Organisatie | Zoetermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening over het coördineren van besluiten |
Citeertitel | Coordinatieverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Economie, volkshuisvesting en milieu |
Geen
Wet ruimtelijke ordening, afd. 3.6, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artt. 2.1 en 2.2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-07-2011 | Onbekend | 28-06-2011 Onbekend | 110261 |
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
Deze verordening, gebaseerd op artikel 3.30 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding van een besluit om een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan vast te stellen in samenhang met een besluit omtrent de verlening van een enkelvoudige of meervoudige vergunning in de zin van de artikelen 2.1 en 2.2 Wabo en overige besluiten die verband houden met het bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan, waaronder in ieder geval begrepen besluiten op grond van de Wet geluidhinder, A.P.V. en de Drank- en horecawet.
Artikel 3 Gevallen waarin besluiten worden gecoördineerd
In de volgende gevallen en onder de volgende condities kan het college van burgemeester en wethouders ambtshalve of op aanvraag besluiten gecoördineerd voorbereiden:
Artikel 4 Gevallen waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt
In de volgende gevallen is een gecoördineerde voorbereiding op grond van deze verordening niet mogelijk:
Toelichting op de coördinatieverordening
Hoofdstuk 1: Algemene toelichting
§ 3 Wat houdt de coördinatieregeling in?
§ 4 Welke gevallen lenen zich voor coördinatie?
§ 5 De gevolgen voor het gemeentebestuur
§ 6 De gevolgen voor de aanvrager
§ 7 De noodzaak om een coördinatieverordening vast te stellen
§ 8 Relatie met de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
§ 9 Relatie met milieuwetgeving
Hoofdstuk 2: Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1: Algemene toelichting
Ondanks de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), is het nodig om bepaalde besluiten te coördineren ten behoeve van de efficiency in de besluitvorming. Een herziening van het bestemmingsplan valt niet onder de Wabo waardoor medewerking aan een aanvraag om omgevingsvergunning die in strijd is met het bestemmingsplan pas verleend kan worden op het moment dat het herziene bestemmingsplan in werking treedt.
De coördinatieregeling maakt het mogelijk dat diverse procedures gezamenlijk worden doorlopen. Hiermee vindt er efficiency plaats binnen het besluitvormingsproces, zowel door het tempo dat met de coördinatieregeling gemaakt kan worden, als door duidelijkheid die het in samenhang afhandelen van verschillende procedures met zich meebrengt.
Artikel 3.30 lid 1 Wro: "Bij besluit van de gemeenteraad kunnen […] categorieën van gevallen worden aangewezen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat […] de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van besluiten […].”
De wet stelt grenzen aan het toepassen van de coördinatieregeling, omdat het besluit om de regeling toe te passen grote gevolgen heeft voor de procedures van de te coördineren besluiten. Het in artikel 3.30 Wro neergelegde kader bevat twee eisen:
Om te voldoen aan deze eisen staat de coördinatieverordening alleen coördinatie toe wanneer een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan deel uitmaakt van de te coördineren besluiten. Het bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplanis vereist om te waarborgen dat het om de uitvoering van gemeentelijk beleid gaat; deze plannen zijn immers - naast de structuurvisie - dé planfiguur waarin de gemeente haar ruimtelijke visie kenbaar maakt.
Wat houdt de coördinatieregeling in?
Met het coördineren bedoelt de wetgever dat besluiten die met elkaar samenhangen, bijvoorbeeld één bouwplan, waarvoor een omgevingsvergunning en een bestemmingsplan nodig zijn, in één procedure worden voorbereid. De procedures voor de vergunningen en voor het bestemmingsplan worden dus gecombineerd tot één procedure. De Wabo zorgt er al voor dat meerdere vergunningen tegelijk worden verleend maar de coördinatie met het bestemmingsplan is bewust uit de Wabo gehouden door de wetgever. Daarnaast kunnen andere vergunningen bij de coördinatie betrokken worden zoals een vergunning op grond van de A.P.V. of de Drank- en horecawet.
Het vaststellingsbesluit over een bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan mag één van de te coördineren besluiten zijn. Als dat zo is, dan is de bestemmingsplanprocedure (ontwerp 6 weken ter inzage, mogelijkheid om zienswijzen naar voren te brengen, rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State), of de procedures voor uitwerkingsplannen/wijzigingsplannen ook van toepassing op de besluiten die met het bestemmingsplan gecoördineerd worden voorbereid.
Tegen de besluiten die na die gecoördineerde voorbereidingsprocedure worden genomen kan beroep ingesteld worden en de afhandeling van beroepen tegen onderdelen van de gecoördineerde besluiten gebeurt in één keer.
Het voordeel van één enkele procedure is door de wetgever nog vergroot in artikel 8.3 van de Wro: er is slechts één beroepsprocedure bij maar één instantie (alleen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) waarbij de wet voorschrijft dat de Afdeling binnen zes maanden (in plaats van binnen één jaar) uitspraak moet doen. Dit is overigens een termijn van orde. Daarnaast heeft de wetgever bepaald dat de omgevingsvergunning voor een bouwplan dat met een bestemmingsplan is voorbereid, verleend kan worden voordat het bestemmingsplan in werking treedt. Als de coördinatieregeling niet wordt toegepast kan een omgevingsvergunning pas verleend worden als het bestemmingsplan in werking is getreden.
Welke gevallen lenen zich voor coördinatie?
De wet geeft geen beperkingen aan de omvang van bouwprojecten. De coördinatieverordening kan wel beperkingen bevatten, maar dat hoeft niet. Een aanvrager zal bij grote projecten vaak zekerheid willen hebben over de planologische inpassing in een bestemmingsplan, voordat er kosten gemaakt worden om bouwtekeningen te maken. Omdat de coördinatieverordening de met waarborgen omklede bestemmingsplanprocedure verplicht stelt en omdat de omvang van de via de coördinatieverordening te realiseren projecten op natuurlijke wijze beperkt wordt, is er voor gekozen om in deze verordening geen beperkingen aan de omvang te stellen.
De coördinatieverordening beperkt zich echter tot die gevallen waarin de herziening van een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of wijzigingsplan nodig is.
Om de uitvoering van de coördinatieregeling niet te ingewikkeld te maken, bepaalt de verordening dat de voorbereiding niet gecoördineerd mag worden als er complicerende factoren een rol spelen. Er worden alleen besluiten gecoördineerd waarover financieel overeenstemming is tussen de gemeente en de aanvrager.
De gevolgen voor het gemeentebestuur
De verordening verhindert niet dat de gemeenteraad een afzonderlijk besluit neemt om de coördinatieregeling toe te passen in een geval die niet onder de reikwijdte van de verordening valt. Het is bijvoorbeeld goed denkbaar dat de gemeenteraad besluit tot gecoördineerde besluitvorming over een bestemmingsplan en een ander besluit voor een geval dat niet is aangewezen in deze verordening.
De besluitvorming kan efficiënter verlopen door coördinatie. Het is mogelijk om een vergunning te verlenen zonder dat het bestemmingsplan in werking is getreden. Dit scheelt aanzienlijk in termijnen.
De noodzaak om een coördinatieverordening vast te stellen
De coördinatieregeling mag alleen toegepast worden als de gemeenteraad daartoe besloten heeft óf als de gemeenteraad (in een verordening) heeft vastgesteld in welke gevallen het wenselijk is om coördinatie toe te passen.
Zonder coördinatieverordening kan de coördinatieregeling dus alleen gebruikt worden als de gemeenteraad daar per geval een besluit over neemt. Dat zou betekenen dat de gemeenteraad een eerste besluit moet nemen en dat daardoor de procedure met enige maanden vertraging start, terwijl de coördinatieregeling onder meer bedoeld is om tempo te kunnen maken.
Relatie met de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet samenhangende besluiten Awb zijnde een aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Daarin zijn, onder meer, procedureregels opgenomen die in acht kunnen worden genomen als besluiten gecoördineerd worden. Over het doel van de wet zegt de Memorie van Toelichting onder meer:
“Het is dus van belang een algemene wettelijke mogelijkheid te creëren om samenhang te brengen in verschillende procedures, die kan worden toegepast wanneer de situatie daarom vraagt.
Dit wetsvoorstel geeft hieraan gestalte, door in de Awb een «coördinatieregeling» aan te bieden die door de bijzondere wetgever of het bestuur van toepassing kan worden verklaard. Deze regeling zorgt voor een stroomlijning van de procedures bij het voorbereiden en nemen van samenhangende besluiten en van de rechtsbescherming daartegen.”
De coördinatieverordening maakt gebruik van de geboden wettelijke mogelijkheid.
De gecoördineerde voorbereiding van besluiten bevat altijd een bestemmingsplanprocedure of een procedure voor een wijzigingsplan of uitwerkingsplan (zie ook hieronder: artikelsgewijze toelichting over artikel 2). Daarmee is gegarandeerd dat de nodige milieuwetten worden nageleefd. Deze plannen moet immers onderbouwd worden met de uitkomsten van onderzoeken naar bijvoorbeeld de luchtkwaliteit, de externe veiligheid, de ecologische (hoofd-)structuur, het geluid, etc.
Hoofdstuk 2: Artikelsgewijze toelichting
In artikel 1 worden de belangrijkste begrippen beschreven.
Artikel 2 benadrukt dat de coördinatieregeling ziet op het coördineren van het bestemmingsplan of een uitwerkingsplan of wijzigingsplan of de omgevingsvergunning.
Daarbij kunnen vergunningen die een relatie hebben met het bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan ook betrokken worden bij de coördinatie. Dat kunnen omgevingsvergunningen zijn voor het bouwen van een bouwwerk of vergunningen op basis van bijzondere wetten of op basis van gemeentelijke verordeningen.
In artikel 3 wordt aangegeven in welke gevallen het wenselijk is om besluitvorming te coördineren. Elk lid wordt afgesloten met het woordje “en” om duidelijk te maken dat de coördinatieregeling alleen toegepast mag worden als aan alle voorwaarden is voldaan.
Lid a vormt de basis van de coördinatieverordening: coördinatie op grond van de coördinatieverordening is alleen mogelijk als tenminste het besluit over een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan, wijzigingsplan of omgevingsvergunning gecoördineerd moet worden.
Dat kan anders zijn als naast de omgevingsvergunning ook nog andere vergunningen nodig zijn om het project te realiseren. Lid b houdt in dat, als aan de voorwaarde van lid a voldaan is, er meer besluiten in de gecoördineerde voorbereiding mogen meedoen.
Het college van burgemeester en wethouders is het coördinerende orgaan dat controleert of aan de wettelijke voorwaarden en aan de voorwaarden van de verordening voldaan is.
Lid c moet ruim geïnterpreteerd worden. Het gaat hier niet alleen om de vaststelling dat aan de eisen is voldaan, maar het college van burgemeester en wethouders ziet ook of aan de procedure-eisen voldaan is. Het college kan ook afzien van coördinatie.
Uit artikel 3.31 Wro blijkt dat het college niet verplicht is om de coördinatieregeling toe te passen. Een ruime uitleg van lid c kan er niet toe leiden dat het college gevallen coördineert die niet onder de verordening vallen en waartoe de raad niet expliciet heeft besloten. De wet staat delegatie van de raadsbevoegdheid om te besluiten dat gecoördineerde besluitvorming wenselijk is niet toe.
Op grond van lid d stelt het college van burgemeester en wethouders vast of artikel 4 geen belemmering is voor het toepassen van de coördinatieregeling. Dit lid d moet beperkt uitgelegd worden: áls er een belemmering is, dan is gecoördineerde besluitvorming niet mogelijk.
In dit artikel staat in welke gevallen coördinatie niet mogelijk is.
De noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan maakt de procedure ingewikkelder. Het feit dat een exploitatieplan nodig is, betekent dat er met partijen geen overeenstemming is over de financiering, wat geen goede basis is voor een gecoördineerde voorbereiding. Er is tijd nodig om in zo’n geval te proberen om alsnog met partijen overeenkomsten te sluiten, wat niet past bij de voortvarendheid waarmee via de coördinatieregeling uitvoering kan worden voorbereid.
Bij mogelijke planschade moet de aanvrager zich bereid verklaren de kosten voor zijn rekening te willen nemen. Als de aanvrager dat niet wil, dan zou het financiële risico van het vaststellen van het bestemmingsplan bij de gemeente liggen. De gemeente is in beginsel niet bereid tot een dergelijk risico. Gecoördineerde besluitvorming is in zo’n geval dan ook niet wenselijk.
De wet geeft geen aanwijzingen over de manier waarop de coördinatieregeling uitgevoerd moet worden. In de Algemene wet bestuursrecht zijn wel bepalingen opgenomen over gecoördineerde besluitvorming. De verordening sluit hier grotendeels bij aan.
Deze artikelen spreken voor zich en behoeven daarom geen toelichting.