Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De raad heeft op 5 juli 1999 besloten tot toetreding tot de gemeenschappelijke regeling. De datum van bekendmaking van dit besluit, alsmede de vindplaats daarvan, is onbekend. Gelet op artikel 142 Gemeentewet is de datum van inwerkingtreding geschat op 5 augustus 1999.
De raad heeft op 26 maart 2007 ingestemd met de 17e wijziging van deze gemeenschappelijke regeling. De datum van bekendmaking van dit besluit, alsmede de vindplaats is onbekend. Gelet op artikel 142 Gemeentewet is de datum van inwerkingtreding geschat op 26 april 2007.
Wet gemeenschappelijke regelingen
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2011 | 11-10-2014 | 19 e wijziging | 27-06-2011 IJssel- en Lekstreekvan 06-07-2011 | Raadsvoorstel 203892 |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:
h.Regeling: de gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond
i Het bij de samenwerking betrokken gebied: de rechtsgebieden van de aan deze
gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, alsmede het rechtsgebied van de provincie Zuid-Holland. voor zover dit betreft de samenwerkingsgebieden Rijnmond en Goeree-Overflakkee;
j.Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen
1.Er is een openbaar lichaam, genaamd Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst
Hoofdstuk 2 Inrichting, samenstelling en werkwijze van het bestuur
Het bestuur van het lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
De raden van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne wijzen uit hun midden, de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders elk 1 lid van het algemeen bestuur aan. Elk van deze leden heeft bij de besluitvorming in het algemeen bestuur 2 stemmen.
In die gevallen waarin alle leden van het dagelijks bestuur zich krachtens enige bepaling van de Provinciewet van medestemmen in het algemeen bestuur dienen te onthouden, is voor die aangelegenheden de stemverhouding tussen de stemgerechtigde leden van het algemeen bestuur, in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid, als volgt:
het algemeen bestuur plaatsvervangende leden aanwijzen, die de door hen benoemde leden bij afwezigheid vervangen. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
7.Indien ten gevolge van de toepassing van artikel 36 de financiële bijdragen van de
deelnemers substantieel ten opzichte van elkaar wijzigen, doet het algemeen bestuur voorstellen aan de deelnemers om met toepassing van artikel 41 de stemverhouding zoals in het tweede en derde lid van dit artikel te wijzigen.
Artikel 5 Aanwijzing en ontslag
Het bestuursorgaan dat een of meer vertegenwoordigers in het algemeen bestuur heeft aangewezen, kan deze vertegenwoordigers ontslaan, indien deze het vertrouwen van dit bestuursorgaan niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet (oud), dan wel artikel 50 van de Provinciewet (oud) is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de Wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt, met uitzondering van onderwijzend personeel.
Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, zij die in dienst van één der deelnemers dan wel het lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
3. Eén lid voor financiële aangelegenheden wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van gedeputeerde staten.
4. Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Lansingerland,
Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht,
Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Ridderkerk.
Eén lid wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen op bindende voordracht van de
colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernisse, Brielle,
Hellevoetsluis, Spijkenisse en Westvoorne.
Het algemeen bestuur kan voor de door hem benoemde leden van het dagelijks bestuur uit zijn midden plaatsvervangende leden aanwijzen, die de door hem benoemde leden bij afwezigheid vervangen.
De aanwijzing tot plaatsvervangend lid vindt plaats op bindende voordracht van het (de) college(s) dat (die) het betreffende lid heeft (hebben) voorgedragen.
Het plaatsvervangend lid dat de voorzitter vervangt, treedt pas in diens hoedanigheid van voorzitter indien de vice-voorzitter afwezig is.
Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De instelling van een commissie, de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere nadere regelingen met betrekking tot het functioneren van de commissies, geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 respectievelijk 25 juncto 52, eerste lid, onder e, f, g en h van de Wet.
Artikel 13 Tegemoetkoming kosten
Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden van het lichaam
Het lichaam heeft, in het kader van de in artikel 2, derde lid, vermelde zorg, tot taak het beheren en in stand houden van een gemeenschappelijke milieudienst: de DCMR Milieudienst Rijnmond.
§ 2. Bevoegdheden algemeen bestuur
Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur
wijziging van of opheffing van de regeling;
d.het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en in erfpacht aannemen of uitgeven van
e.het doen van uitgaven voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze
uitgaven zijn geraamd, is goedgekeurd;
Artikel 16 Overdracht van bevoegdheden
Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Artikel 152, tweede lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
§ 2. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Artikel 17 Bevoegdheden dagelijks bestuur
1. Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot:
Artikel 22 18 Openbaarheid van informatie
Het dagelijksbestuur van het lichaam stelt nadere regelen omtrent de openbaarheid van informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, met als uitgangspunten:
Artikel 19 Verantwoording aan algemeen bestuur
Artikel 20 Verantwoording aan deelnemers
Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden respectievelijk aan provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van die bestuursorganen worden verlangd, tenzijdit in strijd is met het openbaar belang.
Het reglement van orde van het betreffende bestuur regelt de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven.
Artikel 21 Bevoegdheden voorzitter
Artikel 22 Verantwoording aan algemeen bestuur
Hoofdstuk 4 Taken en bevoegdheden van de dienst
Naast de taak genoemd in het vorige lid heeft de dienst, in ieder geval alsmede met inachtneming van het ter zake door de deelnemer geformuleerde beleid de volgende taken:
Voor de gemeente Rotterdam tevens:
uitvoeren van taken samenhangend met de Verordening bodembescherming Rotterdam, het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit, het Activiteitenbesluit (ondergrondse tanks), het Besluit verplicht bodemonderzoek op bedrijfsterreinen c.q. het handhavingsbeleid hiervan, de Bedrijvenregeling bodemsanering en de bodemparagraaf in de Bouwverordening;
-leveren van chemische adviezen;
advisering en uitvoering van wettelijke procedures in het kader van milieueffectrapportages voor plannen en besluiten.
Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, werkzaamheden als bedoeld in dit artikel gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die overeenkomstig dit artikel aan de dienst zijn opgedragen.
Hoofdstuk 5 Ambtelijke organisatie Personeel
Artikel 25 Aanstelling, schorsing en ontslag directeur
Artikel 26 Taken en bevoegdheden directeur
Artikel 27 Aanstellen overig personeel
Het dagelijks bestuur is, binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie, belast met het aanstellen als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van het personeel van het lichaam, de directeur van de dienst uitgezonderd.
Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur van de dienst, tenzij het ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard die rechtstreeks onder de directeur ressorteren.
Artikel 28 Rechtspositie personeel
Waar in de in het eerste lid bedoelde regelingen gesproken wordt van "provinciale staten", "gedeputeerde staten" dan wel "hoofd van dienst" wordt voor de toepassing in het kader van deze gemeenschappelijke regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de directeur.
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 30 Voorbereiding begroting
De raad van een deelnemende gemeente en provinciale staten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Artikel 31 Vaststelling begroting
1.Het algemeen bestuur stelt de begroting vast voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt.
2.Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
3.Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting en begrotingswijziging aan de raden der deelnemende gemeenten en aan provinciale staten, die de minister van Binnenlandse Zaken ter zake van hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
Indien de begroting ongewijzigd wordt vastgesteld, kan worden volstaan met mededeling hiervan.
Artikel 32 Vaststelling jaarrekening
Artikel 33 Financiële administratie
Het algemeen bestuur stelt regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van het lichaam.
§ 4. Financiële verplichtingen
Artikel 36Deelnameverplichting
Met het oog op de voor hen uit te voeren taken als bedoeld in artikel 23, tweede en derde lid verbinden de deelnemers zich tot de financiële verplichtingen die na goedkeuring zijn opgenomen in de begroting 2004, inclusief de eerste wijziging daarop, als vertaling van de personele en materiële inzet ten behoeve van de uitvoering van die taken. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met het door het algemeen bestuur vastgestelde indexpercentage.
Onverminderd het bepaalde in het volgende lid is een deelnemer gerechtigd, zonder wijziging van de regeling, wijzigingen in het niveau van uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taken te bewerkstelligen, voor zover de wijzigingen in financiële verplichtingen die daarvan het gevolg zullen zijn, gezamenlijk niet meer dan 25% van die verplichtingen bedragen.
Wijzigingen als bedoeld in het vorige lid kunnen, indien zij een vermindering van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen tot gevolg hebben, jaarlijks niet meer dan 5% van die verplichtingen bedragen.
Indien het totaal van de verminderingen van de in het eerste lid bedoelde financiële verplichtingen, als gevolg van wijzigingen als bedoeld in het vorige lid, op enig moment meer dan 10% van die verplichtingen bedraagt, zal de betreffende deelnemer ter zake van de verschuiving in de verdeling van overheadkosten aan het lichaam een afkoopsom verschuldigd zijn welke door het algemeen bestuur wordt vastgesteld.
Indien daartoe naar het oordeel van het algemeen bestuur de noodzaak bestaat, is het gestelde in artikel 40, voor zover betrekking hebbende op de toewijzing van personeel, van overeenkomstige toepassing.
De in het vorige lid derde en vierde lid bedoelde beperking is niet van toepassing op wijzigingen in de uitvoering van taken welke bekostigd wordt door middel van projectsubsidies ten behoeve van de uitvoering van bodemsaneringsprogramma's of de zonering industrielawaai, indien en voor zover een wijziging optreedt in de verstrekking van die subsidies.
Indien aan het algemeen bestuur van het lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet, respectievelijk een verzoek aan de Minister tot toepassing van artikelen 198 en 199 Provinciewet.
§ 5. Overige financiële bepalingen
Het algemeen bestuur kan een regeling vaststellen met betrekking tot de heffing van leges voor het op aanvraag leveren van diensten.
Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
De toetreding gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.
De regeling wordt gewijzigd indien meer dan de helft van het aantal deelnemers, vertegenwoordigende ten minste 70/112 van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, daartoe besluit.
Hoofdstuk 9 Geschillen, klachten en aansprakelijkheid
Indien de aard van het geschil daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een bestuursorgaan van de provincie partij is in het geschil, laat de commissaris zich bij de voorbereiding van het in het derde lid bedoelde advies bijstaan door twee door hem aan te wijzen burgemeesters van deelnemende, niet als partij bij het geschil betrokken gemeenten.
Nota van Toelichting wijziging gemeenschappelijke regeling
De DCMR Milieudienst Rijnmond bestaat al sinds 1987 in zijn huidige vorm. De gemeenschappelijke regeling heeft sinds zijn oprichting diverse wijzigingen ondergaan. Deze wijzigingen werden veroorzaakt door toetreding van nieuwe participanten, maar ook door noodzakelijke aanpassingen van de regeling op wetswijzigingen en uitbreiding van het takenpakket (van met name de gemeente Rotterdam). De gemeenschappelijke regeling heeft inmiddels 18 wijzigingen ondergaan. De onderhavige wijziging (19e) is dermate omvangrijk, reden waarom deze in de vorm is gegoten van een integraal vast te stellen gewijzigde gemeenschappelijke regeling.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Alleen al de inwerkingtreding van deze wet vraagt om de 19e wijziging van de regeling. Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010 dienen de taken die in de gemeenschappelijke regeling zijn neergelegd, geherformuleerd te worden. Daarnaast komen er extra taken van de provincie naar de DCMR toe en wordt het grondgebied uitgebreid met Goeree-Overflakkee voor wat betreft een aantal provinciale taken. Deze taken dienen in de gemeenschappelijke regeling te worden opgenomen. Uit de omschrijving van de taken blijkt ook dat de regeling niet langer beperkt is tot de taken van zuiver een milieudienst. Inmiddels spelen ook de leefomgeving en de duurzaamheid een belangrijke rol.
Bij de totstandkoming van de gemeenschappelijke regeling is onderzocht of het mogelijk is om rechtstreeks aan de directeur van de dienst bepaalde bevoegdheden van de participanten te verlenen (waaronder vergunningverlening). Dit bleek met name met betrekking tot vergunningverlening niet het geval te zijn: mandateren aan niet-ondergeschikten was toentertijd slechts mogelijk indien een wettelijke regeling daarin uitdrukkelijk voorzag, hetgeen niet het geval was.
In de huidige Algemene wet bestuursrecht is in artikel 10:3 bepaald dat een bestuursorgaan mandaat aan niet-ondergeschikten kan verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. Het mandateren van het verlenen van vergunningen is niet bij wettelijk voorschrift uitgesloten. Ook de aard van de bevoegdheid verzet zich niet tegen mandaatverlening. Het is daarom inmiddels ook wettelijk mogelijk om mandaat te verkrijgen voor onder andere het verlenen van vergunningen. De deelnemers kunnen derhalve de directeur mandateren voor diverse bevoegdheden.
De mandaatverlening is overigens niet gebaseerd op de gemeenschappelijke regeling, deze moet geschieden bij afzonderlijke mandaatbesluiten van de deelnemers. Het gaat hierbij om mandaat aan een niet-ondergeschikte. In de praktijk wordt hier al op ruime schaal gebruik van gemaakt.
In de gemeenschappelijke regeling zijn, naast de bepalingen uit de regeling zelf vele bepalingen uit de Wet gemeenschappelijke regelingen rechtstreeks van toepassing. Op een aantal plaatsen is er voor gekozen een bepaling uit de Wgr of de Provinciewet in de regeling over te nemen; dit is met name gebeurd bij bepalingen die zo belangrijk werden geacht dat die veelvuldig zouden moeten worden toegepast. Het opnemen van een aantal wetsartikelen heeft ertoe bijgedragen dat de regeling tamelijk omvangrijk is geworden. De regeling wordt er niet duidelijker op wanneer het ene artikel uit de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) of de Provinciewet wel en het andere niet wordt overgenomen. Om deze reden is ervoor gekozen bij deze wijziging van de regeling de tekst die rechtstreeks uit de Wgr of de Provinciewet komt niet langer te vermelden maar hier naar te verwijzen.
In het hoofdstuk waarin de financiële bepalingen zijn opgenomen zijn wel een aantal bepalingen uit de Wet gemeenschappelijke regelingen overgenomen. Gezien de belangrijke rol die de financiën spelen en de beperkte hoeveelheid van deze bepalingen (het gaat dan met name om de bepalingen in de nieuwe artikelen 30, 31 en 32) is ervoor gekozen deze expliciet in de regeling te laten staan. Verder is de financiële paragraaf aangepast aan de huidige wet en regelgeving. Er werd onder andere nog gesproken over de Comptabiliteitswet terwijl al enige tijd het Besluit Begroting en verantwoording van toepassing is. Het gevolg hiervan is dat ook de bijbehorende bijlage 3 is geschrapt.
Daarnaast zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd als gevolg van wijzigingen van wet en regelgeving. Ook is de kostenverdeelmethodiek van het oude artikel 37 losgelaten. Dit betekent dat dit artikel geschrapt is evenals de bijbehorende bijlage 2.
De wet dualisering provinciebestuur is op 12 maart 2003 in werking getreden (en de wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002). Deze wetten regelen de dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (respectievelijk het gemeentebestuur) . De Wgr verklaart veel bepalingen uit de Provinciewet van overeenkomstige toepassing. Zonder nadere wettelijke voorzieningen zouden de gewijzigde bepalingen van de Provinciewet via de verwijzingen in de Wgr doorwerken op de verhouding binnen de gemeenschappelijke regelingen. Dit was ongewenst. In afwachting van nadere studie is een overgangsregeling vastgesteld, waarin de verwijzingen naar de vorige Provinciewet en de Gemeentewet bevroren werden. Deze overgangsregeling staat opgenomen in de Wet dualisering provinciebestuur. Deze overgangsregeling luidt als volgt:
“Voor zover bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard, blijven de bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.”
Dit betekent dat bij een verwijzing naar de Provinciewet of de Gemeente wet wordt verwezen naar het artikel de dag voor dualisering van de betreffende wet. Bij lezing van de regeling dient men hierop bedacht te zijn.
Bij de wijziging van de Provinciewet in verband met nieuwe voorschriften voor begroting en verantwoording (Besluit Begroting en Verantwoording) heeft dit artikel een toevoeging gekregen in de vorm van een tweede lid dat luidt:
“Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet en de krachtens deze artikelen vastgestelde regels.”
Consequentie van de toevoeging van deze bepaling is dat de nieuwe voorschriften van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten ook op de gemeenschappelijke regeling van toepassing is. Voor de in dit tweede lid genoemde bepalingen gelden dus de bepalingen uit de nieuwe Provinciewet die op dit moment geldig is. Het is van belang dit in de gaten te houden bij verwijzingen naar de Provinciewet en de Gemeentewet.
De indeling van de gemeenschappelijke regeling is ook kritisch bekeken. Het gevolg hiervan is dat een aantal artikelen zijn verplaatst zodat artikelen die bepaalde onderwerpen betreffen nu bij elkaar staan. Op deze manier is beoogd de regeling beter leesbaar te maken.
Tevens is ten behoeve van de toegankelijkheid bij elk artikel in de gemeenschappelijke regeling het onderwerp dat in het betreffende artikel wordt behandeld toegevoegd.
In het hoofdstuk overgangs- en slotbepalingen zijn een groot aantal bepalingen geschrapt. De meeste bepalingen hadden betrekking op de overgang van de DCMR van het openbaar lichaam Rijnmond naar de gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond.
Aan dit artikel zijn een aantal definities toegevoegd en ze zijn op alfabetische volgorde gezet.
De DCMR beperkt zich niet meer tot alleen de zorg voor het milieu. De leefomgeving en de duurzaamheid vallen ook onder deze zorg.
Wijziging overeenkomstig de Wet. Deze tekst geeft aan dat een lid van het algemeen bestuur altijd een bestuurder dient te zijn. Dit bleek niet duidelijk uit de oude tekst.
De in het zesde lid genoemde artikel 50 van de Gemeentewet betreft het artikel zoals deze luidde tot 6 februari 2002 en artikel 50 van de Provinciewet zoals deze luidde tot 12 maart 2003.Volgens artikel XV van de Wet dualisering provinciebestuur blijven bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur van toepassing, voor zover bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard. Zie ook de algemene toelichting.
Het zevende lid is verplaatst van de overgangsbepalingen naar dit artikel omdat deze bepaling handelt over aanwijzing van een lid van het algemeen bestuur, het onderwerp dat in dit artikel wordt behandeld. Zo staan alle bepalingen betreffende dit onderwerp bij elkaar.
In artikel 20 van de Wet zijn nog een aantal zaken opgenomen die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Deze verwijzing naar het wetsartikel maakt de bepaling derhalve compleet.
In dit artikel zijn alle bepalingen over het houden van de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur bij elkaar gezet. De in dit artikel genoemde verwijzing naar de artikelen in de Provinciewet betreffen verwijzingen van de Provinciewet zoals deze gold direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur. Zie hierover ook de toelichting op artikel 3.
Het derde tot en met vijfde lid is geschrapt omdat daar naar verwezen wordt in het eerste lid. Het vermelden in de gemeenschappelijke regeling zou dan een herhaling worden. Om dezelfde reden is het oude artikel 8 van de gemeenschappelijke regeling geschrapt.
Dit betreft een tekstuele wijziging.
Er is nu een apart artikel over het ontslag opgenomen, ten behoeve van de leesbaarheid.
In dit artikel wordt verwezen naar bepalingen over het houden en de orde van vergaderingen van het dagelijks bestuur. Hieronder vallen ook de bepalingen neergelegd in het oude artikel 12. Deze bepalingen zijn nu dan ook onder dit artikel gebracht.
Artikel 13 was een letterlijke overname de wettekst uit de Provinciewet. Door de toevoeging in het eerste lid van het nieuwe artikel 10 in de regeling wordt nu daar deze tekst verwezen. Het oude artikel 13 kan daarom worden geschrapt.
Dit betreft een tekstuele wijziging.
Een deel van de tekst is verwijderd omdat deze bepaling voor alle commissies geldt.
Hier wordt de mogelijkheid gegeven tot delegatie. Omdat het Algemeen Bestuur een lage vergaderfrequentie heeft kan het wenselijk zijn bepaalde bevoegdheden aan het Dagelijks Bestuur te delegeren. Op grond van artikel 10:15 Awb moet de overdracht van bevoegdheden berusten op een wettelijke grondslag. Deze wettelijke grondslag biedt artikel 46 Wgr in samenhang met de artikel XV Wet dualisering provinciebestuur en 152 Pw-oud.
In een delegatieverordening kunnen de voorwaarden die het algemeen bestuur wil laten gelden bij het gebruik van delegatie worden neergelegd.
In het tweede lid wordt aangegeven dat bepaalde bevoegdheden in mandaat kunnen worden verleend aan de directeur. Door de toevoeging van het tweede lid aan dit artikel wordt uitdrukkelijk bepaald dat deze mogelijkheid bestaat.
Dit artikel is aangepast aan de formulering van de huidige tekst van de Wet. Het vijfde lid van dit artikel is verplaatst naar artikel 22 over de verantwoording van de voorzitter, omdat er nu een apart artikel is over de bevoegdheden van de voorzitter.
Het tweede lid van dit artikel is aangepast aan de formulering van de huidige tekst van de Wet.
Om het plaatje van de bevoegdheden van de voorzitter helemaal compleet te maken is lid 1. toegevoegd.
De verantwoording die de voorzitter dient af te leggen is nu in een apart artikel geregeld. Dit komt de helderheid ten goede. Het gegeven dat de voorzitter ook verantwoording dient af te leggen is gebaseerd op 179 Provinciewet.
In dit artikel zijn de taken opgenomen die de dienst in ieder geval gaat uitvoeren voor de deelnemers. In het eerste lid wordt bepaald dat de werkzaamheden verricht worden op het gebied van de zorg voor de leefomgeving, het milieu en duurzaamheid. Hieronder valt ook de veiligheid in relatie tot het milieu. Uit de woorden ”in ieder geval” is op te maken dat het niet gaat om een limitatieve opsomming. Ook andere taken kunnen aan de dienst worden opgedragen. De opsomming is zo op gebouwd dat deze begint met de taken die de DCMR voor alle deelnemers uitoefent. De taken uit de “package deal” tussen IPO, VNG, de UvW en de ministers van Justitie maken in ieder geval onderdeel uit van deze algemene taakomschrijving. Vervolgens worden de taken opgesomd voor een bepaalde groep van deelnemers of de deelnemers apart, indien van toepassing. In de werkplannen worden de taken / werkzaamheden verder uitgewerkt. In het artikel is toegevoegd dat de dienst op verzoek van deelnemers en derden ook buiten het samenwerkingsgebied werkzaamheden kan vervullen. In de praktijk wordt – met instemming van het bestuur – al ruimschoots van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Tot op heden ontbrak er een duidelijke bepaling over de bevoegdheden die de dienst heeft. Om hier meer duidelijkheid in te geven is dit artikel toegevoegd.
Op grond van artikel 43 Wgr kunnen bevoegdheden ten aanzien van de uitvoering van de milieutaken door de dienst worden overgedragen (delegatie) aan het bestuur van de dienst. Dat is echter niet de bedoeling. Dit sluit aan bij de package deal die de Minister van VROM, het IPO en de VNG hebben afgesloten. De formele bevoegdheden moeten bij de provincie- respectievelijk gemeentebesturen blijven liggen en de provinciale en gemeentelijke bestuursorganen blijven verantwoordelijk. Om die reden bepaalt lid 1 expliciet dat geen bevoegdheden van de deelnemers aan het bestuur worden gedelegeerd.
Het mandateren van bevoegdheden aan de directeur is wel toegestaan. Zie hiervoor de algemene toelichting. Dit wordt in het tweede lid vastgelegd.
De rol van de directeur binnen de dienst is nu in een artikel bij elkaar gezet. Omdat de directeur deel uitmaakt van de ambtelijke organisatie en geen bestuursorgaan is dit artikel opgenomen in het hoofdstuk betreffende de ambtelijke organisatie.
In dit artikel zijn de bepalingen met betrekking tot de ontwerp-begroting bij elkaar gezet. In het eerste lid is opgenomen dat de begroting wordt ingericht overeenkomstig het Besluit Begroting en Verantwoording. De Provinciale Comptabiliteitsvoorschriften zijn dus niet langer van toepassing. Ook is de tekst van de artikelen aangepast aan de huidige tekst van de Wet.
In dit artikel zijn de bepalingen bij elkaar gezet die de vaststelling van de begroting betreffen. Ook dit artikel is tekstueel aangepast aan de huidige tekst van de Wet.
In dit artikel zijn de bepalingen betreffende de jaarrekening bij elkaar gebracht.
Het vijfde lid van dit artikel was eerder een bepaling opgenomen onder de overgang - en slotbepalingen. De bepaling is nu als vijfde lid is aan dit artikel toegevoegd gezien onderwerp ervan. Zo staan alle bepalingen over de betaling in hetzelfde artikel.
De indexering van de financiële bijdrage van de deelnemers is gewijzigd. Hiervoor wordt niet langer het prijsindexcijfer van de overheidsconsumptie gehanteerd, maar wordt jaarlijks door het algemeen bestuur een indexpercentage – gebaseerd op door de deelnemers aangegeven kaders - vastgesteld.
Omdat deze bepaling (ook) financiën betreft is dit artikel in het financiële hoofdstuk opgenomen. Het stond in een paragraaf onder het kopje ” overige bepalingen” in het hoofdstuk over inrichting samenstelling en werkwijze van het bestuur. Daar is het minder makkelijk terug te vinden.
Het vijfde lid van dit artikel was een apart artikel. Omdat deze bepalingen ook de opheffing betreffen is die nu als lid vijf ondergebracht bij artikel 42.
Deze bepaling is gecorrigeerd door naar de juiste regelgeving te verwijzen.
De toevoeging in lid 5 betreft overbrenging van bescheiden jonger dan twintig jaar indien daar aanleiding toe bestaat en ruimte voor is.
Het zevende lid is geschrapt omdat dit niet meer van toepassing is.
Deze bepaling is aangepast aan de Wet.In artikel 28 van de Wet is een geschillenregeling voor gemeenschappelijke regelingen tussen gemeenten opgenomen. Naar analogie van deze regeling is de Minister bevoegd in geschillen binnen een gemeenschappelijke regeling waaraan een provincie deelneemt.
Ter completering van de bepalingen over de klachtenregeling is lid 1 toegevoegd.
In dit artikel zijn nu alle slotbepalingen in een artikel bij elkaar gezet.