Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en het rouwcentrum de Munnikenhof van de gemeente Veenendaal

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en het rouwcentrum de Munnikenhof van de gemeente Veenendaal
CiteertitelBeheerverordening gemeentelijke begraafplaats en rouwcentrum
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpvolksgezondheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en het rouwcentrum de Munnikenhof van de gemeente Veenendaal vervangt de Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats en de Verordening op het beheer en het gebruik van het gemeentelijk rouwcentrum aan de Munnikenweg.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging, art. 35
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Nadere regels voor grafbedekkingen op de gemeentelijke begraafplaats;

Nadere regels voor de begraaftijden;

Nadere regels voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen;

Nadere regels voor het beheer en het gebruik van het gemeentelijk rouwcentrum de Munnikenhof.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-12-200701-09-2016nieuwe regeling

14-12-2006

Veenendaalse Krant, 2007-12-19

2006, 2006.126689

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en het rouwcentrum de Munnikenhof van de gemeente Veenendaal

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2006, nummer 2006.126689;

 

overwegende dat:

het gewenst is regels te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaats;

 

gelet op:

artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

het amendement van de ChristenUnie, CDA, SGP en SP waarin het volgende wordt overwogen:

  • 1.

    de voorgestelde termijn algemene graven van 15 jaar is voor Veenendaal te kort. Een langere grafrust komt overeen met de begraafcultuur en het sociale karakter van Veenendaal. De tijdspanne van 30 jaar komt overeen met de rechten van de eigen graven.

  • 2.

    er is in artikel 14 van de beheerverordening geen onderscheid gemaakt tussen algemeen graf en algemeen kindergraf.

  • 3.

    met betrekking tot de kindergraven, om deze geheel met rust te laten; zowel eigen kindergraven als algemene kindergraven worden niet geruimd. Verlies van een kind heeft een grote emotionele impact in het leven van ouders, eventueel overblijvende kinderen en familie.

 

Besluit:

vast te stellen de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en het rouwcentrum de Munnikenhof van de gemeente Veenendaal (Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats en rouwcentrum).

 

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt (mede) verstaan onder:

a.begraafplaats:

de algemene begraafplaats aan de Munnikenweg, genaamd gemeentelijke begraafplaats Veenendaal;

b.eigen graf:

een graf, grafkelder, gemetseld graf daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

·het doen begraven en begraven houden van lijken;

·het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

·het doen verstrooien van as.

c.eigen kindergraf:

een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

·het doen begraven en begraven houden van lijken jonger dan 12 jaar;

·het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen van lijken jonger dan 12 jaar;

·het doen verstrooien van as van lijken jonger dan 12 jaar.

d.algemeen graf:

een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

e.algemeen kindergraf:

een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid geboden wordt tot het doen begraven van lijken jonger dan 12 jaar.

f.eigen urnengraf:

een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

·het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

·het doen verstrooien van as;

g.algemeen urnengraf:

een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

h.eigen urnennis:

een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen;

i.eigen plaats in de urnentuin:

een plaats in de urnentuin, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het bijzetten en bijgezet houden van as in een urn;

j.urn:

een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

k.asbus:

een bus ter berging van as van een overledene;

l.algemene verstrooiingsplaats:

een plaats waarop as wordt verstrooid;

m.grafbedekking:

gedenkteken en grafbeplanting op een graf;

n.gedenkplaats:

een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

o.beheerder:

de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

p.rechthebbende:

de rechthebbende op een eigen graf of urnennis of plek in urnentuin;

q.rouwcentrum:

Het rouwcentrum de Munnikenhof en het daaromheen gelegen terrein, inclusief de parkeerplaats.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover van belang onder 'eigen graf' mede verstaan: eigen kindergraf, eigen urnengraf, eigen urnennis en eigen plaats in de urnentuin.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen kindergraf en algemeen urnengraf.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaats

  • 1.

    De begraafplaats is voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende de volgende tijden:

    • ·

      van 1 november tot 1 maart, tussen 8.00 en 17.00 uur;

    • ·

      van 1 maart tot 1 mei en van 1 september tot 1 november tussen 8.00 en 18.00 uur;

    • ·

      van 1 mei tot 1 september tussen 8.00 en 21.00 uur.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    [vervallen].

  • 2.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen of invalide personen, op aanwijzing van de beheerder;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3.

    Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      honden mee te voeren, anders dan geleidehonden voor slechtzienden, blinden of gehandicapten;

    • b.

      voor derden bloemen of andere artikelen te koop aan te bieden of aanbiedingen te doen met betrekking tot de verzorging van graven en/of grafbedenkingen;

    • c.

      op enigerlei wijze reclame te maken voor handel, beroep of bedrijf.

  • 4.

    Kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar worden zonder geleide niet toegelaten.

  • 5.

    De beheerder kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld onder a tweede lid en lid 4.

  • 6.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 7.

    Degenen die zich niet aan de in het zesde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

  • 8.

    Indien een overtreder na sommatie weigert de begraafplaats te verlaten, is de beheerder bevoegd hem te (doen) verwijderen.

  • 9.

    Het college kan personen die zich onbehoorlijk of hinderlijk voor anderen gedragen de toegang tot de begraafplaats voor bepaalde tijd ontzeggen.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1.

    Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Gemeentelijk rouwcentrum de Munnikenhof

Artikel 7 Gebruik gemeentelijk rouwcentrum de Munnikenhof

  • 1.

    Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula, alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vast stellen over het gebruik van het rouwcentrum.

Hoofdstuk IV Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het lijk dient bij aankomst op de begraafplaats te zijn voorzien van een identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 16, tweede lid.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    Behalve op rechtelijk gezag mag geen lijk worden opgegraven dan wel herbegraven of een asbus worden verwijderd, alvorens de daartoe door de burgemeester verleende vergunning aan de beheerder is overlegd.

  • 6.

    De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 9.30 tot 16.30 uur; op zaterdag van 9.30 tot 14.30 uur. Genoemd eindtijden zijn de tijden waarop de daadwerkelijke begrafenis op zijn laatst kan aanvangen.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

  • 3.

    Voor de begraaftijden kan het college nadere regels vaststellen.

  • 4.

    De beheerder is bij elke begraving aanwezig.

Hoofdstuk V Indeling en uitgifte der graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaats kan worden uitgegeven:

    • a.

      eigen graven, eigen kindergraven en eigen urnengraven;

    • b.

      algemene graven, algemene kindergraven en algemene urnengraven;

    • c.

      eigen urnennissen en eigen plaatsen in de urnentuin;

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in:

    • a.

      de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging;

    • b.

      de algemene graven;

    • c.

      de algemene urnengraven.

  • 3.

    Het college wijst een terrein aan waar as kan worden verstrooid. As wordt alleen verstrooid op het aangewezen terrein of op een eigen graf.

Artikel 12 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De eigen graven en urnengraven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Als rechthebbende wordt slechts 1 persoon erkend.

  • 3.

    Het college kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

  • 4.

    Urnennissen en plekken in de urnentuin worden alleen voor directe bijzetting uitgegeven. Er is geen vaste uitgiftevolgorde.

  • 5.

    De algemene graven worden slechts uitgegeven voor directe begraving en in volgorde van uitgifte.

Artikel 13 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 14 Termijn algemene graven

  • 1.

    Het college stelt grafruimte ter beschikking voor algemene graven voor een termijn van 30 jaar.

  • 2.

    Grafruimte algemene graven kinderen worden niet geruimd.

Artikel 15 Termijnen eigen graven

  • 1.

    Het college verleent, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van 30jaar het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2.

    Eigen graven met het uitsluitend recht daarin voor de tijd van 30 jaar te begraven worden uitgegeven tegen betaling van de bij afzonderlijke verordening te heffen rechten.

  • 3.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van 10 jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 4.

    Het college verleent, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe schriftelijk bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van 30 jaar het recht op een eigen urnennis, een urnengraf of een plek in de urnentuin. De termijn begint te lopen op de datum van uitgifte.

  • 5.

    Het in het vierde lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van 10 jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 6.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan een rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 16, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 7.

    Een eigen kindergraf wordt niet geruimd.

  • 8.

    Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

Artikel 16 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk op basis van een schriftelijke wilsbeschikking met dagtekening, een notariële acte of testament of indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk op basis van een schriftelijke wilsbeschikking met dagtekening, een notariële acte of testament of indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5.

    Bij overschrijving dienen zowel de oude, bij leven, als de nieuwe rechthebbende zich bij de beheerder te kunnen legitimeren.

  • 6.

    Indien een rechthebbende niet reageert op aanschrijving voor verlenging of het adres van de rechthebbende door verhuizing niet meer te achterhalen of onbekend is, vervalt het recht op het graf en kan het college besluiten het graf te ruimen. Daarbij zal de grafbedekking worden verwijderd, zonder dat enige aanspraak bestaat op schadevergoeding.

  • 7.

    Alle geschillen over het recht tot begraven worden door burgemeester en wethouders beslist.

Artikel 17 Afstand doen van graven

  • 1.

    Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

  • 2.

    Indien overeenkomstig het voorafgaande lid afstand wordt gedaan zal met inachtneming van de wettelijke termijn van grafrust het stoffelijk overschot worden bijgezet in een verzamelgraf. In geval van een urnengraf zal met inachtneming van de wettelijke termijn van grafrust de as worden verstrooid.

Hoofdstuk VI Grafbedekkingen

Artikel 18 Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2.

    De rechthebbende van een eigen graf vraagt schriftelijk de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan. Bij een algemeen graf vraagt de belanghebbende de vergunning van het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3.

    Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 5.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking/het gedenkteken afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 6.

    Bij vervanging of aanpassing van de grafbedekking is opnieuw een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 7.

    Indien gehandeld wordt in strijd met één van de voorwaarden verbonden aan de vergunning wordt met geacht te handelen zonder vergunning en kan de verleende vergunning worden ingetrokken.

  • 8.

    Vergunningen en vergunningtermijnen voor grafbedekkingen/gedenktekens op eigen graven, urnengraven en urnentuintjes zijn gekoppeld aan grafrechten en kunnen worden verlengd met telkens een periode van 10 jaar.

Artikel 19 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een schriftelijke aanvraag heeft ingediend bij de beheerder. De rechthebbende dient zich bij de beheerder te kunnen legitimeren.

Artikel 20 Verwijdering grafbedekking

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een op het graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt zij aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 18 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend, is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

  • 5.

    Grafbeplanting die buiten de grenzen van het graf groeit of overhangt kan door de gemeente verwijderd worden als dat nodig is om een begrafenis te kunnen uitvoeren in een naastliggende graf of indien dit het aanzien van het naastliggende graf schaad.

Artikel 21 Onderhoud grafbedekking door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 2.

    Indien rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de nodige herstel en onderhoudswerkzaamheden doen verrichten op kosten van rechthebbende, dan wel de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering of het onderhoud vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4.

    Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 22 Onderhoud grafbedekking door de gemeente

  • 1.

    Het college voorziet in het schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen bij de graven die na 1 augustus 1979 zijn uitgegeven.

  • 2.

    Het onderhoud van een monument, aangebracht tegen een ruimte voor het bijzetten van asbussen, geschiedt door de gemeente. Het hiervoor verschuldigde recht wordt bij afzonderlijke verordening geregeld.

  • 3.

    Na het gesloten verklaren van de begraafplaats is de gemeente niet langer verplicht dit onderhoud voort te zetten.

  • 4.

    Onder onderhoud van gedenktekens en beplantingen wordt niet verstaan de renovatie, herstel van schade of vernieuwing ervan.

Artikel 23 Strooiveld

Het is niet toegestaan planten of andere gedenktekens achter te laten op het strooiveld.

Hoofdstuk VII Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maakt zij uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

  • 2.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven op een daartoe bestemd gedeelte van de begraafplaats. De bij de ruiming van een urnengraf of urnennis nog aanwezige as wordt verstrooid op het strooiveld van de begraafplaats.

  • 3.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. De overblijfselen kunnen niet opnieuw in een algemeen graf op de gemeentelijke begraafplaats Veenendaal worden begraven. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4.

    De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 5.

    De rechthebbende op een eigen graf kan bij het college een aanvraag indienen om het graf voor zijn rekening te laten ruimen, indien het grafrecht nog niet verlopen is en wanneer de laatste begraving in het graf langer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Opgraving op verzoek van de nabestaanden vindt niet plaats binnen 10 jaar na de begraving of als de grafrust van andere stoffelijke overschotten hierdoor wordt verstoord.

Hoofdstuk VIII Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1.

    Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 13 en 18, derde lid, van deze verordening.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

Hoofdstuk IX Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26 Lijst

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk X Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

  • 3.

    Iedere rechthebbende ontvangt op verzoek en tegen betaling van de hiervoor verschuldigde rechten een uittreksel uit de gravenadministratie, waaruit zijn recht blijkt.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn te allen tijde gerechtigd van de rechthebbende te vorderen de overlegging van het stuk, waaruit het recht tot het begraven blijkt of bij het ontbreken van een dergelijk stuk daarvan op andere wijze te doen blijken.

  • 5.

    Rechthebbenden die in gebreke blijven te voldoen aan een vordering als bedoeld in lid 4 worden geacht door het enkel verloop van de daarvoor gestelde termijn van hun recht afstand te hebben gedaan.

Hoofdstuk XI Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 28 Strafbepaling

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met de artikel 4 lid 1, 2, 3,4 en 5 kan worden gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 4, lid 1, 2, 3, 4 en 5 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 29 Intrekking oude regeling

  • 1.

    De Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats, vastgesteld op 19 november 1992 , laatstelijk gewijzigd op 12 december 2002, wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze Verordening.

  • 2.

    De Verordening op het beheer en het gebruik van het gemeentelijk rouwcentrum aan de Munnikenweg, vastgesteld op 20 november 1986, laatstelijk gewijzigd op 25 november 1999, wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze Verordening.

Artikel 30 Overgangsbepaling

  • 1

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3

    de volgende regels zijn uitsluitend van kracht op het “oude gedeelte” van de begraafplaats, dat wil zeggen voor de graven zonder letteraanduiding en de graven gelegen in de vakken A, B, D en E, welke eerder zijn vastgesteld bij raadsbesluit van 18 januari 1961. Deze regels gelden alleen voor bestaande graven. Voor nieuwe graven in dit gedeelte gelden de regels zoals in deze verordening vastgelegd in de artikelen 1 tot en met 27.

    • a.

      Afmetingen van de graven (raadsbesluit 1961)

      De afmetingen van de grondruimte en de maximumafmetingen (buitenwerks) van de grafruimte zijn als volgt:

  • Soort graf

    Afmetingen van de grondruimte

    Maximumafmetingen (buitenwerks) van de grafruimte

    Grafkelder

    Gemetseld graf

    Grondgraf

    Algemeen graf

    Algemeen kindergraf

    3,00 x 6,00 m

    1,50 x 3,00 m

    1,25 x 3,00 m

    1,00 x 3,00 m

    1,00 x 3,00 m

    2,25 x 5,65 m

    1,25 x 2,65 m

    0,75 x 2,65 m

    0,75 x 2,65 m

    0,75 x 2,65 m

    • b.

      Aantal bijzettingen (raadsbesluit 1961)

      • 1.

        Een grafkelder wordt geacht ruimte te bieden voor zes lijkkisten van normale grootte.

      • 2.

        Een gemetseld graf, een grondgraf en een algemeen graf worden geacht elk ruimte te bieden voor drie lijkkisten van normale grootte.

      • 3.

        Een algemeen kindergraf wordt geacht ruimte te bieden voor acht lijkkisten.

    • c.

      Onderhoud van de graven (raadsbesluit 1961)

      • 1.

        Een rechthebbende is verplicht het eigen graf en de daarop geplaatste grafmonumenten in behoorlijke staat, zulks ter beoordeling van het college, te onderhouden en schoon te houden.

      • 2.

        Bij nalatigheid van de rechthebbende kan het college hem aanschrijven binnen een maand de door hen noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen. Wordt aan deze aanschrijving niet of niet volledig voldaan, dan is het college bevoegd deze voorzieningen te treffen of – indien zij hieraan de voorkeur geeft – hetgeen naar haar oordeel niet behoorlijk wordt onderhouden of schoongehouden op te ruimen, een en ander opkosten van de nalatige.

      • 3.

        Het onderhouden en schoonhouden van eigen graven en de daarop geplaatste grafmonumenten kan aan de gemeente worden overgedragen, echter slecht dan wanneer die eigen graven en de daarop geplaatste grafmonumenten in behoorlijke staat verkeren. Bij twijfel of iets behoort tot het onderhouden en schoonhouden beslist het college.

    • d.

      Uitgifte van graven

      • 1.

        Het recht tot begraven voor onbepaalde tijd dat is verleend bij deze graven eindigt op het tijdstip waarop de begraafplaats op grond van de Wet op de lijkbezorging gesloten wordt verklaard (raadsbesluit 1961) of de rechthebbende afstand doet van het graf.

      • 2.

        Graven uitgegeven voor onbepaalde tijd waarin het in artikel 30 aangegeven maximaal aantal lijkkisten is bijgezet, kunnen niet worden geruimd en onder de voorwaarden van 1961 opnieuw worden benut om lijkkisten bij te zetten. Wanneer het graf op verzoek van de rechthebbende geruimd wordt en rechthebbende wil hier opnieuw laten begraven, gelden de regels voor een eigen graf, zoals in deze verordening opgenomen.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 22 december 2006.

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats en rouwcentrum 2006.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2006,

mevrouw E. Boers - raadsgriffier

de heer mr. T. Elzenga - voorzitter