Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldebroek

Beleidsregel Voor- en Vroegschoolse Educatie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldebroek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Voor- en Vroegschoolse Educatie
CiteertitelBeleidsregel Voor- en Vroegschoolse Educatie
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp
Externe bijlageBeleidsregel Voor- en Vroegschoolse Educatie 2011-2014.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
  2. Wet kindopovang en kwaliteit peuterspeelzalen
  3. Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011-2014

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-07-2011nieuwe regeling

28-06-2011

Huis aan Huis, 05-07-2011

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Voor- en Vroegschoolse Educatie

 

 

Beleidsregel Voor- en Vroegschoolse Educatie 2011-2014

 

 

Gemeente Oldebroek

Afdeling Samenleving, Welzijn en Onderwijs

Februari 2011

 

Inhoudsopgave

 

1. Inleiding

1.1 Wat zijn VVE en OAB?

1.2 Historie

1.3 Wettelijk kader

1.4 Betrokken partijen

 

2. Beleid

2.1 Visie en doelstelling

2.2 Doelgroep

 

3. VVE en OAB in de praktijk

3.1 Taalstimulering

3.2 VVE programma

3.3 Uitvoering VVE

3.4 OAB

 

4. Financiële middelen

4.1 Rijksbekostiging

4.2 Begroting

4.3 Subsidie

 

5. Verantwoording en scholing

5.1 Scholing

5.2 Verantwoording

5.3 Evalueren en bijstellen

5.4 Procedure opstellen en vaststellen beleid

 

 

1. Inleiding

 

1.1 Wat zijn VVE en OAB?

Het onderwijsachterstandenbeleid(OAB) is er op gericht om achterstanden bij jonge kinderen en bij leerlingen in het basisonderwijs vroegtijdig op te sporen en te bestrijden. OAB richt zich op kinderen van alle leeftijden. Een onderdeel van OAB is de Voor en Vroegschoolse educatie(VVE). De VVE richt zich op kinderen van 0 tot 6 jaar. De gemeente is verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de VVE. Hiervoor ontvangt de gemeente een bekostiging van het rijk.

De basisscholen krijgen bekostiging voor OAB in de uitkering die zij van het rijk ontvangen. Zij zijn verantwoordelijk voor OAB op hun school. Het onderdeel OAB wordt kort behandeld bij de uitvoering. In deze beleidsregel wordt er voornamelijk ingegaan op de VVE, omdat de uitvoering hiervan de verantwoordelijkheid van de gemeente is.

 

Bij de start van het basisonderwijs kunnen achterstanden al erg groot zijn. De leerlingen kunnen dan al een taal en/of ontwikkelingsachterstand van één tot twee jaar hebben. Het opleidingsniveau van ouders is een belangrijke voorspeller van schoolsucces. De belangrijkste oorzaken van achterstanden zijn dan ook het niveau van geletterdheid van het gezin en de kwaliteit van de interactie tussen ouders en kinderen. Dit kan gevolgen hebben voor de schoolloopbaan en toekomstige maatschappelijke carrière van deze leerlingen. Uit onderzoek is gebleken dat educatie en begeleiding in de voorschoolse periode meer oplevert dan alle investeringen die daarna nog gedaan worden. Deze educatie en begeleiding noemen we VVE. Door VVE wordt voorkomen dat talent onbenut blijft. Het is van belang dat een ontwikkelingsachterstand of een risico op ontwikkelingsachterstand vroegtijdig gesignaleerd wordt, zodat zo snel mogelijk ondersteuning aangeboden kan worden.

Deze beleidsregel gaat over de wijze waarop de gemeente, scholen en voorschoolse voorzieningen, zoals kinderopvang en peuterspeelzalen, maatregelen treffen waarmee achterstanden tijdig kunnen worden geconstateerd, aangepakt en verholpen.

 

1.2 Historie

Vanaf 1998 heeft de gemeente in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid een actieve rol in het bestrijden van achterstanden bij peuters en kleuters. In de eerste jaren was de aandacht gericht op drie scholen. Na verloop van tijd kwamen er meer middelen beschikbaar en werden alle basisscholen en peuterspeelzalen in de gemeente betrokken bij de bestrijding van onderwijsachterstanden. Voor de periode 2002-2006 was het gemeentelijk onderwijsachterstanden (GOA) beleidsplan Aandacht en overdracht opgesteld. In deze periode stonden de volgende (landelijke) speerpunten centraal:

In deze periode is veel aandacht besteed aan taalstimulering, waarbij veel aandacht gericht was op de voor- en vroegschoolse periode. Er is een overdrachtsformulier ontwikkeld wat met de peuter meegaat van de peuterspeelzaal of kinderopvang naar de basisschool. Vanuit de leerplicht is extra aandacht besteed aan het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. Ook zijn er diverse trainingen en projecten geweest met betrekking tot sociale vaardigheden (o.a. Sociaal Totaal).

Vanaf 2005-2006 zijn er drastische bezuinigingen doorgevoerd, waardoor het eerder genoemde GOA plan moest worden bijgesteld.

Vanaf 2006 is de nadruk steeds meer op de VVE gaan liggen. Een klein gedeelte van de middelen mocht ingezet worden op de basisscholen, maar dit moest gedurende deze jaren worden afgebouwd.

Door nieuwe ontwikkelingen, onderzoeken en inzichten en de inzet van staatsecretaris Dijksma is er meer aandacht voor de VVE gekomen met de invoering van de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) als sluitstuk hiervan. Vanaf 2008 zijn er nieuwe eisen bijgekomen en zijn er ook weer meer middelen beschikbaar.

Vanaf 2011 zijn door de invoering van de wet OKE, de bekostiging en de eisen aan VVE veranderd. Deze worden verderop in de beleidsregel besproken.

 

1.3 Wettelijk kader

De wet OKE is een wijzigingwet van een aantal bestaande wetten. De belangrijkste wetten hierbij zijn de wet op het primair onderwijs, de wet op de kinderopvang en de wet op het onderwijstoezicht. Van uit deze wijzigingen komen een aantal nieuwe en aanvullende eisen voort. Deze zijn onder andere:

 

De gemeente moet:

 

De gemeente heeft voor het maken van afspraken zogenaamde ‘doorzettingsmacht’ gekregen. Wanneer niet alle partijen meewerken en dit wel nodig is voor een samenhangend lokaal onderwijsachterstandenbeleid dan kan het college van B&W een besluit nemen waarin afspraken zijn opgenomen die ook gaan gelden voor de partijen die zich niet kunnen vinden in de afspraken.

Hierbij moeten wel de belangen van alle betrokken worden afgewogen. Daarnaast moet het college in de afweging van belangen het draagvlak, bij de betrokken partijen, in beschouwing nemen dat er bestaat binnen de gemeente voor de uitvoering van de afspraken.

 

De peuterspeelzaal moet aan de volgende basiseisen voor peuterspeelzaalwerk voldoen:

 

Peuterspeelzalen en organisaties voor kinderopvang welke VVE aanbieden moeten naast de basiseisen aan de volgende voorwaarden voldoen:

 

1.4 Betrokken partijen

Binnen het VVE-beleid is het van belang dat de kinderen die VVE nodig hebben zo vroeg mogelijk bereikt worden. Om deze kinderen te bereiken wordt er door verschillende partijen samengewerkt. Het VVE-beleid kan om die reden ook niet los gezien worden van het bredere jeugdbeleid. Naast het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang zijn er belangrijke verbindingen met onder andere het centrum voor Jeugd en Gezin waar het consultatiebureau deel van uitmaakt(vroegsignalering) en de bibliotheek. Deze partijen zijn betrokken bij het opstellen van het VVE-beleid.

 

Beleidsgroep

Er is een beleidsgroep bestaande uit een afvaardiging van de peuterspeelzalen, kinderopvang en basisscholen samengesteld. Zij hebben actief meegewerkt aan het opstellen van het nieuwe beleid. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden met de bibliotheek en het consultatiebureau over het nieuwe beleid.

 

De betrokken partijen hebben ieder een eigen rol en verantwoordelijkheid. De belangrijkste daarin zijn de voorschoolse voorzieningen en de basisscholen. Daarnaast zijn de invoering van de wet OKE de taken en verantwoordelijkheden van de gemeente toegenomen. De verschillende partijen die betrokken zijn worden hieronder kort beschreven. Ook wordt de rol welke deze partij invult kort omschreven.

De gemeente

Peuterspeelzalen

Kinderopvang

Basisscholen

 

Consultatiebureau Icare(CJG)

Bibliotheek Noord-Veluwe

GGD Gelre-IJssel

 

 

2. Beleid

 

2.1 Visie en doelstelling

Bij het opstellen van het nieuwe beleid is door de beleidsgroep aangegeven dat zij VVE dermate belangrijk vinden, dat alle kinderen dit zouden moeten krijgen. De doelstelling is om alle kinderen die een peuterspeelzaal, kinderopvanginstelling of basisschool in de gemeente Oldebroek bezoeken in aanraking te brengen met VVE. Of alle kinderen bereikt worden moet in de praktijk blijken. Dit gaan we bewerkstelligen door op zoveel mogelijk locaties VVE aan te bieden. Dit gebeurt nu al op alle peuterspeelzaalgroepen en wordt ook ingevoerd op zoveel mogelijk kinderopvanglocaties.

 

Voor de uitvoering van VVE ontvangt de gemeente Oldebroek een bijdrage van het rijk. Deze bijdrage is gebaseerd op de gewichtenregeling. Bij de gewichtenregeling wordt alleen naar de opleiding van de ouders gekeken. Uit de berekening van het aantal gewichten komt naar voren dat er volgens het rijk 42 peuters met een achterstand in de gemeente Oldebroek zijn. Uit de praktijk blijkt de gewichtenregeling niet altijd correct is. Zo kunnen kinderen met hoogopgeleide ouders ook een achterstand hebben. Daarnaast kan men niet stellen dat alle kinderen van ouders met een lage opleiding altijd een achterstand hebben. Om die reden is er in de gemeente Oldebroek voor een andere doelgroepbepaling gekozen. Deze wordt in hoofdstuk 2.2 behandeld.

 

De peuters bij wie een achterstand geconstateerd wordt, krijgen een intensieve begeleiding. Zij krijgen een aanbod van minimaal 10 uur per week VVE aangeboden. Ook wordt van deze peuters de ouderbijdrage verlaagd wanneer zij op de peuterspeelzaal zitten. Op die manier wordt de drempel voor ouders verlaagd en kunnen alle kinderen die extra ondersteuning nodig hebben hiervan gebruikmaken.

Er zijn dus twee trajecten. Het eerste traject is de brede inzet van een goed voor en vroegschools aanbod voor alle kinderen. Daarnaast krijgen de doelgroepkinderen een intensief VVE traject van minimaal 10 uur per week VVE-aanbod. Door middel van de doorgaande leerlijn wordt ervoor gezorgd dat er een goede overdracht is tussen de voorschoolde voorziening en de basisschool.

 

2.2 Doelgroep

De doelgroep is bepaald in afstemming met de betrokken partners. Het bepalen van de doelgroep is een beleidsvrijheid van de gemeente. Wel moet minimaal het aantal peuters worden bereikt wat op basis van de gewichtenregeling is bepaald. Voor de gemeente Oldebroek zijn dit 42 peuters. De doelgroepkinderen krijgen een aanbod VVE van minimaal 10 uur per week aangeboden. De ouderbijdrage van doelgroepkinderen die VVE volgen op de peuterspeelzaal moet verlaagd worden om zo de drempel voor deze ouder weg te nemen en de toegankelijkheid te vergroten. Als doelgroepkinderen VVE ontvangen via de kinderopvang, dan is de ouderbijdrage al verlaagd via de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. De uitwerking hiervan wordt bij de uitvoering VVE besproken.

 

Er is voor de volgende procedure voor de doelgroepbepaling gekozen:

 

De keuze voor een brede doelgroepbepaling maakt het mogelijk om peuters met verschillende achterstanden te bereiken. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor het ontstaan van een achterstand. Bij achterstanden wordt gekeken naar de gebieden: taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

Op de peuterspeelzaal wordt gewerkt met subsidieplaatsen. De coördinatie hiervan ligt bij de coördinator van de peuterspeelzaal. Deze is verantwoordelijk voor de controle op het aantal gesubsidieerde kindplaatsen. De uitvoering hiervan wordt in hoofdstuk 3.3 besproken.

 

 

3. VVE en OAB in de praktijk

 

3.1 Taalstimulering

Een belangrijk onderdeel van VVE en OAB is taalstimulering. Wanneer er bij een peuter achterstanden worden geconstateerd, ligt dit vaak in de taal en spraakontwikkeling. In onze gemeente komt daarbij het dialect dat thuis wordt gesproken. Dit kan mede een oorzaak zijn van een achterstand in de taal en spraakontwikkeling. In de gemeente Oldebroek vind op meerdere manieren taalstimulering plaats. De taalstimulering begint op jonge leeftijd met Boekstart. Dit begint bij 3 á 4 maanden. Hierna bij 18 maanden begint Boekenbas. Dit programma loopt door tot het 6e levensjaar. Hieronder worden de verschillende programma’s besproken.

 

BoekStart

BoekStart is een programma dat het lezen met heel jonge kinderen wil bevorderen én ouders met jonge kinderen wil laten genieten van boeken. BoekStart gaat uit van de gedachte dat kinderen die al op jonge leeftijd in aanraking komen met boeken een voorsprong (op school) ontwikkelen waar ze hun hele leven voordeel van hebben. BoekStart richt zich op kinderen van 0 tot 1 jaar.

Het programma bestaat uit een aantal stappen:

 

BoekStart is het eerste programma waarmee ouders met jonge kinderen in contact komen. Het sluit aan op Boekenbas en is gericht op alle ouders en kinderen.

 

Boekenbas

Boekenbas is een project waarbij kinderen in aanraking komen met boeken en deze ook mee naar huis nemen. Ouderbetrokkenheid is een essentiële voorwaarde om effectief achterstanden bij kinderen te voorkomen of weg te werken. Voor de kinderen in de leeftijd van 1,5 tot 6 jaar is dit zeer belangrijk. Het voorlezen vormt een goede start voor het stimuleren van de geletterdheid bij kinderen en heeft een gunstige invloed op de mondelinge taalontwikkeling. Het bereidt kinderen bovendien voor om zich straks succesvol het lezen met begrip op school eigen te maken. Boekenbas versterkt de leereffecten bij de kinderen doordat er zowel thuis als op school of de peuterspeelzaal uit dezelfde prentenboekenserie wordt voorgelezen. In het schooljaar 2000-2001 is Boekenbas gestart. Het sluit aan op BoekStart en wordt in hoge mate op prijs gesteld door leerkrachten en ouders. Met Boekenbas krijgt het voorlezen een impuls. De Bibliotheek Noord-Veluwe coördineert dit project. Het project bestaat uit drie fasen: 1,5 tot 2,5 jaar, 2,5 tot 4 jaar en 4 tot 6 jaar. De fasen worden hieronder kort toegelicht.

 

 

Boekenbas wordt via het consultatiebureau, de peuterspeelzalen en de basisscholen aangeboden aan alle ouders en kinderen in de gemeente Oldebroek in de leeftijd van 1,5 tot 6 jaar.

 

3.2 VVE-programma´s

Binnen de gemeente Oldebroek wordt er op de voorschoolse voorzieningen gewerkt met het programma Peuterplein. Voorheen werd er in onze gemeente met het taalprogramma Bas gewerkt, maar omdat deze niet alle ontwikkelingsgebieden stimuleert is er vanaf deze beleidsperiode gekozen voor een nieuw “breed” programma. Peuterplein is een zeer compleet programma voor educatie aan peuters. Het bestaat uit verschillende leermiddelen zoals prentenboeken, een schootboek, themakaternen en een handpop.

Peuterplein stimuleert alle ontwikkelingsgebieden die voor peuters belangrijk zijn: taal, voorbereidend rekenen, bewegen, expressie, muziek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Een bijkomend voordeel is dat peuterplein eenvoudig in het gebruik is. Voor het uitvoeren van het programma is geen aparte scholing nodig en het is inzetbaar op zowel de peuterspeelzaal als de kinderopvang.

Daarnaast is de keuze voor Peuterplein gemaakt omdat dit programma aansluit op de bestaande kleuterpakketten zoals Kleuterplein, Schatkist en Piramide. Deze programma’s wordt door een deel van de basisscholen in onze gemeente gebruikt. Een goede overgang tussen de programma’s vergemakkelijkt de doorgaande leerlijn.

Naast Peuterplein blijven de instellingen werken met Boekenbas. Deze programma´s zijn een goede aanvulling op elkaar en zo wordt het eerder opgebouwde programma en de kennis en ervaring niet verspild.

 

3.3 Uitvoering VVE

Voor een goede uitvoering van het VVE-beleid wordt er op diverse de voorschoolse voorzieningen VVE aangeboden. Dit gebeurt door het werken met een VVE-programma. Een VVE-programma is een breed educatief programma wat zich zowel op taal en rekenen als de motorische en sociaal emotionele ontwikkeling richten. Een VVE-programma is gericht op het voorkomen en bestrijden van ontwikkelingsachterstanden. Het gaat hierbij om stimuleren en ondersteunen door middel van uitnodigende en uitdagende activiteiten die passen bij het ontdekkend spelen en leren van het jonge kind.

Het inzetten van een VVE-programma gebeurt op de peuterspeelzalen op twee manieren. Allereerst wordt in het reguliere peuterspeelzaal gebruik gemaakt van een VVE-programma. Dit wordt in de dagelijkse praktijk ingezet en aangeboden aan alle kinderen die de peuterspeelzaal bezoeken.

Daarnaast zitten er op de peuterspeelzaal doelgroepkinderen. Deze volgen het reguliere VVE-programma, maar krijgen minimaal 10 uur per week VVE aangeboden.

Op de kinderopvang wordt bij het opstellen van deze beleidsregel nog niet gewerkt met een VVE-programma. Wel werkt de SKO al langer met de Bas-boeken en Bas-materialen. Doelstelling is om VVE geleidelijk op de diverse locaties in de gemeente Oldebroek in te voeren. Hierbij wordt het programma breed aangeboden aan gemengde groepen van doelgroepkinderen en niet-doelgroepkinderen.

Op de peuterspeelzaal van de Eben Haëzer wordt er met een VVE-programma gewerkt, maar zij kunnen geen 10 uur per week aanbieden. De doelgroepkinderen die hiervan gebruikmaken krijgen dus niet de benodigde 10 uur per week aangeboden. Zij kunnen dus niet opgenomen in de verantwoording voor het rijk, maar krijgen wel een paar uur per week een VVE-programma aangeboden.

 

In totaal moeten er 42 doelgroepkinderen bereikt worden. Deze doelgroepkinderen zijn te verdelen in drie categorieën:

 

Kinderen jonger dan 5 jaar zijn niet leerplichtig. Ouders kunnen dan ook niet verplicht gesteld worden om hun kind 10 uur per week aan VVE te laten deelnemen. Wel heeft de huidige regering in haar regeerakkoord opgenomen dat kinderen met een grote taalachterstand met dwang en drang gaan deelnemen aan vroeg- en voorschoolse educatie. In de praktijk betekend dit dat alles geprobeerd moet worden om deze kinderen 10 uur per week te bereiken. Dit kan door middel van gesprekken of schriftelijke informatieverstrekking.

 

Overdracht

De peuterspeelzalen en kinderopvanginstellingen vullen voor iedere peuter in de leeftijd van 2 tot 4 jaar een overdrachtsformulier in. Op dit formulier wordt de ontwikkeling van het kind bijgehouden. Wanneer de peuter naar de basisschool gaat, wordt dit formulier aan de leerkracht overhandigd. Hiervoor moeten de ouders toestemming geven. Waar nodig vindt er een "warme" overdracht plaats. Bij een warme overdracht wordt het formulier door de leidster toegelicht en worden eventuele achterstanden van de peuter besproken. Dit komt voornamelijk voor bij peuter met een achterstand, maar er kan ook een andere reden zijn waarom een warme overdracht noodzakelijk is.

 

VVE-kindplaatsen

De gemeente moet in de voorschoolse situatie minimaal 42 doelgroepkinderen bereiken. Dit gebeurt door middel van vroegsignalering door het consultatiebureau en door signalering door de leidsters op de peuterspeelzalen en kinderopvang. Op alle locaties waar met Peuterplein wordt gewerkt kunnen doelgroepkinderen worden opgevangen. Deze kinderen moeten wel minimaal 10 uur per week een VVE-programma volgen. Om eventuele drempels weg te nemen en de toegankelijkheid te vergroten moet de ouderbijdrage van doelgroepkinderen die VVE volgen op de peuterspeelzaal worden verlaagd. De ouderbijdrage van deze kinderen moet verlaagd worden naar het minimale bedrag wat betaald moet worden bij vergelijkbare opvang in de kinderopvang. Dit komt voor 2011 neer op € 0,51 cent per uur. Dit bedrag kan per jaar wisselen of geïndexeerd worden. De vaststelling van dit bedrag wordt gedaan door het ministerie. Voor ouders met een laag inkomen kan de bijdrage van € 0,51 cent nog steeds een drempel zijn. Zij kunnen gebruik maken van de minimaregelingen van de gemeente Oldebroek. Via deze regelingen kunnen zij een deel van de ouderbijdrage terug krijgen. Dit loopt via sociale zaken.

De gemeente verstrekt een subsidie voor een kindplaats van € 3.122,- per kind per jaar. Er is hiervoor € 99.900,- beschikbaar, wat overeen komt met 32 kindplaatsen. Dit bedrag is gebaseerd op een berekening van de VNG. Zij gaan uit van 11,2 uur per week gemiddeld, gedurende 40 weken, bij een uurprijs van € 7,48 per uur. Van dit bedrag betalen de ouder € 0,51.

Op dit moment worden er alleen plaatsen op de peuterspeelzaal van de SPO vergoed. Hiervoor is gekozen omdat zij al lange tijd ervaring hebben met het aanbieden van VVE op de peuterspeelzaal. Daarnaast hebben zij met 5 peuterspeelzalen in de grootste kernen een goede spreiding en er is bekend dat er doelgroepkinderen op peuterspeelzaal van de SPO zitten. Bij tussentijdse evaluatie kan naar voren komen dat de verdeling van kindplaatsen niet voldoet en kan dit bijgesteld of aangepast worden. Deze kindplaatsen zijn bedoeld voor doelgroepkinderen die deelnemen aan VVE op de peuterspeelzaal en die geen gebruik kunnen maken van de toeslagregeling van de wet kinderopvang.

Er zijn voor deze kinderen maximaal 32 plaatsen beschikbaar. Wanneer er meer dan 32 doelgroepkinderen in deze categorie vallen, moeten deze op een wachtlijst worden geplaatst. Deze kinderen kunnen wel deelnemen aan de peuterspeelzaal, alleen is het niet mogelijk om de ouderbijdrage te verlagen en 10 uur per week VVE aan te bieden.

 

Ouders die beide werken met doelgroepkinderen die naar de peuterspeelzaal gaan, vallen onder de wet kinderopvang en ontvangen kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Zij komen niet in aanmerking voor een verlaging van de ouderbijdrage.

Ouders van doelgroepkinderen die naar de kinderopvang gaan, ontvangen kinderopvangtoeslag van de belastingdienst en komen niet in aanmerking voor een verlaging van de ouderbijdrage.

Ouders van kinderen die de peuterspeelzaal bezoeken, maar geen doelgroepkind zijn, betalen de reguliere ouderbijdrage.

 

3.4 OAB

Voor en Vroegschoolse Educatie(VVE) is nauw verweven met Onderwijsachterstandenbeleid(OAB). Gemeenten hebben in het verleden aangegeven dat ze voor leerlingen met een grote taalachterstand extra activiteiten willen aanbieden. In de wet OKE is gezocht naar mogelijkheden om dit mogelijk te maken. In de nieuwe wet krijgen gemeenten daarom de mogelijkheid om in samenwerking met de scholen, activiteiten te organiseren om de beheersing van de Nederlandse taal te bevorderen. Hierbij moet worden opgemerkt dat scholen zowel inhoudelijk als financieel verantwoordelijk zijn voor de vroegschoolse educatie. Gemeenten kunnen hierbij wel extra ondersteunen vanuit hun eigen lokale taalbeleid. Dit heeft in de gemeente Oldebroek zijn uitwerking gekregen in de vorm van Boekenbas. Daarnaast moet de doorgaande leerlijn worden gewaarborgd. Deze activiteiten zijn gericht op een betere doorstroming in het onderwijs. Hierover worden in de Lokale Educatieve Agenda afspraken gemaakt. Hierbij moet vermeld worden dat de verantwoordelijkheid voor het gehele onderwijs, inclusief het voorkomen en tegengaan van onderwijsachterstanden, bij de scholen blijft liggen. Zij ontvangen hiervoor geld via de lumpsum. Scholen met relatief veel achterstandsleerlingen krijgen ook nog extra geld in de lumpsum op basis van de gewichtenregeling, inclusief geld voor vroegschoolse educatie. De verder invulling en uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid is dan ook een taak van de scholen en daar wordt dan in deze beleidsregel ook niet verder op ingegaan.

 

 

4. Financiële middelen

 

4.1 Rijksbekostiging

Het rijk stelt vanaf 1998 middelen ter beschikking aan de gemeenten ter bestrijding van de onderwijsachterstanden. De hoogte van deze middelen wordt vastgesteld op basis van de gewichtenregeling. Naarmate het opleidingsniveau van ouders lager is wordt het gewicht hoger. De komende beleidsperiode ontvangt de gemeente Oldebroek voor de uitvoering van VVE een bedrag op basis van 42 peuters. In totaal is dit € 133.633,90 per jaar. Het bedrag wordt uitgekeerd in de vorm van een specifieke uitkering.

Van dit bedrag is er maximaal 15% beschikbaar voor de ambtelijke uitvoering van het VVE-beleid door de gemeente. Uit de praktijk blijkt dat niet de volledige 15% nodig zijn voor de uitvoering van het VVE-beleid, maar 7,5% wat neer komt op € 10.000,-.

De basisscholen krijgen daarnaast in de lumpsum uitkering een bedrag voor onderwijsachterstanden. Ook krijgt een deel van de basisscholen een extra bekostiging voor het tegengaan en verhelpen van onderwijsachterstanden op basis van het aantal gewichtenleerlingen.

 

4.2 Begroting

Voor VVE worden de financiële middelen ingezet op verschillende programma´s en onderdelen. In 2011 is er de eerste helft van het jaar een subsidie uitgekeerd aan de peuterspeelzalen en de bibliotheek op basis van de vorige beleidsnota. Daarnaast is er een bedrag uitgekeerd voor de VVE-kindplaatsen.

Dit bedrag wordt ingezet voor het verlagen van de ouderbijdrage. De bedragen van 2011 zijn apart genoemd, omdat 2011 een overgangsjaar is. Het bedrag voor de VVE-kindplaatsen voor de tweede helft is gebaseerd op het nieuwe beleid. Dit is 5/12e deel van de jaarlijkse subsidie.

De begroting is hoger geraamd dan het bedrag wat vanuit het rijk beschikbaar is. Over de gehele periode is er in totaal een tekort van € 13.299,40. Dit tekort wordt aangevuld uit de voorziening VVE. In deze voorziening is een bedrag van ongeveer € 20.000,- opgebouwd dat is overgebleven uit eerdere beleidsperioden. Dit wordt ingezet om het tekort op de begroting te dekken.

 

In het onderstaande schema is het totaal van de kosten inzichtelijk gemaakt.

 

 

De verschillende onderdelen van de begroting worden op de volgende pagina kort toegelicht. In hoofdstuk 3 zijn de verschillende programma´s toegelicht en besproken.

 

 

Toelichting begroting:

 

4.3 Subsidie

De bedragen voor de verschillende onderdelen van het VVE-beleid worden aan de betrokken instellingen betaald in de vorm van een subsidie. De instellingen moeten hiervoor een aanvraag indienen. De verantwoording hiervan wordt in hoofdstuk 5 besproken. De voorwaarden voor het aanvragen van subsidie zijn opgenomen in de algemene subsidieverordening en de beleidsregel subsidie.

 

 

5. Verantwoording en scholing

 

5.1 Scholing

Peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties die VVE aanbieden moeten jaarlijks een opleidingsplan indienen. Hierin moet staan hoe zij het personeel wat belast is met de uitvoering van VVE opleiden of bijscholen. De instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor goed opgeleid personeel. Vanuit de overheid is er trainingstraject opgestart. Dit heet Vversterk. Dit is een gesubsidieerd programma wat loopt tot 1 januari 2014. Zij bieden een basis VVE-cursus en ook verdiepingscursussen. De cursussen kunnen kosteloos gevolgd worden. Wanneer er behoefte is kan dit door de gemeente gezamenlijk georganiseerd worden. Daarnaast is er een bedrag jaarlijks gereserveerd voor onvoorziene kosten en scholing. Dit bedrag kan ingezet worden voor betaalde opleidingen die gezamenlijk kunnen worden gevolgd. Bij de jaarlijkse evaluatie wordt bekeken of hier behoefte aan is.

 

5.2 Verantwoording

Bij de jaarrekening van de gemeente moeten ook de gelden voor VVE worden verantwoord. Dit gebeurt in de vorm van een Sisa verantwoording. Sisa staat voor Single information, single audit. Op deze manier worden de gelden naar het rijk toe verantwoord. Hierin is onder andere opgenomen hoeveel kinderen er bereikt zijn, en waaraan de middelen zijn besteed.

De instellingen die VVE-plaatsen voor doelgroepkinderen aanbieden, moeten jaarlijks voor 1 februari aangeven hoeveel doelgroepkinderen zij het jaar daarvoor hebben bereikt. Dit is nodig voor een goede verantwoording naar het rijk. Bij de verlening van een subsidie voor VVE kunnen nog aanvullende voorwaarden worden opgenomen.

 

5.3 Evalueren en bijstellen

De beleidsregel OAB/VVE is opgesteld in samenspraak met een werkgroep. De leden uit de werkgroep zijn afkomstig uit het onderwijs, de kinderopvang en de peuterspeelzaal. Jaarlijks komt deze beleidsgroep samen, om te overleggen hoe de uitvoering van het OAB/VVE verloopt en of bijstellen nodig is. Aan de hand van de uitkomsten van de beleidsgroep wordt een evaluatie opgesteld. Deze wordt jaarlijks in het LEA behandeld. Hierbij moet ook worden bekeken of de definitie van de doelgroep nog voldoet, of de kinderen voldoende worden bereikt en of de toeleiding efficiënt verloopt. Waarnodig kan dit dus tussentijds worden bijgesteld. Daarnaast moet de doorgaande leerlijn worden geëvalueerd en moet worden bekeken hoe de vroegschoolse educatie op de basisscholen wordt uitgevoerd en of dit aansluit op de voorschoolse educatie.

 

5.4 Procedure opstellen en vaststellen beleid

Bij het opstellen van het beleid zijn de betrokken partijen gevraagd deel te nemen in een beleidsgroep. Zij hebben een aantal malen overleg gehad over het beleid, de doelen en doelgroep. Daarnaast is deze beleidsregel aan de Wmo-raad voorgelegd. Zij geven advies over alle beleidszaken die de samenleving aangaan. De beleidsregel heeft ook te inzage gelegen voor een ieder die belanghebbende is. Hiervan is een apart inzagenverslag gemaakt. Hierna is de beleidsregel aan de gemeenteraad voorgelegd te vaststelling.