Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Notitie standplaatsenbeleid v3 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2010 | Onbekend | 01-01-2010 Onbekend | Onbekend |
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is de wettelijke grondslag voor standplaatsen opgenomen. Artikel 5.2.3 betreft het onderwerp standplaatsen en daaraan zijn diverse voorschriften verbonden (zie kader).
Artikel 5.2.3.1. Begripsomschrijving
In de paragraaf wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan deze weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5.2.3.2. Standplaatsvergunning en weigeringgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de vergunning worden geweigerd:
Vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan
Artikel 5.2.3.3. Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5.2.3.4. Afbakeningsbepalingen
1 Het verbod van artikel 5.2.3.2, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement
2 De weigeringsgrond overlast geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer
3 de weigeringsgrond van artikel 5.2.3.2, tweede lid, onder b, geldt niet voor bouwwerken
Artikel 5.2.3.5 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het tweede lid, tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
In de huidige APV is onvoldoende duidelijk of het enkel om de publieke ruimte gaat, of dat het ook geldt voor private terreinen. Standplaatsen zijn aangewezen plekken in de publieke ruimte, die door het gemeentebestuur, waar ambulante handel onder voorwaarden mag worden gedreven. De zinsnede “publieke ruimte” zal aan de definitie worden toegevoegd.
Volgens de geldende APV kan een aanvraag om standplaatsvergunning op een zestal gronden worden geweigerd:
De eerste vier weigeringsgronden zijn algemeen van aard en gelden voor alle vergunningen en ontheffingen die in de APV zijn opgenomen. Deze zullen niet nader worden toegelicht.
De weigeringsgronden “redelijke eisen van welstand” en “strijdige situatie bestemmingsplan” zijn specifiek voor standplaatsvergunningen in dit artikel opgenomen.
De specifieke weigeringsgrond “redelijke eisen van welstand” is omslachtig van aard. Standplaatsen worden tijdelijk en in ondergeschikte mate gebruikt voor een kleinschalige vorm van detailhandel, horeca of dienstverlening. Er is dus niet sprake van een permanent karakter van bedrijvigheid. Tevens is het zo dat er meestal vanuit een kraam of een wagen handel wordt gedreven. Deze objecten zijn met name functioneel van aard en het is onredelijk om hieraan reguliere welstandseisen te verbinden.
Dit roept de vraag op, of het weigeren van een standplaatsvergunning op basis van het niet voldoen aan redelijke eisen van welstand plausibel is. Deze weigeringsgrond zou gehandhaafd kunnen blijven, maar zou alleen maar in exceptionele gevallen moeten worden toegepast (zie “nieuwe weigeringsgrond 5”).
De specifieke weigeringsgrond “strijdige situatie bestemmingsplan” is inconsistent. Standplaatsen zijn locaties die zich meestal bevinden op parkeerplaatsen, trottoirs of grasvelden. Deze gronden zijn vrijwel altijd als verkeer- en/of verblijfsgebied bestemd. De gebruiksvoorschriften van verkeer- en/of verblijfsgebied bevatten nooit de omschrijving dat ambulante handel is toegestaan. De standplaatsen zijn dus eigenlijk altijd voor wat betreft gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Omdat er sprake is van een kraam of een wagen, wat objecten zijn die gemakkelijk verplaatsbaar zijn en geen duurzame verbinding met het oppervlak hebben, zijn de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan niet van toepassing.
De strijdige situatie voor wat betreft gebruik, kan formeel worden opgelost door het opnemen van een dubbelbestemming of een nadere aanduiding voor alle locaties die als standplaats zijn of worden aangewezen. Echter is dit ongebruikelijk, want dan zou voor ieder evenement of weekmarkt ook een dubbelbestemming of een nadere aanduiding moeten worden opnemen. Dat is nu ook niet het geval.
Formeel zouden in de huidige situatie alle (aanvragen voor) standplaatsvergunningen geweigerd kunnen worden, er is immers sprake van strijdig gebruik. Tevens zou het kunnen zijn, dat als er in de huidige situatie een verzoek om handhaving wordt gedaan voor strijdig gebruik van gronden, dit kan leiden tot het alsnog intrekken van een standplaatsvergunning. Immers, een strijdige situatie met het bestemmingsplan is in de huidige APV een (harde) weigeringsgrond. Het weigeren van een aanvraag standplaatsvergunning op basis van een strijdige situatie met het bestemmingsplan zou eigenlijk tijdelijk moeten worden geschrapt. Nadat alle bestemmingsplannen weer zijn geactualiseerd, zou deze weigeringsgrond weer kunnen worden opgenomen.
Daarbij komt nog dat het opnemen van andere wet- en regelgeving in de APV eigenlijk dubbelop en onnodig is. Als iets wettelijk niet kan, dan kan het volgens die wet niet en hoeft het niet als separate weigeringsgrond in de APV te worden opgenomen (zie “samenhang andere wetgeving”).
Relatie bestaande weigeringsgronden en nieuwe weigeringsgronden
De bestaande specifieke weigeringsgronden zijn ontoereikend, waardoor er geen eenduidige gronden zijn om een aanvraag voor een standplaatsvergunning te honoreren of af te wijzen. Er is dus behoefte aan nieuwe weigeringsgronden. De bestaande algemene weigeringsgronden en de nieuwe specifieke weigeringsgronden moeten zorgen voor een adequaat kader. Dit kader wordt verder in concrete beleidsregels uitgewerkt.
Idealiter zouden in de APV de volgende weigeringsgronden moeten worden opgenomen:
De eerste vier weigeringsgronden zijn onveranderd en wederom algemeen van aard. Deze zullen niet nader worden toegelicht. De vier specifieke nieuwe weigeringsgronden daarentegen wel.
In principe dezelfde intentie als de bestaande weigeringsgrond 5, maar anders geformuleerd. Omdat standplaatsen ingevuld worden met tijdelijke objecten die functioneel van aard zijn, is het niet noodzakelijk om hieraan specifieke welstandseisen aan te stellen. Door te kiezen voor de formulering “ernstige verstoring van de ruimtelijke kwaliteit” wordt er een weigeringsgrond gecreëerd om buitensporige gevallen aan te kunnen pakken. Indien er sprake is van een zeer uitzonderlijke verstoring van de ruimtelijke kwaliteit, kan de welstandscommissie hierover om advies worden gevraagd.
Het huidige standplaatsenbeleid kent geen beperkingen ten aanzien van branchering. De ervaring leert dat er toch met regelmaat sprake is van een overaanbod. Als er in een kleine winkelconcentratie al een bloemist zit en er wordt een standplaats-vergunning door een tweede bloemist aangevraagd, dan bestaat er nu geen weigeringsgrond. Met het nieuwe standplaatsenbeleid moet worden gepoogd om een diversiteit in branches te verwezenlijken. Anders gezegd, een “verstoring van het micro-economisch klimaat” moet worden voorkomen.
Een aanvullend argument is oneerlijke concurrentie. De bloemist die een reguliere winkel heeft, heeft namelijk hogere vaste lasten, hogere investeringskosten en is er duurzaam gevestigd. De bloemist die op een standplaats staat, heeft deze meerkosten niet en is er slechts tijdelijk aanwezig. Dit terwijl het aanbod van beide bloemisten in principe gelijk is en dat zou een vorm van oneerlijke concurrentie betekenen. Om dit tegen te gaan, is een beperking in de branchering wenselijk.
Het is hierbij wenselijk om een aanvullend onderscheid te maken tussen de kleinere winkelconcentraties enerzijds (winkelcentrum de Heul, winkelcentrum de Horden, dorpscentrum Cothen, dorpscentrum Langbroek) en de grotere (winkel)gebieden anderzijds (de binnenstad, de bedrijventerreinen, het buitengebied, alle overige (bedrijfs)locaties). Bij kleinere winkelconcentraties is geen dubbele branchering toegestaan. Bij grotere (winkel)gebieden wel, maar niet binnen een straal van hemelsbreed 100 meter, gevel tot gevel.
Een onderscheid in de reikwijdte van branchering is tevens noodzakelijk. Er is alleen sprake van “verstoring van het micro-economisch klimaat” wanneer er een dubbele branchering voor speciaalzaken optreedt. Anders gezegd, het bijzondere assortiment van een standplaatshouder mag niet overeenkomen met het bijzondere assortiment van een gevestigde ondernemer of een andere standplaatshouder. Deze nadere differentiatie is noodzakelijk om een afwijzing van een standplaats in relatie tot brede filiaalketens en/of supermarkten tegen te gaan. Immers, anders zouden standplaatsen in de nabijheid van brede filiaalketens en/of supermarkten altijd geweigerd moeten worden, omdat er altijd wel sprake is van overlap van assortiment. Deze weigeringsgrond is juist bedoeld om de kleine en gespecialiseerde ondernemer te beschermen. De grote filiaalketens en/of supermarkten zijn niet of nauwelijks gevoelig voor standplaatshouders.
In het algemeen dient nog te worden vermeld, dat de gemeente zich in principe niet uitspreekt over de wenselijkheid van de soort branchering. In principe, omdat er altijd wel vormen te bedenken zijn die uit maatschappelijk oogpunt onwenselijk zijn. Het enige wat voorop staat, is de diversiteit van de branchering cq. het beschermen van de kleine en gespecialiseerde ondernemer.
Het huidige standplaatsenbeleid kent geen beperkingen ten aanzien van diverse “fysieke en tijdsgebonden voorwaarden” die inherent aan de standplaats zijn. Een aantal aspecten zal in deze weigeringsgrond moeten worden opgenomen. Het is van belang om het niet voldoen aan de volgende locatieaspecten als onderdeel van een weigeringsgrond op te nemen:
Binnen deze weigeringsgrond bestaat nu ook de mogelijkheid om naar “vaste” en “incidentele” standplaatsen te differentiëren. De “vaste” standplaatsen zijn de reguliere locaties die wekelijks aan vaste commerciële gebruikers worden verhuurd.
De “incidentele” standplaatsen worden slechts in uitzonderlijke gevallen bezet door niet-commerciële organisaties. Uitzonderlijk in de zin van slechts in bijzondere en onregelmatige gevallen, wanneer de “vaste” standplaatsen niet toereikend zijn. Deze standplaatsen zijn vooraf bepaald en zijn niet dezelfde als de “vaste” standplaatsen, maar worden onregelmatig in gebruik gegeven aan organisaties. Deze organisaties hebben bijvoorbeeld een politiek, cultureel, maatschappelijk, gezondheids- of ideëel-karakter.
Commerciële gebruikers die thuishoren op een “vaste” standplaats, maar van een “incidentele” standplaatsen gebruik willen maken, worden in principe geweerd. Ze mogen enkel gebruik maken van een “vaste” standplaats of zullen op particulier terrein moeten plaatsnemen. Een apart regime voor het in gebruik nemen van “incidentele” standplaatsen door commerciële gebruikers bij evenementen of bijzonder gelegenheden is te overwegen.
Voor niet-commerciële gebruikers die gebruik willen maken van een “flexibele” standplaats, zal eerst onderzocht moeten worden of er een “vaste” standplaats beschikbaar is. Indien dit niet het geval is, dan kan overwogen worden om een standplaatsvergunning voor een “flexibele” standplaats af te geven.
Het bestaande standplaatsenbeleid kent 4 locaties met 10 “vaste” standplaatsen, met een maximum per dag:
De bestaande dagen zijn als volgt:
Er is formeel geen bestaand beleid voor “flexibele” standplaatsen. Echter wordt voorgesteld om op 4 locaties met 4 “flexibele” standplaatsen aan te wijzen:
Mogelijk aanwijzen Steigerbroekterrein en terrein Smulwereld
In sommige gevallen zijn er specifieke tijden omschreven, die soms ook weer onderling van elkaar afwijken. De bestaande maximale tijdsspanne is in het huidige beleid van 08:00 uur tot 21:00 uur. Om de verschillende tijden te uniformeren, zullen de volgende tijdsaanduidingen worden gehanteerd:
Door het hanteren van bovenstaande tijden, wordt aansluiting gezocht bij de tijden uit de Winkeltijdenwet (zie “samenhang andere wetgeving”).
Bestaande eisen over de maatvoering zijn onbekend.
mogelijke aanpassing locaties, standplaatsen, dagdelen, maatvoering, dagen, tijden
Relatie nieuwe weigeringsgronden en beleidsregels
De nieuwe specifieke weigeringsgronden bieden een deugdelijk toetsingskader om aanvragen standplaatsvergunning te honoreren of af te wijzen. De daadwerkelijke uitwerking van deze “algemene” weigeringsgronden, zal zijn neerslag in de nieuwe beleidsregels moeten vinden. De beleidsregels standplaatsenbeleid vormen dus de praktische “spelregels” voor toekenning of weigering van een aanvraag standplaatsvergunning.
De APV, met inbegrip van de weigeringsgronden voor aanvragen standplaatsvergunning, wordt vastgesteld door de gemeenteraad en daarmee wordt een algemeen kader gesteld.
De beleidsregels standplaatsenbeleid vormen een limitatieve checklist van uitgewerkte “spelregels”, gekoppeld aan de algemene en specifieke weigeringsgronden. Deze worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en zijn in principe voor intern gebruik. Ze dienen voor een objectievere en consequentere onderbouwing voor de afhandeling van een aanvraag om een standplaatsvergunning.
Beleidsregelsnieuwe weigeringsgrond 5
Voor de weigeringsgrond “ernstige verstoring van de ruimtelijke kwaliteit” zijn de volgende beleidsregels van toepassing:
Indien alle vragen negatief worden beantwoord, kan deze weigeringsgrond niet worden toegepast en is er in principe geen sprake van een ernstige verstoring van de ruimtelijke kwaliteit.
PM MOGELIJK SPECIFIEKER OMSCHRIJVEN
Indien één van de vragen positief wordt beantwoord, kan er sprake zijn van een ernstige verstoring van de ruimtelijke kwaliteit. De aanvraag wordt voorgelegd aan de welstandscommissie, die hierover een separaat advies uitbrengt. Een positief welstandsadvies duidt erop dat er geen sprake is van ernstige verstoring van de ruimtelijke kwaliteit, waarmee de weigeringsgrond niet wordt toegepast. Een negatief welstandsadvies duidt op een ernstige verstoring van de ruimtelijke kwaliteit, waarmee de aanvraag tot standplaatsvergunning wordt geweigerd.
Kleine winkelconcentraties (winkelcentrum de Heul, winkelcentrum de Horden, dorpscentrum Cothen, dorpscentrum Langbroek):
Indien een van de betreffende vragen negatief wordt beantwoord, kan deze weigeringsgrond niet worden toegepast en is er in principe geen sprake van een verstoring van het micro-economisch klimaat.
Indien beide vragen positief worden beantwoord, is er sprake van een verstoring van het micro-economisch klimaat. Door het toepassen van deze weigeringsgrond, zal de aanvraag tot standplaatsvergunning worden geweigerd.
Grote (winkel)gebieden (de binnenstad, de bedrijventerreinen, het buitengebied, alle overige (bedrijfs)locaties):
Indien één van de betreffende vragen negatief wordt beantwoord, kan deze weigeringsgrond niet worden toegepast en is er in principe geen sprake van een verstoring van het micro-economisch klimaat.
Indien beide vragen positief worden beantwoord, is er sprake van een verstoring van het micro-economisch klimaat. Door het toepassen van deze weigeringsgrond, zal de aanvraag tot standplaatsvergunning worden geweigerd.
Beleidsregels nieuwe weigeringsgrond 8
Voor de weigeringsgrond “het niet voldoen aan de fysieke en/of tijdsgebonden voorwaarden” zijn de volgende beleidsregels van toepassing, uitgesplitst naar “vaste” en “flexibele” standplaatsen:
Indien alle vragen positief worden beantwoord, kan deze weigeringsgrond niet worden toegepast en wordt er in principe voldaan aan de fysieke en tijdsgebonden voorwaarden.
Indien één van de vragen negatief wordt beantwoord, is er sprake van het niet voldoen aan de fysieke en/of de tijdsgebonden voorwaarden. Door het toepassen van deze weigeringsgrond, zal de aanvraag tot standplaatsvergunning worden geweigerd.
Indien alle vragen positief worden beantwoord, kan deze weigeringsgrond niet worden toegepast en wordt er in principe voldaan aan de fysieke en tijdsgebonden voorwaarden.
Indien één van de vragen negatief wordt beantwoord, is er sprake van het niet voldoen aan de fysieke en/of tijdsgebonden voorwaarden. Door het toepassen van deze
weigeringsgrond, zal de aanvraag tot standplaatsvergunning worden geweigerd.
Uitgangspunt is om de overige bestaande beleidsregels zo veel mogelijk te blijven hanteren. Dit houdt bijvoorbeeld in dat een standplaats jaarlijks stilzwijgend wordt verlengd en dat er precariobelasting wordt geheven.
PM: intrekkingsclausule, doorberekenen kosten
Nieuw kan zijn dat het college zich het recht voorbehoud om mogelijk nieuwe standplaatsen aan te wijzen. Ook kan er een hardheidsclausule worden opgenomen: in niet voorziene gevallen die onevenredig getroffen worden kan er gemotiveerd van de beleidsregels worden afgeweken.
Tevens bestaat er onduidelijkheid over het doorberekenen van stroomkosten. Dit speelt met name in winkelcentrum De Heul, waar de stroom nu gratis van de gemeente wordt verkregen. Op de overige “vaste” locaties gaat dit via andere partijen.
Het nieuwe standplaatsenbeleid vervangt het oude standplaatsenbeleid.
Echter, de bestaande gebruikers worden gerespecteerd en voor hen is het overgangsrecht van toepassing. Dit overgangsrecht loopt tot opzegging van de individuele standplaatsvergunning.
De bestaande gebruikers van “vaste” standplaatsen zijn:
De bestaande gebruiker van “flexibele” standplaatsen is:
Mocht er in de toekomst op het haventerrein nog een standplaats worden aangewezen, hetzij “vast”, hetzij “flexibel”, dan is er een voorkeursrecht voor Van Dijk van toepassing, ten behoeve van een snackmobiel.
De toetsing van een aanvraag standplaatsvergunning zal in beginsel op basis van de APV/Gemeentewet en de daarbij horende beleidsregels worden gedaan. Echter wil het verlenen van een standplaatsvergunning niet betekenen dat er aan alle vigerende wet- en regelgeving wordt voldaan.
De Winkeltijdenwet is van toepassing. Dit wil zeggen dat er in principe alleen op werkdagen van maandag tot en met zaterdag van 06:00 tot 22:00 uur detailhandel mag worden gedreven. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld koopzondagen, individuele ontheffingen en landelijke vrijstellingsregelingen. Deze wetgeving is formeel niet van toepassing op dienstverlening of horeca. Doch, bij het afgeven van een standplaatsvergunning zullen de tijden uit de Winkeltijdenwet worden aangehouden en als nadere voorwaarden worden opgenomen. Hiermee gaan deze tijden voor niet-detailhandelsactiviteiten gelden.
Mogelijk is de Wet Milieubeheer van toepassing. In de meeste gevallen worden er geen extra eisen vanuit de Wet Milieubeheer aan standplaatsen gesteld.
Indien er echter sprake is van bereiding van voedingswaren valt de standplaats onder het Besluit Algemene milieuregels voor inrichtingen (Activiteitenbesluit) en is standplaatshouder meldingsplichtig.
Overige gemeentelijke vergunningen of ontheffingen die niet van toepassing op standplaatsen zijn:
Naast gemeentelijke vergunningen of ontheffingen kunnen er ook andere wetten en regels van toepassing zijn: