Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en het rouwcentrum de Munnikenhof van de gemeente Veenendaal |
Citeertitel | Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats en rouwcentrum |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | volksgezondheid |
De Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en het rouwcentrum de Munnikenhof van de gemeente Veenendaal vervangt de Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats en de Verordening op het beheer en het gebruik van het gemeentelijk rouwcentrum aan de Munnikenweg.
Nadere regels voor grafbedekkingen op de gemeentelijke begraafplaats;
Nadere regels voor de begraaftijden;
Nadere regels voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen;
Nadere regels voor het beheer en het gebruik van het gemeentelijk rouwcentrum de Munnikenhof.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-12-2007 | 01-09-2016 | nieuwe regeling | 14-12-2006 Veenendaalse Krant, 2007-12-19 | 2006, 2006.126689 |
De raad van de gemeente Veenendaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2006, nummer 2006.126689;
het gewenst is regels te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaats;
artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;
het amendement van de ChristenUnie, CDA, SGP en SP waarin het volgende wordt overwogen:
vast te stellen de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en het rouwcentrum de Munnikenhof van de gemeente Veenendaal (Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats en rouwcentrum).
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt (mede) verstaan onder:
Hoofdstuk IV Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.
Artikel 9 Over te leggen stukken
Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 16, tweede lid.
Hoofdstuk V Indeling en uitgifte der graven
Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Artikel 15 Termijnen eigen graven
Het college verleent, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe schriftelijk bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van 30 jaar het recht op een eigen urnennis, een urnengraf of een plek in de urnentuin. De termijn begint te lopen op de datum van uitgifte.
Artikel 16 Overschrijving van verleende rechten
Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk op basis van een schriftelijke wilsbeschikking met dagtekening, een notariële acte of testament of indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk op basis van een schriftelijke wilsbeschikking met dagtekening, een notariële acte of testament of indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Indien een rechthebbende niet reageert op aanschrijving voor verlenging of het adres van de rechthebbende door verhuizing niet meer te achterhalen of onbekend is, vervalt het recht op het graf en kan het college besluiten het graf te ruimen. Daarbij zal de grafbedekking worden verwijderd, zonder dat enige aanspraak bestaat op schadevergoeding.
Artikel 19 Niet-blijvende grafbeplanting
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een schriftelijke aanvraag heeft ingediend bij de beheerder. De rechthebbende dient zich bij de beheerder te kunnen legitimeren.
Artikel 20 Verwijdering grafbedekking
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een op het graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt zij aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.
Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 18 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.
Artikel 21 Onderhoud grafbedekking door de rechthebbende
Indien rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de nodige herstel en onderhoudswerkzaamheden doen verrichten op kosten van rechthebbende, dan wel de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering of het onderhoud vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.
Hoofdstuk VII Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen
Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maakt zij uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.
Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. De overblijfselen kunnen niet opnieuw in een algemeen graf op de gemeentelijke begraafplaats Veenendaal worden begraven. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
Hoofdstuk VIII Gedeelte voor kerkgenootschap
Artikel 25 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 13 en 18, derde lid, van deze verordening.
Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.
Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.
Hoofdstuk XI Slot- en overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
de volgende regels zijn uitsluitend van kracht op het “oude gedeelte” van de begraafplaats, dat wil zeggen voor de graven zonder letteraanduiding en de graven gelegen in de vakken A, B, D en E, welke eerder zijn vastgesteld bij raadsbesluit van 18 januari 1961. Deze regels gelden alleen voor bestaande graven. Voor nieuwe graven in dit gedeelte gelden de regels zoals in deze verordening vastgelegd in de artikelen 1 tot en met 27.
Onderhoud van de graven (raadsbesluit 1961)
Bij nalatigheid van de rechthebbende kan het college hem aanschrijven binnen een maand de door hen noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen. Wordt aan deze aanschrijving niet of niet volledig voldaan, dan is het college bevoegd deze voorzieningen te treffen of – indien zij hieraan de voorkeur geeft – hetgeen naar haar oordeel niet behoorlijk wordt onderhouden of schoongehouden op te ruimen, een en ander opkosten van de nalatige.
Het onderhouden en schoonhouden van eigen graven en de daarop geplaatste grafmonumenten kan aan de gemeente worden overgedragen, echter slecht dan wanneer die eigen graven en de daarop geplaatste grafmonumenten in behoorlijke staat verkeren. Bij twijfel of iets behoort tot het onderhouden en schoonhouden beslist het college.
Graven uitgegeven voor onbepaalde tijd waarin het in artikel 30 aangegeven maximaal aantal lijkkisten is bijgezet, kunnen niet worden geruimd en onder de voorwaarden van 1961 opnieuw worden benut om lijkkisten bij te zetten. Wanneer het graf op verzoek van de rechthebbende geruimd wordt en rechthebbende wil hier opnieuw laten begraven, gelden de regels voor een eigen graf, zoals in deze verordening opgenomen.