Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tubbergen

VAB+ beleid 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTubbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVAB+ beleid 2011
CiteertitelBeleidsnotitie VAB+ beleid 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet ruimtelijke ordening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-08-2011nieuwe regeling

06-06-2011

Gemeenteblad 2011, 22

7B

Tekst van de regeling

Intitulé

VAB+ beleid 2011

De raad van de gemeente Tubbergen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 mei 2011, nr. 7A;

gelet op het advies van de commissie Ruimte en Economie van 23 mei 2011;

B E S L U I T:

  • 1.

    In te stemmen met de evaluatie/toelichting van het VAB+- en Rood voor rood beleid.]

  • 2.

    [Vast te stellen de beleidsnotitie Rood voor rood beleid 2011.]

  • 3.

    Vast te stellen de beleidsnotitie VAB+ beleid 2011.

  • 4.

    Onder gelijktijdige intrekking van de oude regeling[en] [“Rood voor rood met gesloten beurs in de gemeente Tubbergen”] en “Vrijkomende agrarische gebouwen”.

 

Aldus besloten in de openbare

vergadering van 6 juni 2011

de griffier, de voorzitter,

F.G.S. Droste mr. M.K.M. Stegers

 

INHOUDSOPGAVE

VAB+ beleid 2011

H1 Inleiding

H2 Doelstelling notitie

H3 Rijksbeleid

H4 Provinciaal beleid

H5 Toets concrete verzoeken

H6 Uitwerking toets

§1 Zoneringtoets

§2 Voorwaardentoets

H7 Afhandeling verzoeken

VAB+ beleid 2011

H1 Inleiding

In de praktijk wordt vastgesteld dat de trend van de afname van het aantal agrarische bedrijven nog niet is beëindigd. Het ontwikkelen van beleid ten aanzien van het gebruik van de resterende bedrijfsgebouwen is dan ook wenselijk. Hiermee kunnen dan nieuwe kansen geboden worden voor een gezonde (economische) ontwikkeling van het platteland. Passende, nieuwe gebruiksvormen voorkomen niet alleen leegstaande gebouwen met als mogelijk gevolg verval/verkrotting, maar kunnen tevens een positieve impuls zijn voor de leefbaarheid van het platteland. Het betreft hier zowel de situatie waarbij alle agrarische bedrijfsgebouwen vrij komen in verband met gehele bedrijfsbeëindiging, als het vrijkomen van een (of enkele) bedrijfsgebouwen bij een voortzetten van het agrarisch bedrijf. Daar waar in deze notitie gesproken wordt van vrijkomende agrarische gebouwen, dient hieronder tevens te worden verstaan het vrijgekomen zijn van agrarische gebouwen. Het moet gaan om gebouwen die minstens 5 jaar voor aanvang tot deelname aan het VAB+beleid zijn opgericht en aantoonbaar minstens 5 jaar agrarisch in gebruik zijn geweest. Bij paardenhouderijen gaat het om het gebruik als paardenhouderij. Het toestaan van alleen min of meer aan het landelijk gebied gebonden activiteiten biedt onvoldoende gebruiksmogelijkheden om de problemen die gepaard gaan met het vrijkomen van de gebouwen te ondervangen. De behoefte aan dergelijke activiteiten is niet van een omvang dat daarmee alle vrijkomende agrarische gebouwen in gebruik genomen kunnen worden. Vanuit de praktijk zullen verzoeken blijven komen om ook andere, dan aan het landelijk gebied gebonden activiteiten te kunnen ontplooien. In bepaalde gevallen zou daaraan medewerking kunnen worden verleend, zonder dat de kwaliteit van het landelijk gebied daar onder lijdt. Er dient een duidelijk beleid te zijn vastgesteld dat handvatten biedt om sturend op te treden, voordat aan dergelijke verzoeken kan worden meegewerkt.

In hoofdstuk 2 wordt het doel van deze notitie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het rijksbeleid ten aanzien van het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt het provinciaal beleid met betrekking tot het gebruik van vrijkomende agrarisch bedrijfsgebouwen weergegeven. Hoofdstuk 5 geeft weer hoe verzoeken voor gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen getoetst gaan worden. Hoofdstuk 6 geeft een uitwerking van de in hoofdstuk 5 weergegeven hoofdlijnen, waarbij paragraaf 1 ingaat op de zoneringstoets en paragraaf 2 op de voorwaarden. In hoofdstuk 7 tenslotte wordt de afhandeling van een verzoek beschreven.

Begrippenlijst

  • *

    Onder vrijkomende bebouwing wordt verstaan:

    (bedrijfs)gebouwen aanwezig op percelen met de bestemming agrarisch bouwblok, dan wel de bestemmingen “paardenhouderijen” en “woondoeleinden” ( in welk geval wordt gesproken over bijgebouwen) en waarin geen bedrijfsactiviteiten (meer) plaatsvinden. Deze gebouwen op percelen met de bestemming “agrarische bedrijfsdoeleinden” en “paardenhouderij” zijn minstens 5 jaar voor aanvang tot deelname aan het VAB+beleid opgericht en aantoonbaar minstens 5 jaar in agrarisch gebruik resp. als paardenhouderij in gebruik geweest. Binnen de bestemming “woondoeleinden” geldt het gebruiksvereiste niet.

  • *

    zakelijke dienstverlening:

    bedrijfsmatige activiteit welke niet gericht is op het produceren van goederen, maar op het verlenen van diensten.

  • *

    ambachtelijke bedrijf:

    het overwegend met de hand vervaardigen, bewerken, installeren of herstellen van goederen ten behoeve van de uiteindelijke ge- of verbruikers.

  • *

    Hoveniersbedrijf:

    een bedrijf dat zich toelegt op het onderhouden en aanleggen van tuinen van derden.

  • *

    tuincentrum:

    een bedrijf gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

  • *

    sierteeltbedrijf:

    een bedrijf dat zich bezig houdt met het telen van sierteeltgewassen.

  • *

    manege:

    een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport.

  • *

    kernrandzone:

    die gebieden rondom een kern, waar sprake is van een menging van tot de kern horende functies en meer aan het landelijk gebied gebonden functies.

  • *

    detailhandel:

    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

  • *

    productiegebonden detailhandel:

    detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geproduceerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productiefunctie.

  • *

    industriële bedrijvigheid:

    het bewerken, vervaardigen van producten uit grondstoffen op min of meer grote schaal door middel van werktuigen.

  • *

    gebouwen met cultuurhistorische en/of architectonische waarde:

    Die gebouwen die zijn geïnventariseerd in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project.

H2 Doelstelling notitie

Het doel van deze notitie is het bieden van mogelijkheden voor hergebruik van vrijkomende gebouwen binnen de bestemmingen “agrarische bedrijfsdoeleinden”, “paardenhouderijen” en “woondoeleinden”. Hierdoor kan kapitaalvernietiging, verval/verkrotting worden voorkómen, wordt de mogelijkheid tot economisch hergebruik bevorderd en wordt de mogelijkheid geboden een aanvullend inkomen te verwerven. Hiermee kan een positieve bijdrage geleverd worden aan de leefbaarheid van het platteland. Met het schrijven van deze notitie wordt voorts voldaan aan de behoefte van het gemeentebestuur om de onderhavige regeling te evalueren en te actualiseren.

H3 Rijksbeleid

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Uitwerkingen van deze Nota zijn onder andere de Agenda Vitaal Platteland. Hierin is opgenomen dat de vitaliteit van een gebied wordt bepaald door een bloeiende economie, goede woonomstandigheden, een levendige sociale structuur en een sterke identiteit, een gezond functionerend ecosysteem en een aantrekkelijk landschap. Juist vanwege de samenhang tussen die factoren is deze Agenda voor een Vitaal Platteland als een integrale kabinetsnota geschreven. De essentie van de onderhavige regeling is derhalve passend binnen het Rijksbeleid.

H4 Provinciaal beleid

In de provinciale Omgevingsvisie staat voor de Groene omgeving de volgende uitdaging centraal: behoud en versterking van landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur samen laten gaan met ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers. Er is op hoofdlijnen weergegeven welke ontwikkelingsperspectieven er zijn in de Groene omgeving.

Zo is er een ontwikkelingsperspectief Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur, dat gebieden omvat met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staan hier voorop.

In dit ontwikkelingsperspectief zijn er, afgezien van regels die overal gelden (zoals milieubeleid, Natura 2000-beleid en Reconstructiebeleid), geen beperkingen voor de bedrijfsontwikkeling van bestaande bedrijven.

Ook is er het ontwikkelingsperspectief Buitengebied, accent productie. Dit ontwikkelingsperspectief omvat twee aspecten. Enerzijds open gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw royaal de ruimte krijgt. Anderzijds landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) die voorkomen in diverse landschapstypen en waar ruimte is voor ontwikkeling van intensieve veehouderij.

In het ontwikkelingspespectief Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

H5 Toets concrete verzoeken

Deze notitie is een handleiding voor het bepalen van de ruimtelijke gevolgen van elk afzonderlijk plan voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Deze gevolgen staan in de afweging centraal. Er wordt niet uitgegaan van typen van bedrijven of van alle locaties, aangezien de individuele plannen van ondernemers alsmede de geplande locaties te veel van elkaar kunnen verschillen. Bovendien is de inpasbaarheid in de omgeving bepalend, niet het soort activiteit als zodanig.

Deze genoemde individuele benadering (vanuit de kant van het te vestigen bedrijf) wordt vooraf gegaan door een (minimale) zone-gerichte aanpak (vanuit de kant van de situering van de vestigingsplaats), waarbij in de gebiedsbestemming “Bos en Natuur” slechts minimale bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn. Een en ander houdt in dat bij de afweging van een concreet verzoek de volgende drie stappen genomen moeten worden:

Stap A: zone-toets

Welke locatie heeft de aanvrager op het oog; in welke zone is deze locatie gesitueerd en welke gebiedsdoelstelling geldt hier (doeleindenomschrijving uit gebiedsbestemming)?

Aan de hand van deze zone-toets, moet beoordeeld worden of het type bedrijvigheid niet bij voorbaat strijdig is met de gebiedsdoelstelling, ongeacht de voorwaarden. Deze zonetoets betreft de constatering of de betreffende locatie is gelegen in de gebiedsbestemming “Bos en natuur” dan wel in één van de overige gebiedsbestemmingen.

Stap B: voorwaardentoets

Vervolgens vindt de toets plaats aan de diverse voorwaarden; nagegaan moet worden in hoeverre een ondernemer zijn bedrijf wil laten voldoen aan de voorwaarden, zowel op het moment van vestiging als op langere termijn. Is ook deze toets positief dan kan medewerking worden verleend aan de vestiging.

Stap C: reconstructietoets

Indien de locatie is gelegen in Landbouwontwikkelingsgebied dan zal, nog vóór de stappen A en B genomen worden, eerst beoordeeld dienen te worden of de activiteiten passen in de beleidsuitgangspunten van LOG, namelijk alle ontwikkelingsruimte voor de Intensieve Veehouderijbedrijven. Is sprake van belemmerende activiteiten, dan geen medewerking ter plaatse.

H6 Uitwerking toets

§ 1 Zoneringtoets

De voorwaardentoets is in principe de toets die in het kader van het VAB+beleid bepalend is. Evenwel is een zonetoets opgenomen teneinde die gebieden die vanwege de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden de bestemming “Bos en Natuur” hebben gekregen ook in het kader van het VBbeleid een zo groot mogelijke bescherming te geven. Bij de beoordeling van de nieuwe activiteit dient te worden nagegaan of de realisatie van die gebiedsdoelstelling niet in gevaar komt, als gevolg van die nieuwe activiteit.

De zone-toets houdt in dat beoordeeld wordt of de locatie in kwestie is gelegen binnen de gebiedsbestemming “Bos en natuur” dan wel in één van de overige gebiedsbestemmingen. Het bestemmingsplan Buitengebied kent de navolgende gebiedsbestemmingen (waarin de agrarische bouwblokken, paardenhouderijen of woondoeleinden zijn gesitueerd):

Natuurgebied (cq Bos en Natuur)

De hoofddoelstelling is behoud en herstel van de daar voorkomende natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarden. Bij het toestaan van nieuwe activiteiten in vrijgekomen gebouwen in dergelijk bestemde gebieden dient expliciet aandacht te bestaan voor de kwetsbaarheid van dergelijke gebieden. Activiteiten zijn toegestaan, gelijk aan de mogelijkheden elders (vanzelfsprekend afhankelijk van te leveren maatwerk). Wel dient bij de beoordeling van aanvragen in dergelijk bestemde gebieden rekenschap gegeven te worden van de landschappelijke kwaliteiten van dat gebied.

Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden en esgronden alsmede agrarisch gebied.

De hoofddoelstelling is de uitoefening van het agrarisch bedrijf, alsmede het behoud en herstel van de aanwezige landschappelijke, natuurwetenschappelijke (niet voor esgronden) en cultuurhistorische waarden. De hoofddoelstelling is de uitoefening van het agrarisch bedrijf. Nieuwe functies kunnen worden ingepast, waarbij in elk geval aangegeven zal moeten worden dat deze geen schadelijke invloed hebben op de hoofdfuncties, zowel op korte termijn als bij bedrijfsontwikkeling. Voorbeelden van inpasbare niet-agrarische activiteiten zijn functies als binnenopslag, zakelijke dienstverlening (architecten-, reclamebureau), ambachtelijke bedrijven en recreatieve bedrijven Dit geldt voorts voor activiteiten in de medische sfeer en voor sociaal/educatief gerichte of culturele activiteiten. Eveneens kunnen als voorbeeld worden genoemd een productiebedrijf (meubelen), een aan de bouw gerelateerd bedrijf (installatie-, schildersbedrijf), een hoveniersbedrijf of voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

Kernrand; op de kern gerichte functies

Deze gebiedsaanduiding heeft in het bestemmingsplan Buitengebied geen specifieke bestemming. Onder kernrandzone wordt verstaan een zone rondom een kern waar sprake is van een menging van tot de kern horende functies en meer aan het landelijk gebied gebonden functies. Voor de agrarische sector is de kernrandzone veelal van weinig betekenis; de gronden zijn te versnipperd en bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn in verband met milieu-eisen gering. Bij een abrupte overgang van kern naar landelijk gebied is geen sprake van een kernrandzone. Functies die economisch aan de kern zijn gebonden en door hun binding aan bewoners van de kern niet op een industrieterrein thuis horen, moeten een plaats kunnen vinden in deze kernrandzones. Gedacht kan worden aan tuincentra, hoveniersbedrijven, maneges, dierenartsenpraktijk met een aanzienlijke omvang. Uitbreiding van de bebouwing behoort tot de mogelijkheden. Dergelijke bedrijven in beperkte omvang met geen negatieve uitstraling naar het buitengebied kunnen overigens ook buiten de kernrandzone in een VAB+locatie.

Reconstructiezonering

In het kader van het Reconstructieplan is in de LandbouwOntwikkelingsGebieden (LOG) alles gezet op de ontwikkelingsmogelijkheden voor de Intensieve Veehouderij (IV). Indien in het kader van VAB+ een verplaatsing van een bedrijf leidt tot meer ruimte voor de IV, dan is verplaatsing naar buiten het LOG bespreekbaar. Een VAB+-activiteit mag geen belemmering opleveren voor de IV. Overigens zullen hierbij geen gemeentelijke financiële middelen worden ingezet.

§ 2 Voorwaardentoets

Indien een activiteit in principe op de voorgestelde locatie mogelijk is, dient de vraag beantwoord te worden of die activiteit op korte en lange termijn aan de navolgende voorwaarden kan voldoen. Hierbij wordt opgemerkt dat de voorwaarden zo objectief mogelijk zijn vastgesteld, teneinde op voorhand duidelijk te stellen wat wel en wat niet mogelijk is.

* Algemene voorwaarden

  • 1.

    Omschrijving: De aard van de bedrijvigheid moet toepassing van de overige voorwaarden, ook op lange termijn, mogelijk maken.

    • Toelichting:

      Voorkomen moet worden dat bedrijvigheid zich vestigt die op (kortere) termijn niet meer past binnen de navolgende voorwaarden omdat het bedrijf uitgroeit. Voorts passen bepaalde activiteiten als buitenopslag alsmede detailhandel niet. Zie de verdere voorwaarden.

    • Conclusie:

      Buitenopslag en detailhandel is niet toegestaan. Indien uit bijv. een bedrijfsplan blijkt dat dusdanige groei van de bedrijvigheid te verwachten is dat uitbreiding van de bouwmassa nodig is, is de vestiging niet toegestaan.

* Voorwaarden met betrekking tot bebouwing

  • 2.

    Omschrijving: De activiteit moet binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen de bestaande bouwmassa, plaatsvinden.

    • Toelichting:

      De nieuwe functie mag geen aanleiding zijn voor een uitbreiding van de bebouwing (voorkoming verstening/verdichting). Indien de bestaande bebouwing niet meer functioneel is voor de nieuwe activiteit, is vervangende nieuwbouw mogelijk, mits de toegelaten bouwmassa niet wordt overschreden. Tot een bouwmassa van 2000 m3 mag de volledige inhoud terug worden gebouwd. Het meerdere boven deze inhoudsmaat mag voor 25% worden teruggebouwd. In de kernrandzone kan hiervan worden afgeweken. Hier dient alsdan een bestemmingsplanprocedure gevolgd te worden; zie boven. Aangegeven moet worden het aantal m3 dat voor de nieuwe functie gebruikt mag worden.

      Conclusie:

    • Vervangende nieuwbouw ter plaatse is mogelijk indien de bestaande bebouwing niet meer functioneel is voor de nieuwe activiteit. De vervangende nieuwbouw mag de toegelaten bouwmassa niet overschrijden. Bij aanwezige aanzienlijke bouwmassa (meer dan 2000 m3), kan in dat geval een reductie worden aangegeven (boven de 2000 m3 25% terugbouwen). Er zullen voorwaarden gesteld worden ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Uitbreiding van de bestaande bouwmassa is niet toegestaan, met uitzondering van activiteiten in de kernrandzone, waar onder voorwaarden enige uitbreiding mogelijk is. Hiervoor dient alsdan een herzieningsprocedure gevolgd te worden waarbij een afweging van alle belangen dient plaats te vinden.

  • 3.

    Omschrijving: De activiteit mag geen aanleiding zijn voor de bouw van een extra woning.

    • Toelichting:

      Toename van bebouwing, inclusief woonbebouwing is uitgesloten. Bepalend voor het aantal (bedrijfs)woningen bij de nieuwe activiteit is het aantal (bedrijfs)woningen van het voormalig (agrarisch) bedrijf; deze worden (aangemerkt als) de (bedrijfs)woning bij de nieuwe activiteit Bedrijfsbeëindiging betekent vaak dat de agrariër wel blijft wonen. Dit resulteert er in dat bij invulling met een nieuw bedrijf er geen bedrijfswoning bijgebouwd mag worden. Medewerking aan woonzorgvoorzieningen is mogelijk (onder de voorwaarden van de regeling). Kennelijk voorziet de ontwikkeling van dergelijke voorzieningen in een vraag. Wel moet duidelijk zijn dat het niet gaat om zelfstandige woningen. Hiermee wordt bedoeld een woning zoals gedefinieerd in de begripsbepalingen van het bestemmingsplan Buitengebied.

    • Conclusie:

    • Er mag geen sprake zijn van toename van het aantal ter plaatse aanwezige woningen. Woonzorgvoorzieningen zijn toegestaan mits het niet gaat om zelfstandige woningen.

  • 4.

    Omschrijving: Karakteristieke bebouwing met cultuurhistorische en/of architectonische waarde beschermen.

    • Toelichting:

      Voorkomen moet worden dat de bestaande kwaliteiten verloren gaan. Er moet voor gezorgd worden dat zowel qua landschappelijke inpassing als qua bebouwing een goede ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd. Als onderdeel hiervan moet ingezet worden op het behouden van de bestaande cultuurhistorische en/of architectonische kwaliteiten.

    • Conclusie:

    • Karakteristieke bebouwing met cultuurhistorische en/of architectonische waarde moet behouden blijven.

* Voorwaarden met betrekking tot gebruik

  • 5.

    Omschrijving: De nieuwe activiteit mag geen nadelige effecten uitoefenen op gebruik van gronden in de directe omgeving en geen onevenredig nadelige effecten uitoefenen op milieu, natuur en landschap.

  • Toelichting:

    Er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op reeds aanwezige agrarische bedrijven en woningen en andere functies als scholen, campings niet-agrarische bedrijven, door het veroorzaken van milieu- of verkeersoverlast. De actueel aanwezige waarden dienen op perceelsniveau te worden afgewogen. De milieutoets vindt vooral plaats binnen het kader van de milieuwetgeving. Hiertoe brengt de sectie milieu een advies uit. In geval de locatie is gelegen in het LOG, dan mag er in ieder geval geen sprake zijn van belemmeringen van de uitbreidings- cq. vestigingsmogelijkheden voor de IV.

  • Conclusie:

  • De nieuwe functie mag geen onevenredig nadelige effecten uitoefenen op milieu, natuur en landschap en eventuele voorwaarden dienen in de omgevingsvergunning opgenomen te worden.

  • **NB: In het kader van de Wet milieubeheer geldt als vastgesteld beleid nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf als één inrichting te beschouwen indien en voor zover sprake is van verhuur van de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen voor de niet-agrarische activiteiten.

* Voorwaarden met betrekking tot landschappelijke en visuele aspecten

  • 6.

    Omschrijving: De nieuwe activiteit mag geen buitenopslag met zich meebrengen; dit wordt als gebiedsvreemd beschouwd.

    Conclusie:

    Geen buitenopslag toegestaan. In geval van autoherstelinrichtingen kan buitenstalling van te repareren of gerepareerde auto’s worden toegestaan (dus niet tbv verkoop), mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing (dwz stalling aan oog onttrokken).

  • 7.

    Omschrijving: De visuele uitstraling van het voormalig agrarisch complex moet aansluiten bij de landelijke omgeving

    • Toelichting:

      Voorkomen moet worden dat door aanpassing van bebouwing, reclame-uitingen en parkeergelegenheid de uiterlijke verschijningsvorm sterk veranderd wordt.

    • Conclusie:

    • Het aanpassen van de bebouwing dient te voldoen aan redelijke eisen van welstand. Reclame-uitingen zijn toelaatbaar conform het bepaalde in het gemeentelijke reclamebeleid. Van gemeentewege zal worden aangegeven (nota reclamebeleid) hoe hiermee omgegaan kan worden.

    • Parkeergelegenheid dient op het bestaande erf gerealiseerd te worden en dienen landschappelijk te zijn ingepast (zie 10). Negatieve uitstraling van de VAB+ activiteit moet door middel van een goede landschappelijke inpassing worden verholpen.

  • 8.

    Omschrijving: Het bedrijfscomplex moet landschappelijk zijn ingepast

    • Toelichting:

      Niet alleen ter maskering van visueel storende elementen, maar ook ter verfraaiing van het landschap. Er dient bij de aanvraag dan ook een bedrijfs(ontwikkelings)plan te worden gevoegd waaruit de maximale omvang van het bedrijf wordt aangegeven alsmede aandacht wordt besteed aan het behoud cq versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het erf. Dit geldt in het geval sprake is van voorzieningen/activiteiten (parkeren, speelruimte in geval van kinderdagverblijven) buiten de gebouwen die een negatieve uitstraling hebben naar de omgeving.

    • Conclusie:

    • De landschappelijke inpassing dient gewaarborgd te zijn en eventuele voorwaarden dienen in een overeenkomst opgenomen te worden, in het geval sprake is van voorzieningen/activiteiten (parkeren, speelruimte in geval van kinderdagverblijven) buiten de gebouwen die een negatieve uitstraling kunnen hebben naar de omgeving

* Voorwaarden met betrekking tot verkeer

  • 9.

    Omschrijving: De bestaande verkeersinfrastructuur moet afdoende zijn voor de nieuwe activiteit

    • Toelichting:

      De nieuwe activiteit mag geen verzwaring van de infrastructuur (verharding, verbreding) vereisen en de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen.

    • Conclusie:

      De bestaande infrastructuur moet voldoende zijn voor de nieuwe activiteit; geen aanpassing toegestaan. Er mag geen onevenredige toename van verkeer ontstaan.

  • 10.

    Omschrijving: De nieuwe activiteit dient te voorzien in eigen parkeergelegenheid

    • Toelichting:

      Hierdoor wordt overlast in de omgeving van het voormalig complex voorkomen.

    • Conclusie:

      Parkeervoorzieningen dienen op bestaande erf gerealiseerd te worden (zie 7)

  • 11.

    Voorwaarden met betrekking tot verblijfsrecreatie

    • Indien er geen absolute grens in de maatvoering wordt opgenomen met betrekking tot verblijfsrecreatie, zou dit ertoe kunnen leiden dat er in vrijgekomen gebouwen mega-recreatiewoningen worden gerealiseerd, dan wel tientallen recreatiewoningen, met alle mogelijk ongewenste gevolgen en negatieve uitstraling naar de omgeving. Teneinde de verblijfsrecreatieve activiteiten absoluut te begrenzen, wordt de regeling aangepast door ten behoeve van verblijfsrecreatieve voorzieningen een inhoudsmaat van 1000 m3 toe te staan. Binnen deze inhoudsmaat kunnen maximaal 3 recreatieverblijven of 1 groepsaccommodatie worden gerealiseerd. Dagrecreatieve voorzieningen vallen niet onder deze inhoudsmaat. Vanwege de kleinschaligheid van het landschap, het feit dat de doelgroep niet op zoek is naar “massa”recreatie is de maat bepaald op 1000m3. Er dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande bebouwing. Bij vervangende nieuwbouw bedraagt de maximale afstandsmaat van een recreatieve voorziening tot de (bedrijfs)woning 25 meter.

    • Conclusie:

      verblijfsrecreatie als VAB+activiteit toestaan met vaste maximale maatvoering voor de accommodatie van 1000m3. Binnen deze inhoudsmaat kunnen maximaal 3 recreatieverblijven of 1 groepsaccommodatie worden gerealiseerd. De vorm waarin de accommodatie wordt gerealiseerd, is vrij.

  • 12.

    Omschrijving: hoe om te gaan met autoherstel- en autobedrijven.

    • Teneinde het probleem van de stalling cq parkeren van auto’s “voor te blijven”, wordt voorgesteld nieuwe VAB+ activiteiten in de vorm van autoherstelinrichtingen toe te staan onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de buitenstalling beperkt blijft en landschappelijke inpassing is gegarandeerd. Dit is mogelijk door de aanvraag (zoals al in de regeling is opgenomen) te voorzien van een landschapsplan.

    • De verkoop van auto’s valt onder detailhandel. Aangezien detailhandel binnen de VAB+regeling niet is toegestaan, wordt hier uitdrukkelijk vermeld dat garagebedrijven dan wel autobedrijven niet onder de vabregeling vallen. De legaal aanwezige bedrijven mogen worden voortgezet (inclusief de buitenstalling).

    • Conclusie:

      autoherstelinrichtingen wél en autobedrijven en garagebedrijven niet zijn toegestaan in de vrijgekomen gebouwen.

H7 Afhandeling verzoeken

De aanvraag dient te bestaan uit een bedrijfsplan, waarin is opgenomen een duidelijke omschrijving van de aard en de omvang van de te starten niet-agrarische activiteiten en een toekomstperspectief van het op te starten bedrijf. Op een duidelijke tekening wordt aangegeven in welke bestaande, vrij(ge)komen(de) (agrarische)bedrijfsgebouw(en), dan wel bijgebouwen deze activiteiten worden uitgeoefend. Voorts dient aangegeven te zijn hoe en waar de bedrijfsactiviteiten, als ideaalplaatje, er uit komen te zien. In het geval sprake is van voorzieningen/activiteiten buiten de gebouwen die een negatieve uitstraling hebben naar de omgeving, dient aandacht te worden besteed aan de landschappelijke inpassing.

Toets van het verzoek.

Nadat de zonetoets is uitgevoerd, wordt, in het kader van de voorwaardentoets, advies gevraagd aan milieu. Uit het advies blijkt hoe het bedrijf er uit ziet als de milieuvoorschriften nageleefd worden. Deze situatieschets kan afwijken van hetgeen is aangevraagd. Het is deze schets, die getoetst wordt aan de overige voorwaarden.

De aanvraag dient te bestaan uit:

  • 1.

    een duidelijke situatietekening waarop is aangegeven in welk(e) gebouw(en) of gedeelte(n) van gebouw(en) de activiteiten worden uitgeoefend;

  • 2.

    een schets/bouwtekening van het betreffende gebouw;

  • 3.

    een omschrijving + onderbouwing van de activiteiten;

  • 4.

    de omvang van de activiteiten (aantallen + oppervlakte);

  • 5.

    de verkeersaantrekkende werking (verkeersbewegingen per dag / week);

  • 6.

    een duidelijke tekening waarop is aangegeven waar (op het bestaande erf) geparkeerd zal worden;

  • 7.

    een toekomstperspectief van de activiteiten (eventuele uitbreiding / groei);

  • 8.

    aangeven door aanvrager geen sprake van detailhandel;

  • 9.

    aangeven door aanvrager geen sprake van buitenopslag.

Afhankelijk van de activiteit:

  • 10.

    Bedrijfsplan;

  • 11.

    Landschapsplan.

     

GS mei 2011