB voor het aanpassen van de woning;
Bij woonvoorzieningen die bestaan uit ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte geldt als voorwaarde dat deze gericht moeten zijn op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen. Hieronder valt ook de uitraasruimte en het bezoekbaar maken van een woning voor iemand die in een AWBZ-instelling woont. De woning, vaak van ouders/verzorgers of de partner, moet wel regelmatig bezocht kunnen worden. Voor het bezoekbaar maken van de woning zal veelal de woning moeten worden aangepast. Het bezoekbaar maken van een woning wordt slechts eenmaal vergoed.
Hoofdstuk 3 Financiële tegemoetkoming
Artikel 5 Algemene voorwaarden
Bij het verstrekken van een geïndiceerde voorziening worden in elk geval de volgende voorwaarden in de beschikking opgenomen:
Artikel 6 Een financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen
Een financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:
een gemaximeerde vergoeding voor:
sanering van woon- en/of slaapkamer of aanbrengen rolstoelvloerbedekking: bij het vaststellen van de vergoeding voor het aanbrengen van rolstoelvloerbedekking of sanering in de woning wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode van de te vervangen voorzieningen, waarbij de vergoeding vastgesteld wordt aan de hand van de werkelijke kosten, gebaseerd op de goedkoopst-adequate voorziening. Indien de te vervangen voorziening ouder is dan 8 jaar wordt deze als afgeschreven beschouwd en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. De volgende vergoedingssystematiek gehanteerd:
de kosten van het jaarlijkse onderhoud van een traplift (1 x per jaar) worden op basis van een standaardonderhoudscontract dat de cliënt sluit met de leverancier 100% vergoed. Voor liften die buiten de woning geplaatst zijn of meer dan 1 verdieping overbruggen of uitgevoerd zijn met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen, wordt een toeslag vergoed van maximaal 50% op het tarief dat is opgenomen in het standaardonderhoudscontract.
tijdelijke huisvesting in verband met het aanpassen van de huidige woonruimte van de begunstigde of de door de begunstigde te betrekken woonruimte. De financiële tegemoetkoming wordt verleend uitsluitend voor de periode waarin de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de cliënt of begunstigde als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. De vergoeding wordt gedurende een periode van maximaal 6 maanden verleend en bedraagt maximaal de maximale subsidiabele huur ingevolge de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 8 Anti speculatiebeding
De waardestijging die door het treffen van een woonvoorziening is ontstaan dient bij eventuele verkoop binnen 10 jaar na gereedmelding van de woningaanpassing gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald door de woningeigenaar. De restitutie bedraagt:
voor het negende en tiende jaar 20% van de waardestijging.
In alle gevallen wordt de eigen bijdrage, die voor rekening van de woningeigenaar is gekomen bij de toekenning van de woonvoorziening(en) in mindering gebracht op de waardestijging. De waarde wordt door een beëdigd taxateur in opdracht van de gemeente Opsterland bepaald. Het terug te betalen bedrag bedraagt nooit meer dat de verstrekte financiële tegemoetkoming.
Hoofdstuk 4 Het persoonsgebonden budget (PGB)
Artikel 10 Vaststelling hoogte PGB
De PGB-tarieven van 2012 zijn gelijk aan die van 2011. Er heeft geen indexering van de tarieven plaatsgevonden. De hoogte van het PGB-bedrag is gebaseerd op het aantal uren dat is geïndiceerd.
Het PGB-tarief voor Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) is vastgesteld op € 14 per uur voor ongeschoold werk en op € 16 per uur wanneer het uitgevoerd wordt door een professionele hulp via een instelling. Voor 2012 heeft geen indexering van het tarief plaatsgevonden. De hoogte van het bedrag van het PGB is gebaseerd op het aantal uren dat geïndiceerd is.
De hoogte van het PGB voor roerende (losse) woonvoorzieningen (als genoemd in Hoofdstuk 6.10.2 van het Verstrekkingenboek) wordt gebaseerd op een normbedrag dat wordt bepaald aan de hand van de kosten van de goedkoopst adequate woonvoorziening (zo mogelijk uit het kernassortiment) onder aftrek van het kortingspercentage dat door de leverancier wordt geboden. Voor voorzieningen die buiten het kernassortiment vallen wordt de hoogte van het PGB beoordeeld aan de hand van één of meer offertes.
voor rolstoelen (inclusief elektrische rolstoelen) wordt gebaseerd op een normbedrag dat wordt bepaald aan de hand van de kosten van de goedkoopst adequate (elektrische) rolstoel zo mogelijk uit het kernassortiment onder aftrek van het kortingspercentage dat door de leverancier wordt geboden. Voor (elektrische) rolstoelen die buiten het kernassortiment vallen wordt de hoogte van het PGB beoordeeld aan de hand van één of meer offertes.
Een cliënt kan een PGB worden toegekend ten behoeve van een sportvoorziening. Het PGB wordt vastgesteld op maximaal € 3.800, dat wil zeggen maximaal € 2.900 voor de aanschaf en voor een periode van 3 jaar een bedrag van € 300 per jaar voor de kosten van reparatie en onderhoud. Het PGB is bedoeld voor aanschaf, onderhoud, reparatie en evt. verzekering en wordt maximaal één maal per drie jaar verstrekt.
De hoogte van het PGB voor individuele vervoersvoorzieningen is als volgt bepaald:
een individuele vervoersvoorziening voor het gebruik van een taxi van maximaal 1.500 km, onder aftrek van € 0,18 per verreden kilometer die voor rekening komt van de cliënt = € 2.235 - € 270 = € 1.965 per jaar. En een individuele vervoersvoorziening voor het gebruik van een rolstoeltaxi van maximaal 1.500 km, onder aftrek van € 0,18 per verreden kilometer = € 2.565 - € 270 = € 2.295 per jaar.
Autoaanpassing: gebaseerd op basis van de goedkoopst adequate oplossing, te beoordelen aan de hand van één of meer offertes, waarbij de auto nog een technische levensduur heeft van tenminste 5 jaar. Het kan voorkomen dat er in verband met de autoaanpassing een andere auto aangeschaft moet worden. Een auto wordt in principe beschouwd als algemeen gebruikelijk. In sommige gevallen volstaat een standaard auto echter niet, waardoor er sprake kan zijn van meerkosten. In een aantal situaties kunnen deze meerkosten op grond van de Wmo vergoed worden. De eventuele meerkosten worden vastgesteld op het verschil tussen de kosten van de goedkoopst adequate auto volgens het programma van eisen en het totaal van de waarde van de referentie-auto en de opbrengst van de inruil van de “oude” auto. De referentie-auto is volgens het Besluit Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen een standaard type auto met standaard faciliteiten. De waarde van de referentieauto is € 16.900 (normbedrag referentieauto aanschafbedrag inclusief BTW 2010).
De uitkomst, als bedoeld onder andere bij h en i, te vermeerderen met een vergoeding voor de kosten van instandhouding, dat wil zeggen keuring, onderhoud of reparatie van voorziening(en) en een eventuele verplichte verzekering. Voor niet-electrische voorzieningen van € 134 per jaar en voor electrische voorzieningen van € 384 per jaar.
Wanneer het inkomen van de aanvrager van een rolstoeltaxikostenvergoeding hoger is dan het norminkomen (zie bijlage I) dan bestaat er uitsluitend recht op een vergoeding van de meerkosten van de rolstoeltaxi. De meerkosten worden vastgesteld op het verschil tussen de vervoerskostenvergoeding voor een rolstoeltaxi en een gewone taxi (zie lid 8 sub b).
Artikel 11 Uitbetaling van het PGB
Als de hoogte van het PGB is vastgesteld, wordt het bij beschikking aan de budgethouder bekendgemaakt. In deze beschikking wordt vermeld wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is. In de beschikking wordt ook vermeld wanneer er een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd is (als bedoeld in Hoofdstuk 5).
De uitbetaling van een PGB bij individuele voorzieningen: uitbetaling in één keer: wanneer het om individuele voorzieningen gaat die in één keer betaald moeten worden. Het maximale bedrag voor reparatie- en onderhoudskosten wordt gedurende de economische levensduur van de voorziening jaarlijks beschikbaar gesteld.
Artikel 12 De verantwoording van het PGB
Verantwoording bij hulp bij het huishouden:
Verantwoording bij een individuele voorziening:
De budgethouder moet binnen zes maanden na uitbetaling van het PGB de geïndiceerde voorzieningen besteld of in bezit hebben en een bewijsstuk (nota/factuur) inclusief het betalingsbewijs aan het college overleggen via het Verantwoordingsformulier. Voor bouwkundige woningaanpassingen (zie artikel 10 lid 3 Financieel Besluit) geldt een termijn van 12 maanden.
Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 13 Eigen bijdrage bij verstrekkingen in natura
De gemeente Opsterland maakt bij de vaststelling van de eigen bijdrage bij verstrekkingen in natura, onderscheid in:
de door de cliënt verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van de geïndiceerde individuele voorziening(en) bedraagt maximaal 100% van de kostprijs (inkoopkosten nieuwwaarde onder aftrek van korting of dagwaarde in geval van herverstrekking) maar nooit meer dan de maximale eigen bijdrage zoals deze wordt vastgesteld conform het bepaalde in hoofdstuk IV van de Algemene maatregel van bestuur.
Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de cliënt of begunstigde, wordt gedurende een periode van maximaal 39 (negenendertig) maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht.
Artikel 14 Eigen bijdrage bij een PGB
De gemeente Opsterland maakt bij de vaststelling van de eigen bijdrage bij een PGB, onderscheid in:
de door de cliënt verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van de geïndiceerde individuele voorziening(en) bedraagt maximaal 100% van de kostprijs (inkoopkosten nieuwwaarde onder aftrek van korting) maar nooit meer dan de maximale eigen bijdrage zoals deze wordt vastgesteld conform het bepaalde in hoofdstuk IV van de Algemene maatregel van bestuur. Over het aandeel van het PGB dat bestaat uit instandhoudingskosten wordt geen eigen bijdrage betaald.
Wanneer de geïndiceerde individuele voorziening een bouwkundige woontechnische woningaanpassing is, is de eigen bijdrage vastgesteld op maximaal 100% van de totale kosten, met uitzondering van de woningaanpassing in het kader van het bezoekbaar maken van een woning voor bewoners van een AWBZ-instelling. De eigen bijdrage is daarbij vastgesteld op maximaal 100% van de totale kosten.
Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de cliënt of begunstigde, wordt gedurende een periode van maximaal 39 (negenendertig) maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van dit Financieel Besluit, indien toepassing van het Financieel Besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 17 Gevallen waarin niet is voorzien
Burgemeester en wethouders beslissen in de gevallen waarin dit Financieel Besluit niet voorziet.
Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel
Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2011 wordt met ingang van 1 januari 2012 ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van burgemeester en wethouders van 13 december 2011.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
Koen van Veen Francisca Ravestein.
Bijlage I Inkomenstoets voor de beoordeling van het recht op een individuele vervoerskostenvergoeding Wmo
Gerekend wordt met het netto inkomen zonder vakantietoeslag. Onder inkomen wordt verstaan: salaris, uitkering, studiefinanciering, alimentatie, inkomsten uit aandelen/effecten, rente/dividend uit vermogen en huurinkomsten van een woning.
Voor de bijstandsnormen exclusief vakantiegeld wordt met ingang van 2011 verwezen naar de normen die halfjaarlijks worden vastgesteld door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze bedragen zijn te vinden op de website www.rijksoverheid.nl.
Voor mensen die in een AWBZ-instelling verblijven geldt de Wwb norm voor een alleenstaande/gehuwden in een instelling. Bij de vaststelling van het netto inkomen wordt de eigen bijdrage die men voor het verblijf in de instelling moet betalen in mindering gebracht op het netto inkomen. Deze eigen bijdrage wordt berekend door het CAK.
Met ingang van 2011 wordt voor de berekening van het inkomen uit vermogen gebruik gemaakt van de aanslag van de belastingdienst over het voorgaande jaar (T-1). Het inkomen uit sparen en beleggen (box III) wordt aan de hand van een jaarlijks vast te stellen percentage berekend. Dat inkomen wordt meegerekend bij het totale jaarinkomen voor de inkomenstoets. Het percentage wordt voor 2011 vastgesteld op 2,5%.