Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Regeling voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Veenendaal

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Veenendaal
CiteertitelRegeling voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Veenendaal
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften, zoals vastgesteld op 12 maart 2002 en gewijzigd op 19 maart 2009, en de Regeling behandeling bezwaarschriften personele- en organisatie aangelegenheden, zoals vastgesteld op 28 oktober 2004

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Awb
  2. Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-02-2012nieuwe regeling

02-02-2012

Veenendaalse Krant, 2012-02-15

2011, 2011.00077-2b

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Veenendaal

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Veenendaal, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft;

 

gelezen:

het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 2011, nummer 2011.00077-2b;

 

gelet op:

de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

 

Besluiten:

vast te stellen de Regeling voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Veenendaal

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    commissies: commissies van advies voor de bezwaarschriften;

  • c.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft

    genomen;

  • d.

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Inleidende bepalingen

  • 1.

    Er zijn drie bezwaarschriftencommissies genaamd:

    • a.

      de bezwaarschriftencommissie personele aangelegenheden;

    • b.

      de algemene bezwaarschriftencommissie;

    • c.

      de bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid;

      belast met de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften als bedoeld in artikel 1:5, eerste lid, van de wet,

  • 2.

    Deze bezwaarschriftencommissies zijn niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn gericht tegen besluiten genomen op grond van: de Algemene wet inzake rijksbelastingen en aanverwante regelgeving, de gemeentelijke belastingverordeningen, de Wet waardering onroerende zaken/ roerende woon- en bedrijfsruimten en de Wet Bibob, zolang een bezwaarschriftencommissie niet bevoegd is om inhoudelijk kennis te nemen van het advies van het Landelijk Bureau Bibob.

  • 3.

    De bezwaarschriftencommissie personele aangelegenheden is belast met de voorbereiding van beslissingen op ingediende bezwaarschriften als bedoeld in artikel 1:5, eerste lid, van de wet die betrekking hebben op personele- en organisatieaangelegenheden.

  • 4.

    De bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid is belast met de

    voorbereiding van beslissingen op ingediende bezwaarschriften als bedoeld in artikel 1:5, eerste lid, van de wet die betrekking hebben op het gebied van het sociale zekerheidsrecht, de inburgering, het minimabeleid, de kinderopvang en de individuele verstrekkingen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

    Verder is deze bezwaarschriftencommissie ook belast met de

    voorbereiding van beslissingen op ingediende bezwaarschriften als bedoeld in artikel 1:5, eerste lid, van de wet, tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen, die betrekking hebben op de hiervoor genoemde gebieden, met uitzondering van de Wmo.

  • 5.

    De algemene bezwaarschriftencommissie is belast met de voorbereiding van beslissingen op ingediende bezwaarschriften als bedoeld in artikel 1:5, eerste lid, van de wet voor zover deze niet vallen onder de bezwaarschriftencommissie personele aangelegenheden of de bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid.

     

Artikel 3 Samenstelling van de algemene bezwaarschriftencommissie en de bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid

  • 1.

    De bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid en de algemene bezwaarschriftencommissie bestaan elk uit drie leden, waaronder een voorzitter, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het college.

  • 2.

    Het college benoemt twee plaatsvervangende leden voor deze commissies.

  • 3.

    Als plaatsvervanging van de leden niet mogelijk is door de plaatsvervangende leden van een commissie, vindt vervanging plaats door de (plv.)leden van de andere commissie.

  • 4.

    De commissies regelen de vervanging van de voorzitter.

  • 5.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam

    zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Artikel 4 Samenstelling van de bezwaarschriftencommissie personele aangelegenheden

  • 1.

    De bezwaarschriftencommissie personele aangelegenheden bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2.

    De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    De samenstelling is als volgt:

    • a.

      een lid aan te wijzen door het college, niet zijnde een bestuurder van de gemeente Veenendaal;

    • b.

      een lid aan te wijzen door de commissie voor het Georganiseerd Overleg, niet werkzaam bij of voor de gemeente Veenendaal of vaste adviseur van de werknemersdelegatie in de Commissie voor Georganiseerd Overleg;

    • c.

      een voorzitter, aan te wijzen door de leden onder a en b.

  • 4.

    Het college benoemt met inachtneming van het bepaalde in lid 3, sub a en b, een aantal plaatsvervangende leden.

  • 5.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

     

Artikel 5 Secretaris

  • 1.

    De commissies beschikken elk over één of meer secretarissen.

  • 2.

    De secretarissen worden door het college aangewezen.

Artikel 6 Zittingsduur

  • 1.

    De leden van de commissies worden benoemd voor een periode van vier jaren. Daarna is eenmaal een herbenoeming voor eenzelfde termijn mogelijk.

  • 2.

    Aan de leden wordt op hun verzoek door het college ontslag verleend.

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift

  • 1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen gesteld van de commissie die het aangaat.

Artikel 8 Bemiddeling

De secretaris onderzoekt in overleg met de betreffende afdeling of de zaak in de minne kan worden geschikt voordat de zaak geagendeerd wordt door de betreffende commissie.

Artikel 9 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de artikelen:

  • -

    2:1, tweede lid,

  • -

    6:6, voor wat betreft het de indiener stellen van een termijn waarbinnen het verzuim als bedoeld in artikel 6:5 van de wet, kan worden hersteld,

  • -

    6:17, voor zover het betreft de verzending van stukken tijdens de behandeling,

  • -

    7:4, tweede lid,

  • -

    7:6, vierde lid,

van de wet worden voor de toepassing van deze regeling uitgeoefend door de voorzitter van de betreffende commissie.

Artikel 10 Vooronderzoek

  • 1.

    De voorzitter van de betreffende commissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van een bezwaarschrift bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter van de betreffende commissie kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.

Artikel 11 Hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter van de betreffende commissie bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2.

    De voorzitter van de betreffende commissie beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

  • 3.

    Indien de voorzitter van de betreffende commissie besluit van het horen af te zien doet hij daarvan mededeling aan:

    a. de belanghebbenden,

    b. het verwerend orgaan.

Artikel 12 Uitnodiging hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter van de betreffende commissie deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2.

    Binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan, onder opgaaf van redenen de voorzitter van de betreffende commissie verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter van de betreffende commissie op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval een week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4.

    De voorzitter van de betreffende commissie is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van de termijnen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 13 Quorum

Voor het houden van een hoorzitting van een commissie is vereist, dat de meerderheid van het aantal leden, waaronder in ieder geval de voorzitter van de betreffende commissie, dan wel diens plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 14 Niet deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van een commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 15 Openbaarheid hoorzitting

  • 1.

    De hoorzitting van de algemene bezwaarschriftencommissie en de bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid is openbaar.

  • 2.

    Indien deze commissies beslissen dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten, vindt de hoorzitting plaats met gesloten deuren.

  • 3.

    De zitting van de commissie personele aangelegenheden is niet openbaar, tenzij één van de partijen uitdrukkelijk openbare behandeling wenst en de andere partij zich hiertegen niet verzet.

Artikel 16 Schriftelijke verslaglegging

  • 1.

    Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag houdt een beknopte vermelding in van wat over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

  • 3.

    Indien de hoorzitting met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 17 Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de hoorzitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter van de betreffende commissie uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2.

    De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om op de nadere informatie te reageren.

  • 3.

    De leden van de betreffende commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het tweede lid bedoelde nadere informatie, aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter van de betreffende commissie beslist omtrent een dergelijk verzoek.

Artikel 18 Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissies beraadslagen en beslissen achter gesloten deuren over het uit te brengen advies.

  • 2.

    Er wordt bij meerderheid van stemmen beslist over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter van de betreffende commissie.

  • 4.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 5.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de betreffende commissie ondertekend.

Artikel 19 Uitbrengen advies

Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 16 en eventueel ontvangen nadere informatie, uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

Artikel 20 Jaarverslag

De commissies brengen over de verrichte werkzaamheden jaarlijks verslag uit aan de gemeenteraad, het college en de burgemeester.

Artikel 21 Intrekken oude regeling

De Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften, zoals vastgesteld op 12 maart 2002 en gewijzigd op 19 maart 2009, en de Regeling behandeling bezwaarschriften personele- en organisatie aangelegenheden, zoals vastgesteld op 28 oktober 2004, worden ingetrokken.

Artikel 22 Overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften, zoals vastgesteld op 12 maart 2002 en gewijzigd op 19 maart 2009 en de Regeling behandeling bezwaarschriften personele- en organisatie aangelegenheden, zoals vastgesteld op 28 oktober 2004, blijven van kracht ten aanzien van bezwaarschriften die op het moment van inwerkingtreding van deze Regeling voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Veenendaal in een hoorzitting van de betreffende commissie of Kamer zijn behandeld.

  • 2.

    De ten tijde van de inwerkingtreding van deze Regeling benoemde leden, waaronder de (plv.)voorzitter, van:

    • a.

      de commissie van advies voor de bezwaarschriften, worden geacht te zijn benoemd tot (plv.) voorzitter en leden van de algemene bezwaarschriftencommissie;

    • b.

      de Kamer Sociale Zaken worden geacht benoemd te zijn tot (plv.) voorzitter en leden van de bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid;

    • c.

      de commissie van advies voor de bezwaarschriften inzake personele- en organisatie worden geacht benoemd te zijn tot voorzitter en leden van de bezwaarschriftencommissie personele aangelegenheden.

  • 3.

    Voor de ten tijde van de inwerkingtreding van deze Regeling reeds benoemde commissieleden, waaronder de voorzitters, geldt dat zij eenmaal herbenoemd kunnen worden voor een periode van 4 jaar.

  • 4.

    Voor de ten tijde van de inwerkingtreding van deze Regeling reeds herbenoemde commissieleden, waaronder de voorzitters, geldt dat zij nog eenmaal herbenoemd kunnen worden voor een periode van 4 jaar.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking hiervan.

Artikel 24 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Veenendaal.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2011

de heer mr. E.J. Kruijswijk Jansen - raadsgriffier

de heer mr. T. Elzenga - voorzitter

 

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 1 november 2011

de heer J.T. Langelaar - secretaris

de heer mr. T. Elzenga - burgemeester

 

Vastgesteld door de burgemeester op 1 november 2011

de heer mr. T. Elzenga - burgemeester

 

TOELICHTING OP DE REGELING VOOR DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN GEMEENTE VEENENDAAL

Algemeen

 

Deze Regeling voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Veenendaal (hierna: Regeling) geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door adviescommissies.

 

Om een volledig beeld te krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van een bezwaarschrift is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb en de Regeling naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting bij het de Regeling zijn zo veel mogelijk onderdelen uit de Awb opgenomen die van belang zijn in de behandelingsprocedure.

Bestuursorgaan

Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJN AF6023. is duidelijk dat een bezwaarschriftencommissie niet alleen een adviescommissie is maar ook een bestuursorgaan. In deze Regeling zijn regels opgenomen met betrekking tot de adviestaken van de commissies. De raad, het college en de burgemeester stellen de commissies in en hebben daarmee zeggenschap over de wijze waarop de commissies hun adviestaken uitoefenen.

 

In het kader van de Wet dwangsom en beroep is het van belang dat de commissies op tijd adviseren, zodat ook tijdig een beslissing op het bezwaar kan worden genomen.

 

De raad, het college en de burgemeester hebben geen zeggenschap over de uitoefening van de bevoegdheden door de commissies als bestuursorgaan.

Er is een aantal mogelijkheden denkbaar waarbij de commissies als bestuursorgaan optreden. Dit is het geval als er een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) of Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt ingediend of indien er een klacht wordt ingediend.

 

Op grond van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuurorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuurorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

 

De betreffende commissie dient te beslissen op Wob verzoeken om documenten die onder haar berusten. Het gaat dan om alle documenten die vanuit de commissie worden verzonden en om alle documenten die aan de betreffende commissie zijn gericht.

 

Ook zijn de bezwaarschriftencommissies verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. De verwerking van persoonsgegeven in het kader van de behandeling van bezwaarschriften vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de betreffende commissie. Voor het recht op inzage en het recht op verbetering, aanvulling, verwijdering en afscherming (artikel 35 en 36 Wbp) zal de belanghebbende zich tot de betreffende commissie moeten richten.

 

Op basis van artikel 9:1 Awb kan een ieder een klacht indienen over de wijze waarop het bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van dat orgaan werkzame persoon zich in een concrete situatie jegens de klager of iemand anders heeft gedragen. Dit betekent dat niet alleen klachten over de betreffende commissie als geheel, over een commissielid maar ook klachten over de secretaris moeten worden afgedaan door de commissie zelf.

 

Eveneens kan een klacht over een bezwaarschriftencommissie worden ingediend bij de Nationale Ombudsman.

 

Het is mogelijk dat de commissies zelf een regeling opstellen voor de werkwijze en besluitvorming in die gevallen dat zij optreden als bestuursorgaan. Omdat dit relatief weinig voorkomt is het ook mogelijk om tijdens een vergadering hierover afspraken te maken.

Wet dwangsom en beroep

Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep, onderdeel van de Awb, in werking getreden. Voor de bezwaarschriftencommissies is deze wet op 2 punten van belang.

 

Allereerst is met de inwerkingtreding van deze wet de beslistermijn voor een bezwaarschrift verruimd. De termijn begint nu niet meer te lopen vanaf het moment dat een bezwaar wordt ingediend maar vanaf het moment dat de bezwaartermijn van het besluit is afgelopen. Als er nu meerdere bezwaarschriften tegen 1 besluit worden ingediend, kunnen deze nu gelijk behandeld worden. Voorheen was het mogelijk dat er ruim 5 weken zat tussen het eerste ingediende bezwaarschrift en het laatste waardoor het lastig was op op tijd het 1e bezwaarschrift af te handelen.

 

Daarnaast is de beslistermijn verlengd van 10 naar 12 weken en de mogelijkheid om te verdagen van 4 naar 6 weken.

 

Wordt er niet op tijd een besluit genomen door het bestuursorgaan dan is het mogelijk dat de bezwaarde een dwangsom aanvraagt. Dit proces wordt gestart door het sturen van een ingebrekestelling. Dan heeft het bestuursorgaan nog twee weken de tijd om het besluit te nemen. Gebeurt dit niet dan gaat automatisch de dwangsom lopen, per dag, met een maximum van 42 dagen wat staat voor een bedrag van €1260, -. Tegelijk met de ingebrekestelling kan er beroep worden ingesteld bij de rechter. De rechter kan ook een passende dwangsom opleggen.

 

De Wet dwangsom en beroep zorgt ervoor dat bestuursorganen hun interne processen goed inrichten zodat op tijd besluiten genomen kunnen worden. De bezwaarcommissies maken onderdeel uit van het proces om tot een beslissing op bezwaar te komen. Voor de commissies is het belangrijk dat zij zo snel mogelijk de dossiers behorende bij het bezwaarschrift ontvangen van de ambtelijke organisatie, voor het bestuursorgaan is het van belang dat de commissies rekening houden met de vergadercyclus van bijv. het college en dat adviezen op tijd worden aangeleverd.

Artikelsgewijze toelichting

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de Regeling vast te stellen. De raad, het college en de burgemeester besluiten met de vaststelling van de Regeling tot het instellen van de bezwaarschriftencommissies. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de regeling voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de regeling aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2 Inleidende bepalingen

In dit artikel worden de drie bezwaarschriftencommissies en hun bevoegdheden opgesomd.

 

Over belastingen WOZ-zaken dient opgemerkt te worden dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee is er voor gekozen ze uit te zonderen.

 

In artikel 28 lid 2 Wet BIBOB is limitatief opgesomd aan welke personen en instanties het bestuursorgaan dat een BIBOB advies ontvangt gegevens mag doorgeven. Hierbij wordt wel de rechter, maar niet enige in het kader van een bezwaarprocedure optredende commissie vermeld, welke geen deel uitmaakt van het bestuursorgaan dat het BIBOB-advies heeft ontvangen. Zolang een bezwaarschriftencommissie niet bevoegd is om inhoudelijk kennis te nemen van het advies van het Landelijk Bureau Bibob zijn bezwaarschriften tegen besluiten die op grond van de Wet BIBOB zijn genomen uitgezonderd van de behandeling door een bezwaarschriftencommissie.

Artikel 3 Samenstelling van de algemene bezwaarschriftencommissie en de bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.

 

De wet stelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb)

  • 2.

    De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb)

 

Bij de beantwoording van de vraag voor welke samenstelling van de commissies wordt gekozen, moet voor ogen worden gehouden welk doel met de commissies wordt nagestreefd. In de eerste plaats moeten de personen die de commissies vormen in die mate vakkundig zijn dat er van de commissies goede adviezen te verwachten zijn. Hierbij kan gedacht worden aan personen die weten wat er speelt bij de desbetreffende overheid (oud-bestuurders), maar ook aan deskundigen op het gebied van geschillenbeslechting (juristen). De leden van de commissies moeten gevoel hebben voor politieke en bestuurlijke verhoudingen. De taak van de commissies is immers een bestuurlijke heroverweging, die naast de rechtmatigheidstoetsing toetsing van de doelmatigheid omvat.

 

Voorheen benoemde de raad ook de plaatsvervangende voorzitters. In de nieuwe Regeling is hiervan afgezien en in het derde lid opgenomen dat de commissies zelf de vervanging van de voorzitter regelen. Op die manier wordt voorkomen dat - als de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter verhinderd zijn - de commissievergadering niet kan plaats vinden.

 

Door de bepaling in het tweede lid delegeren de raad en de burgemeester de benoeming van commissieleden aan het college. Het college is hiermee ook het orgaan dat indien nodig het functioneren van de leden van de betreffende commissies evalueren. Indien een commissielid niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de betreffende commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan.

 

De voorzitter van de betreffende commissie zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het college om op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het college om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.

 

Op 22 juli 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het ontslag door het college van leden van een bezwaarschriftencommissie, aanleiding was een vertrouwensbreuk (gepubliceerd in JB 2009, 216). Met name in de uitspraak van de Rechtbank, minder in die van de Afdeling, wordt ingegaan op de bevoegdheid van het college om leden van de bezwaarschriftencommissie te ontslaan wegens een vertrouwensbreuk. De commissie heeft als adviseur in zekere mate een onafhankelijke rol ten opzichte van het college en daarom dient aan de commissie ruimte te worden gelaten om op verantwoorde wijze invulling aan haar onderzoeksbevoegdheden te geven. Het college mag daarom niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het bestuurorgaan onwelgevallig standpunt. Tegelijkertijd is de commissie een adviserend orgaan en ligt de eindverantwoordelijkheid voor de beslissing op het bezwaar bij het bestuursorgaan. In verband hiermee achtte de Rechtbank en ook de Afdeling het ontoelaatbaar dat de commissie het initiatief nam tot een bemiddelingspoging door een derde, terwijl verweerder al had laten blijken niets te voelen voor een dergelijke oplossing. Het feit dat de commissieleden voor een periode van vier jaar worden benoemd doet niet ter zake; indien sprake is van een vertrouwensbreuk is ontslag mogelijk.

 

In het derde lid is geregeld - als de plaatsvervanging van de leden van de algemene bezwaarschriftencommissie niet mogelijk is door de plaatsvervangende leden van deze commissie - de (plv.)leden van de bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid bedoelde leden van de algemene bezwaarschriftencommissie kunnen vervangen en andersom. Deze regeling is opgenomen naar aanleiding van de behoefte hieraan in de praktijk.

 

Er is in de gemeente Veenendaal gekozen voor externe commissies en daarom is het vijfde lid aan artikel 3 toegevoegd.

Artikel 4 Samenstelling van de bezwaarschriftencommissie personele aangelegenheden

De samenstelling van deze commissie sluit aan bij de samenstelling van vele andere gemeentelijke bezwaarschriftencommissies personele aangelegenheden.

Artikel 5 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een of meerdere secretarissen ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 6 Zittingsduur

In de voorheen geldende Regeling behandeling bezwaarschriften personele- en organisatie aangelegenheden was geregeld dat leden, waaronder de (plv.) voorzitter, van de commissie van advies voor de bezwaarschriften inzake personele- en organisatie aangelegenheden voor twee jaar benoemd werden met een mogelijkheid van herbenoeming voor twee jaar.

 

In de voorheen geldende Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften was geregeld dat de leden, waaronder de (plv.) voorzitters, van de commissie van advies voor de bezwaarschriften en de Kamer Sociale Zaken voor een periode van 4 jaar benoemd konden worden.

 

Om meer eenheid tussen de verschillende bezwaarschriftencommissies te bewerkstelligen is - conform de modelregeling van de VNG en veel andere gemeenten - gekozen voor een benoeming voor 4 jaar met de mogelijkheid van één keer een herbenoeming voor 4 jaar.

 

Door het stellen van een termijn van maximaal 8 jaar wordt voorkomen dat een zeer langdurig lidmaatschap mogelijk is waardoor een te grote verwevenheid met de organisatie kan ontstaan. Juist vanwege de onafhankelijkheid van de commissie moet dit worden voorkomen.

 

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn.

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift

In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:

  • a.

    Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).

  • b.

    De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):

    • 1.

      De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).

    • 2.

      De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).

    • 3.

      De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).

    • 4.

      Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).

    • 5.

      Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).

  • c.

    De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):

    • 1.

      Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14).

    • 2.

      Doorzendplicht (artikel 6:15).

 

Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.

 

Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb).

 

Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325).

 

Een bezwaarschrift verzenden per e-mail is ook mogelijk. Wel is het zo dat het bestuursorgaan deze weg expliciet moet openstellen (art.2:15 Awb). Dit geeft de gemeente ook de mogelijkheid om een apart e-mail adres in te richten voor de ontvangst van bezwaarschriften. Indien een bezwaarde per e-mail een bezwaarschrift heeft ingediend terwijl het bestuursorgaan deze mogelijkheid niet heeft toegestaan, dan dient het bestuursorgaan de verzender op de hoogte te brengen dat deze manier niet mogelijk is en de verzender te verzoeken het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.

 

Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Volgens het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht (derde lid, zoals gewijzigd bij de Eerste evaluatiewet Awb, in werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van belanghebbende.

 

Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de betreffende commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen.

 

De in artikel 7:13, tweede lid van de Awb bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot twaalf weken met een verdagingsmogelijkheid van zes weken (artikel 7:10). Het verdient aanbeveling indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.

Artikel 8 Bemiddeling

Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

Artikel 9 Uitoefening bevoegdheden

Volgens artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.

Artikel 2:1, tweede lid

Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

 

Toelichting:

Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 6:6

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

 

Toelichting:

De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter van de betreffende commissie. Er is van afgezien in de regeling een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan).

 

Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.

 

Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.

 

Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.

 

Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:17

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.

 

Toelichting:

Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door een commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.

Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).

 

Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).

Artikel 7:4, tweede lid

Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

 

Toelichting:

Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.

 

Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).

Artikel 7:6, vierde lid

Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].

 

Het derde lid van dit artikel luidt:

Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

 

Toelichting:

In het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat er in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.

Artikel 10 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitters van de commissies er zorg voor dienen te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van een bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente – zij krijgen de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

 

De activiteiten van de commissies of hun voorzitters bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen kan bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting.

Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissies frustreert en hun onafhankelijke positie daardoor aantast.

 

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

 

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissies vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissies zullen immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 11 Hoorzitting

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a.

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b.

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c.

    de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Ad d.

Het ligt voor de hand dat, indien het verwerend orgaan aan het bezwaar volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de betreffende commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

 

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de Regeling toegekend aan de voorzitter van de betreffende commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat volgens artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 12 Uitnodiging hoorzitting

Volgens het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor een commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.

Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).

 

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Met de inwerkingtreding van de wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het verstandig om indien een bezwaarde verzoekt om uitstel en hiermee ingestemd wordt, af te spreken dat daarmee de beslistermijn met eenzelfde periode wordt opgeschort, en dit op papier te bevestigen

 

De toelichting op dit artikel van deze regeling is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.

 

Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen.

Artikel 7:4

  • 1.

    Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

  • 3.

    Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

  • 4.

    Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

  • 5.

    Voorzover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

  • 6.

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

  • 7.

    Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

  • 8.

    Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.

 

Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43).

In de bezwaarschriftprocedure is voor inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).

Artikel 7:8

  • 1.

    Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

  • 2.

    De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

 

Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

Artikel 13 Quorum

Dit artikel spreekt voor zich.

Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van een adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5). In de Gemeentestem 2008, nr. 101 is een artikel verschenen van mr. H. Piefers : “Horen en adviseren door een onvolledige bezwaarschriftencommissie”.

Artikel 14 Niet deelneming aan de behandeling

Dit artikel hoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.

Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

Artikel 15 Openbaarheid hoorzitting

Volgens artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

 

In de onderhavige regelingsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting van de algemene bezwaarschriftencommissie en de bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

 

De zitting van de commissie personele aangelegenheden is in principe niet openbaar.

 

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissies, die volgens artikel 18 van de regeling achter gesloten deuren plaatsheeft.

Artikel 16 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de regeling een vaste procedure wordt opgenomen.

 

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

 

Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbenden wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten (ABRS 12 juni 1997, JB 1997/188).

 

Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 17 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 18 Raadkamer en advies

De bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 12); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).

 

Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.

 

Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

 

In 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures in werking getreden. Deze wet bevat een regeling voor de vergoeding van de kosten die een belanghebbende maakt bij de behandeling van een door hem ingediend bezwaar- of administratief beroepschrift. De bepalingen zijn opgenomen in art. 7:15, 7:28 en 8:75 Awb. Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar of administratief beroep heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan. De bezwaarschriftencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 19 Uitbrengen advies

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het commissieadvies en wordt het schriftelijk uitgebracht.

 

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de betreffende commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

 

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Volgens artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

Afronding van de procedure

De regeling spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

 

In de artikelen 7:11 (bezwaarschrift) Awb is geregeld wat er daarna dient te gebeuren. Indien het bezwaar ontvankelijk is, dient op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden. Is een bezwaarschrift niet ontvankelijk, dan wordt aan heroverweging niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.

 

Omdat in het verleden bestuursorganen nogal eens bij de beslissing op bezwaarschriften louter toetsten op rechtmatigheid is in het eerste lid van art 7:11 vastgelegd dat het om een heroverweging gaat. Dat betekent dat de toetsing niet beperkt moet blijven tot vragen van rechtmatigheid, maar binnen de grenzen van de wet zich ook dient uit te strekken tot beleidsmatige en bestuurlijke aspecten.

 

De heroverweging dient ex nunc plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

 

Daarnaast dient de heroverweging op grondslag van het bezwaar te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

 

Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat er geen verslechtering van de positie van degene die het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (verbod van reformatio in peius). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.

 

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.

 

Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

Artikel 20 Jaarverslag

De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven welke aantallen bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond etc.) of het bestuursorgaan contrair heeft besloten, in welke gevallen beroep wordt ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

 

In geval er een klacht is ingediend tegen de bezwaarschriftencommissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.

 

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

Artikel 21 Intrekken oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 22 Overgangsrecht

Lid 1

Hoewel er door de inwerkingtreding van de Regeling feitelijk alleen maar een wijziging optreedt in de benaming van de commissies en Kamer die nu adviseren over bezwaarschriften, is het - om onduidelijkheid te voorkomen bij o.a. bezwaarmakers - wenselijk om te regelen dat de vóór de inwerkingtreding van deze Regeling bestaande commissie van advies voor de bezwaarschriften inzake personele- en organisatie aangelegenheden, de commissie van advies voor de bezwaarschriften en de Kamer Sociale Zaken advies uitbrengen over de bezwaarschriften die behandeld zijn in een hoorzitting van genoemde commissies en Kamer, die heeft plaats gevonden vóór de inwerkingtreding van deze Regeling.

 

Voor bezwaarschriften die ten tijde van de inwerkingtreding van de Regeling nog niet behandeld zijn in een hoorzitting, geldt dat deze worden afgedaan door de nieuwe commissies.

Lid 2

Terwille van de duidelijkheid is het tweede lid opgenomen.

Lid 3

Dit lid is opgenomen om onduidelijkheden te voorkomen ten aanzien van de mogelijkheden tot herbenoeming van benoemde en reeds eerder herbenoemde commissieleden en een soepele overgang naar de nieuwe situatie te bewerkstelligen. In de nieuwe situatie kan een commissielid, waaronder een voorzitter, maximaal 8 jaar zitting hebben in de betreffende bezwaarschriftencommissie.

Artikel 23 Inwerkingtreding

In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 4A van toepassing zijn en wel voorzover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).

Artikel 24 Citeertitel

Dit artikel hoeft geen toelichting.