Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening brandveiligheid en hulpverlening
CiteertitelVerordening brandveiligheid en hulpverlening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Brandweerwet 1985, artt. 1 lid 2 en 12
  2. Woningwet, art. 8 lid 2
  3. Wet Milieubeheer, artt. 8.11 lid 3 en 8.40
  4. Gemeentewet, art. 149
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200431-08-2016nieuwe regeling

11-12-2003

Onbekend

2003, 2003.042052

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2003, nr. 2003.042052;

 

overwegende dat:

burgemeester en wethouders de zorg hebben voor:

a          het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

b          het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

 

de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;

 

burgemeester en wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de gemeentelijke brandweer verricht;

 

de brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

 

de Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;

 

de Wet milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, onder meer door de brandveiligheid te bevorderen;

 

het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen;

 

gelet op:

artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, artikel 8, tweede lid, van de Woningwet, artikel 8.11, derde lid, en 8.40 van de Wet milieubeheer en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

Besluit:

vast te stellen de Verordening brandveiligheid en hulpverlening.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    repressieve taken:

    • 1.

      het beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • 2.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

    • 3.

      de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

  • b.

    preventieve taken:

    • 1.

      het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • 2.

      de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

    • 3.

      de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen;

    • 4.

      de uitvoering van de brandbeveiligingsverordening.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Burgemeester en wethouders beschikken over een gemeentelijke brandweer.

Artikel 3 Taken brandweer

  • De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 5 aan de regionale brandweer opgedragen taken, uit:

  • 1

    de feitelijke uitvoering van de preventieve en repressieve taken;

  • 2.

    andere dan de onder 1 genoemde werkzaamheden, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, te weten:

    • a.

      het beperken en bestrijden van milieu-incidenten;

    • b.

      het buiten kantooruren reinigen van wegen en terreinen;

    • c.

      het assisteren van de ambulancedienst bij het vervoer van patiënten;

    • d.

      het toegang verschaffen aan bewoners bij een buitensluiting;

    • e.

      het verrichten van bewakingsdiensten.

    • f.

      het onderhouden van brandweermaterieel voor eigen en andere brandweerkorpsen;

    • g.

      het testen van brandbeveiligingsinstallaties;

    • h.

      het geven van voorlichting / instructie aan bedrijven en instellingen;

    • i.

      het geven van advies over ontwerpplannen, ontruimingsplannen e.d.;

    • j.

      de coördinatie op de voorbereiding van de gemeentelijke rampenbestrijding als bedoeld in de Wet rampen en zware ongevallen.

       

      De kosten van de onder 2 (a t/m i) genoemde werkzaamheden worden doorgaans in rekening gebracht overeenkomstig de bepalingen van de legesverordening van de gemeente Veenendaal.

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad eenmaal per vier jaar een plan voor op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken uitvoering zal worden gegeven (beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening). Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van de financiële en personele middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de preventieve en repressieve taken.

Artikel 5 Regionale taken

Naast de in de artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 opgedragen taken, zijn aan de regionale brandweer overgedragen de taken zoals opgenomen in de gemeenschappelijke regeling Brandweer Regio Utrechts Land.

Artikel 6 Personeel

Het personeel van de gemeentelijke brandweer met preventieve en/of repressieve taken bestaat uit:

  • a.

    één commandant;

  • b.

    één plaatsvervangend commandant;

en ten minste:

  • a.

    3 officieren;

  • b.

    6 bevelvoerders;

  • c.

    58 brandwachten.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel, die voor de taakuitoefening noodzakelijk zijn.

Artikel 8 Instructie commandant

De commandant heeft de algemene leiding en het bevel over de brandweer, overeenkomstig de voor hem door burgemeester en wethouders vastgestelde instructies.

Artikel 9 Materieel

  • 1.

    Het materieel van de gemeentelijke brandweer bestaat ten minste uit:

    • a.

      3 tankautospuiten;

    • b.

      1 tankautospuit ten behoeve van de jeugdbrandweer;

    • c.

      1 redvoertuig (hoogwerker);

    • d.

      1 klein hulpverleningsvoertuig voor wegongevallen;

    • e.

      1 haakarmbak voor zwaar hulpverleningsmaterieel en gaspakken;

    • f.

      1 haakarmvoertuig met groot vermogenpomp en 1000 m. 6"slang, door het ministerie van BZK via de regionale brandweer permanent in Veenendaal gestationeerd t.b.v. de rampenbestrijding;

    • g.

      1 vrachtwagen (BZK/Regio/rampenbestrijding hier gestationeerd);

    • h.

      1 commandovoertuig;

    • i.

      1 personeelsbus;

    • j.

      2 dienstauto's

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen de plaats waar en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de brandweer worden ondergebracht.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor zodanige openbare bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Artikel 11 Citeertitel en in werking treden

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening brandveiligheid en hulpverlening’.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin zij is vastgesteld.

  • 3.

    Op de in het tweede lid genoemde datum vervalt de Organisatieverordening brandweer, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 september 1987.

     

     

    Gedaan ter openbare vergadering van 11 december 2003,

    mw. mr. M.C. van de Plasse - de raadsgriffier

    drs. P.J.M. Rombouts - de voorzitter

Toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zijn opgenomen ten behoeve van het bepaalde in de artikelen 3 en 5. Het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand kan met preventieve voorzieningen en/of met repressieve middelen worden bereikt. Vandaar dat het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand onder preventieve en repressieve taken is vermeld.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 stelt dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling ter zake totstandgekomen is.

Artikel 3 Taken brandweer

Lid 1

Uit artikel 1, vierde lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985 juncto het zesde lid van artikel 1 volgt dat de taken van de brandweer in elk geval bestaan uit de feitelijke uitvoering ter zake van werkzaamheden van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Dat brandrepressie, voortvloeiend uit de zorgnormen, tot de taak van de brandweer behoort, staat uiteraard buiten twijfel. Dit is niet zo vanzelfsprekend met de advisering over brandpreventieve voorzieningen. Artikel 100, eerste lid, van de Woningwet stelt dat het gemeentebestuur voorziet in het bouw- en woningtoezicht, dat in elk geval onder meer tot taak heeft het binnen de gemeente uitoefenen van toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, zoals de Bouwverordening en het Bouwbesluit. Het tweede lid van artikel 100 geeft aan dat burgemeester en wethouders ambtenaren kunnen aanwijzen die belast zijn met (onderdelen van) dit toezicht. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in de gemeente Veenendaal de brandweer is belast met de brandpreventie.

 

De vraag dringt zich op of de hierboven bedoelde wetten en regelingen aangeven dat bepaalde gemeentelijke diensten het exclusieve recht kunnen doen gelden om met de uitvoering van de brandveiligheidvoorwaarden uit de Bouwverordening en het Bouwbesluit belast te zijn. In de memorie van toelichting op de herziening van de Woningwet zeggen de betrokken bewindslieden dat in artikel 100 niet is bepaald dat er een gemeentelijke dienst of organisatie bouw- en woningtoezicht moet zijn, doch dat het gemeentebestuur in het bouw- en woningtoezicht voorziet. Dit betekent, dat het aan het gemeentebestuur wordt overgelaten te bepalen op welke wijze daarin wordt voorzien. Als voorbeelden worden genoemd: een gemeentelijk bouw- en woningtoezicht of een bouw- en woningtoezicht op basis van een gemeenschappelijke regeling dan wel anderszins, waarbij gedacht kan worden aan een geprivatiseerde vorm van toezicht. Als gevolg van deze ruime uitleg van het ‘voorzien in het bouw- en woningtoezicht’ kunnen ten aanzien van bijvoorbeeld de brandveiligheids-oorschriften brandweerfunctionarissen worden aangewezen.[1]

 

Lid 2

Onder a en b kan de gemeente opnemen welke taken de brandweer verricht anders dan de wettelijke taken. Deze betreffen over het algemeen de (betaalde) dienstverlening door de brandweer. Het bepaalde onder a en b kan worden aangevuld met andere taken (onder c, d enz.), zoals bevrijden van personen uit liften, inzet van de hoogwerker t.b.v. de ambulance-inzet en andere niet-wettelijke taken. Terzijde wordt opgemerkt dat kosten die de brandweer heeft gemaakt voor de hier opgenomen niet-wettelijke taken kunnen worden verhaald als deze werkzaamheden zijn opgenomen in de legesverordening van de gemeente. De kosten voor het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen en bij milieu-incidenten, het bevrijden van personen uit liften en de inzet van de hoogwerker t.b.v. de ambulance-inzet voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, kunnen dan worden verhaald.

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

De aan burgemeester en wethouders opgedragen zorg voor de brandveiligheid, zoals deze in wetgeving is omschreven, betreft in hoofdzaak de zorg voor een redelijke brandpreventie en een redelijke brandrepressie, alsmede de voorbereiding daarop: de pro-actie en de preparatie. Voorts is de noodzaak aangegeven de brandpreventie en de brandrepressie in samenhang te beoordelen.

 

Een beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening geeft aan op welke wijze de gemeente voor een bepaalde periode uitvoering geeft aan de zorgplicht voor de brandveiligheid, de hulpverlening anders dan bij brand en het gemeentelijk aandeel in de rampenbestrijding.

 

In het 'Doelmatigheidsonderzoek gemeentelijke brandweer Veenendaal' is hoge prioriteit toegekend aan de ontwikkeling van een beleidsplan voor de gemeentelijke brandweer. In juni 2003 is het 'Beleidsplan brandweer 2003-2007' door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

 

In het 'Beleidsplan brandweer 2003-2007' wordt onder meer het gewenste brandveiligheidniveau beschreven. Het brandveiligheidniveau van de gemeente wordt enerzijds bepaald door de gekozen repressieve sterkte van de gemeentelijke brandweer (in samenwerking met de regionale brandweer) en anderzijds het brandpreventieniveau. Het brandpreventieniveau in de gemeente wordt deels bepaald door de keuze van het (vooral bouwkundige) brandpreventieniveau binnen de bandbreedte die het Bouwbesluit toestaat voor bestaande bouwwerken en deels door de handhaving van die keuze. Met behulp van de analyse van brandonveiligheid kan inzicht worden verkregen in de gebeurtenissen die van invloed zijn op het verloop van een brand en de acties die daarop moeten volgen om de negatieve gevolgen van een brand zo gering mogelijk te doen zijn, zoals de inzet van de brandweer.

 

In het beleidsplan is voorts aangeven welke van de gemeentelijke taken zijn uitbesteed aan de regionale brandweer en welke taken de gemeentelijke brandweer eventueel voor de regio uitvoert. Ook bevat het beleidsplan een omschrijving van de organisatiestructuur van de brandweer, waarin een verdeling van de werkzaamheden tussen de vrijwilligers en de beroepsbrandweer is aangegeven. Tenslotte wordt er aandacht besteed aan de veiligheidsketen en bedrijfsvoering.

Artikel 5 Regionale taken

Het niveau van veiligheid in een regio op het gebied van de brandweerzorg en hulpverlening, alsmede dat van de rampenbestrijding is de uitkomst van de optelsom van de verschillende niveaus van de gemeenten in zo’n regio. In regionaal verband maken gemeenten afspraken over deze niveaus, opdat een balans ontstaat tussen de gemeenten onderling en tussen de gemeenten en de regio.

 

In mei 1995 is het Project Versterking Brandweer (PVB) van start gegaan. Doelstelling van het plan is de brandweer te versterken, waarbij de nadruk ligt op de rampenbestrijding. Het projectprogramma van het Project Versterking Brandweer[2] werkt deze doelstelling nader uit: ‘Het eindresultaat van het PVB is een versterkte brandweerorganisatie die optimaal uitvoering kan geven aan rampenbestrijding en brandweerzorg in iedere regio.

Deze brandweerorganisatie is een samenwerkingsverband tussen gemeentelijke brandweren en de regionale onderdelen. Om tot een toereikend niveau van zorg in de gehele regio te komen zijn door de gemeenten onder regionale regie bindende afspraken gemaakt omtrent het kwaliteitsniveau van brandweerzorg en rampenbestrijding. Het ontwerpen van de organisatie is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de regionale brandweer (regionale brandweerorganisatie: de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten) en wordt vastgelegd in een regionaal organisatieplan.’

 

Bij de uitvoering van het Project Versterking Brandweer maakten de opdrachtgevers het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de regionale brandweerorganisaties gebruik van zogenoemde referentiekaders. Hierin legden zij in overleg met het veld richtlijnen vast voor het niveau van de rampenbestrijding en als gevolg hiervan voor het niveau van de brandweerzorg en hulpverlening in regionaal verband. De referentiekaders van het Project Versterking Brandweer hebben betrekking op alle onderdelen van brandweerzorg, hulpverlening en rampenbestrijding.

 

Ook in de gemeente Veenendaal zijn in het kader van het (landelijk) Project Versterking Brandweer de afgelopen jaren de nodige werkzaamheden verricht. Op basis van de medio 1997 door de brandweer Veenendaal aangeleverde gegevens heeft de Regionale Brandweer Utrecht in september 1998 een ontwerprapportage bestaand zorgniveau gemeente Veenendaal, de zogenaamde "foto", ter vaststelling aan het gemeentebestuur aangeboden. Na vaststelling van deze rapportage is ter voorbereiding van de vaststelling van het gewenst zorgniveau het bestaand zorgniveau vergeleken met de landelijke referentiekaders. Tevens is nagegaan welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan c.q. zich voordoen die van invloed zijn op het zorgniveau. Het zorgniveau voor Veenendaal is naar aanleiding van het 'Doelmatigheidsonderzoek gemeentelijke brandweer Veenendaal' vastgesteld.

 

In artikel 5 gaat het om op regionale schaal op te pakken gemeentelijke taken. Deze kunnen worden onderscheiden in taken die kunnen worden uitgevoerd door een regionale brandweerorganisatie en/of door een of meer gemeenten. Gemeenten moeten daarvoor met de regio afspraken maken. Het is bijvoorbeeld niet nodig dat alle gemeenten op alle gebieden, de brandweerzorg en hulpverlening en de rampenbestrijding betreffende, specialist zijn.

 

Als gevolg van het bovenstaande valt er onderscheid te maken tussen verschillende taken. Namelijk de taken die een regionale brandweer verplicht, op grond van de wet, moet uitvoeren, zoals in artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 is omschreven, de regionale werkzaamheden die een gemeente op verzoek van de regio uitvoert alsmede werkzaamheden die de regio uitvoert op verzoek van een of meer gemeenten. Deze werkzaamheden kunnen het beste in een overeenkomst worden vastgelegd. Gemeentelijke taken die door de regionale brandweer worden uitgevoerd, moeten daarentegen in artikel 5b worden aangegeven, zodat vastligt dat de gemeente aan de wettelijke verplichting voldoet.

 

In de Brandweerwet 1985 is aangegeven dat gemeenten en (regionale) brandweren taken hebben. De uitvoering van die taken kan flexibel geschieden. Aan de ene kant kan een regionale brandweer met de verschillende gemeenten overeenkomen alle taken uit te voeren, anderzijds kunnen gemeenten in regionaal verband afspreken dat zij alle taken zelf uitvoeren. Alle variaties daartussen zijn ook mogelijk. Van belang is dát de taken worden uitgevoerd én dat vastligt wie dat doet.

 

Burgemeester en wethouders dragen overigens bij de uitvoering van deze verordening en overige regelingen, met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken van de gemeentelijke brandweer, zorg voor de goede coördinatie met de gemeenschappelijke regeling voor de regionale brandweer waar de gemeente aan deelneemt.

Artikel 6 Personeel

In de Verordening brandveiligheid en hulpverlening legt de gemeenteraad het aantal personeelsleden vast dat ter behartiging van de veiligheid ten minste belast is met preventieve en/of repressieve taken. Het is mogelijk dat personeelsleden met beide taken zijn belast. In het beleidsplan brandveiligheid, zoals bedoeld in artikel 4 kan naar boven toe worden afgeweken van dit aantal. Opgemerkt wordt dat voor de aanstelling van beroepspersoneel wel uiteraard steeds een voorafgaand raadsbesluit tot beschikbaarstelling van het benodigde krediet noodzakelijk is. oor de volledigheid wordt opgemerkt dat naast de repressieve en preventieve taken ook werkzaamheden (preparatie) worden uitgevoerd ten behoeve van de repressieve taak, het coördineren van opleidingen en oefenen, het maken van aanvalsplannen en rampenbestrijdingsplannen gebouw- en materieelbeheer, voertuigonderhoud e.d. en ten behoeve van de bedrijfsvoering, het maken van roosters, salarisadministratie, postverwerking, rekeningenbeheer e.d.

 

De personeelsformatie voor preventieve taken volgt uit de keuze voor het te handhaven brandveiligheidniveau in de gemeente. De gemaakte keuze ligt vast in het in artikel 4 bedoelde beleidsplan brandveiligheid.

 

De personeelsformatie voor de repressieve taken is afhankelijk van het materieel dat volgt uit het dekkingsplan voor brandrisico en het (dekkings-)plan voor hulpverlening anders dan bij brand.

 

Bepalend voor de repressieve sterkte van de gemeente (personeel en materieel) zijn de risico's die in het verzorgingsgebied aanwezig zijn. In de 'handleiding brandweerzorg' van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn per risico-object de prestaties vastgesteld waaraan de gemeentelijke brandweer moet voldoen. Mede bepalend voor deze prestatie is het preventieniveau waaraan het risico-object voldoet. Voorbeeld: Voor tehuizen zonder meldsysteem geldt een opkomstprestatie van 3 autospuiten en een redvoertuig. Wanneer een tehuis voorzien is van een vluchtwegbeveiliging geldt een opkomstprestatie van 2 autospuiten. In het geval het tehuis is voorzien van een totaalbeveiliging geldt een opkomstprestatie van 1 autospuit.

 

Gezien het risicoprofiel van de gemeente Veenendaal dient de eerste uitruk minimaal te bestaan uit een autospuit en een ondersteunend voertuig. In personele zin betekent dit dat de eerste uitruk moet bestaan uit 6 + 3 = 9 personen. Bij een hoger aantal personen dat wordt ingezet, dient er altijd een officier van dienst beschikbaar te zijn die een eventuele opschaling kan opstarten en leiding kan geven aan grotere incidenten.

 

Om aan de opkomsttijden zoals vastgelegd in de handleiding brandweerzorg te kunnen voldoen is binnen het verzorgingsgebied van de gemeente Veenendaal één uitrukpost aanwezig aan de Industrielaan 18. Op deze post zijn alle (ondersteunende) voertuigen aanwezig.

 

De personele bezetting bestaat grotendeels uit vrijwilligers. In Veenendaal zijn de vrijwilligers eens per drie weken een week geconsigneerd van 18.00 – 06.00 uur en in de weekenden. Voor de dagsituatie van 06.00 tot 18.00 uur geldt een kanspiket. Er zijn 29 functies te vervullen. Overdag kunnen gemiddeld 6 functies door beroepspersoneel worden ingevuld, blijven er 23 functies voor vrijwilligers over. De praktijk heeft geleerd dat - om de bezetting bij een kanspiket te kunnen garanderen - het benodigd aantal op 250% procent moet liggen. Deze overdimensie is mede noodzakelijk om adequaat te kunnen reageren op incidenten die boven de standaardbezetting uitgaan, voor het kunnen honoreren van verzoeken om bijstand en voor de uitvoering van de rampbestrijdingstaak. Samengevat dient het aantal vrijwilligers van de brandweer Veenendaal 23 functies x 250% = 58 te bedragen. Daarnaast zijn er 11 beroepsbrandweerlieden in de dagdienst bij de brandweer werkzaam die overdag gemiddeld 6 uitrukfuncties kunnen bemannen en is er een controller in dienst. Voor de nachtsituatie zijn de vrijwilligers en de beroeps die in Veenendaal wonen verdeeld over 3 brigades van 18 brandweermensen en daarnaast zijn er 4 vrijwilligers werkzaam als logistiekmedewerker voor o.a. de persluchtwerkplaats. Iedere brigade is 1x per 3 weken geconsigneerd van 18.00 – 06.00 uur en in de weekenden. Per brigade kunnen 2 autospuiten en een redvoertuig of hulpverleningsvoertuig worden bemand. Voor grote inzetten kunnen de andere brigades worden gealarmeerd.

 

Het personeel van de gemeentelijke brandweer Veenendaal met preventieve en/of repressieve taken bestaat derhalve uit een commandant, een ondercommandant en tenminste 3 officieren, 6 bevelvoerders (2 per brigade) en 58 (hoofd)brandwachten. Doordat door natuurlijk verloop het aantal vrijwilligers is teruggegaan naar 42 (oktober 2003) moet er de komende jaren sterk geworven worden om het aantal vrijwilligers weer op pijl (58) te brengen. In het 'Beleidsplan brandweer 2003-2007' wordt aandacht besteed aan de werving van nieuwe vrijwilligers.

 

Naar aanleiding van het 'Doelmatigheidsonderzoek gemeentelijke brandweer Veenendaal' is de beroepsformatie vastgesteld op 12 (incl. controller). In 2003 is de formatie tot dit aantal uitgebreid.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel door onder meer het vaststellen van een meerjaren opleidings- en oefenplan. Het Project Versterking Brandweer geeft hiervoor referentiekaders.

Artikel 8 Instructie commandant

Het bepaalde in artikel 8 legt de grondslag voor de eenhoofdige leiding en de gezagsverhouding, die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn. De instructie voor de commandant zal naast de aan een juiste taakvervulling verbonden verplichtingen en bevoegdheden de regeling voor de vervanging van de commandant bevatten. In dit verband valt bovendien te denken aan het in goede staat doen verkeren van het materieel, de gebouwen, de installaties, de materialen en de overige goederen van de brandweer, alsmede de kleding en uitrusting van het personeel. Daartoe zullen periodieke inspecties, controles en beproevingen noodzakelijk zijn, waarvan de uitvoering bij instructie aan de commandant wordt opgedragen. Ten slotte ware als gemachtigde van de burgemeester tot het aanvragen en verlenen van bijstand bij instructie in ieder geval de commandant aan te wijzen. Volledigheidshalve zij hier nog vermeld dat de verdere gang van zaken bij intra- en interregionale bijstandsverlening is geregeld in of op grond van de desbetreffende gemeenschappelijke regeling inzake de regionale brandweer.

 

Artikel 173 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester het opperbevel heeft bij brand, alsmede bij ongevallen anders dan brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft. Om te voorkomen dat daarbij getreden wordt op het terrein van anderen, is de beperking aangebracht dat de brandweer bij bedoelde ongevallen een taak moet hebben. Het hier bedoelde opperbevel houdt in de bevoegdheid van de burgemeester als politieautoriteit en hoogste burgerlijke overheid ter plaatse tot het (bij brand e.d.) nemen van maatregelen ter handhaving van de openbare orde en van buitengewone, in het eigendomsrecht ingrijpende, maatregelen (onverwijlde inbezitneming in verband met de openbare veiligheid). Daarnaast brengt de term opperbevel tot uitdrukking dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid en de bestuurlijke coördinatie bij de brandbestrijding e.d. in handen van de burgemeester liggen.

Artikel 9 Materieel

Uit het dekkingsplan voor het brandrisico en het (dekkings-)plan voor de hulpverlening anders dan bij brand volgt de vereiste repressieve capaciteit van de brandweer. Deze bepaalt de hoeveelheid materieel die ingezet moet kunnen worden. In dit artikel legt de gemeenteraad de minimale hoeveelheid en het soort materieel vast. Het hier vastgelegde en in te zetten materieel kan van de gemeente zelf zijn, door de regio worden ingezet en/of door particulieren door middel van waakvlamovereenkomsten worden geleverd.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet 1985 geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequate bluswatervoorziening.

Bluswater kan worden verkregen uit het drinkwaternet, een apart bluswaterleidingnet, open water, speciale blusvijvers en geboorde putten. Aan elk van deze ‘bluswaterbronnen’ zijn nadelen verbonden.

Het drinkwater is een kostbare zaak en een goede kwaliteit drinkwater is van levensbelang. Waterleidingbedrijven kunnen niet altijd gezond drinkwater garanderen als de brandweer door het blussen van branden voor verlaging van de druk in het leidingnet zorgt. Daarenboven is het aanhouden van een grotere doorsnede van een leiding om drukverlaging te voorkomen uit een oogpunt van volksgezondheid niet altijd gewenst, omdat het water onder normale omstandigheden dan te weinig doorstroomt.

Open water en speciale blusvijvers hebben het nadeel dat deze dichtgevroren kunnen zijn. Geboorde putten vereisen een regelmatige controle en onttrekken bij gebruik (te) veel grondwater. Een speciaal bluswaterleidingnet is kostbaar en komt alleen in beeld bij industrieterreinen en dergelijke.

Bluswater kan het beste uit zoveel mogelijk verschillende ‘waterbronnen’ worden verkregen. Voor de eerste inzet van de brandweer zijn de tankautospuit waarin standaard 1500 of 1600 liter water voor onmiddellijk gebruik is opgeslagen en het drinkwaterleidingnet de meest geëigende middelen om voor bluswater te zorgen, omdat dan nog het minste bluswater nodig is. Branden op plaatsen waar geen drinkwaterleiding aanwezig is of waar dat leidingnet te weinig capaciteit heeft, moeten met water uit een tankwagen of op andere wijze worden geblust. Voor het vervolg van de brandbestrijding kan - zo nodig van een grotere afstand en na enige tijd - water worden gehaald uit een blusvijver of ander open water.

Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening kan een gemeente op grond van de (model-)bouwverordening een niet-openbare bluswatervoorziening eisen, bijvoorbeeld als voorwaarde voor het verlenen van een bouwvergunning. Dit komt voor bij ver van de bebouwde kom gelegen bouwwerken of indien een grote hoeveelheid bluswater ineens nodig is, bijvoorbeeld bij een sprinklerinstallatie. De gemeente bepaalt waar de grens ligt tussen de publieke plicht om voor voldoende bluswater te zorgen en de noodzaak voor anderen dat te doen. Van belang is het hier nogmaals te vermelden dat brandbestrijding een publieke taak is. De eisen die gesteld worden aan primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen zijn omschreven in het NVBR-bulletin "Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid".

Artikel 11 Citeertitel en in werking treden

De Verordening brandveiligheid en hulpverlening moet op grond van artikel 2 van de Brand-weerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan gedeputeerde staten worden gezonden.

Noten

[1] TK vergaderjaar 1986-1987, 20 066, nr.3.

[2] Project programma Versterking Brandweer, uitgegeven door het Landelijk Projectbureau Versterking Brandweer en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Koninklijke Nederlandse Brandweervereniging, 1995.

[3] Brandveiligheidsconcept Beheersbaarheid van brand, uitgegeven door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1995.