Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening cliëntenparticipatie gemeentelijke integraal gehandicaptenbeleid |
Citeertitel | Verordening cliëntenparticipatie gemeentelijk integraal gehandicaptenbeleid |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
Geen.
Wet voorzieningen gehandicapten, art. 1a
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2002 | 01-01-2002 | nieuwe regeling | 28-02-2002 Veenendaalse Krant, 2002-07-24 | 2002, 2002/01202 |
In dit besluit wordt verstaan onder:
De cliëntenparticipatie gehandicaptenbeleid heeft de volgende doelstellingen:
het bewerkstelligen dat belanghebbenden bij de Wet voorzieningen gehandicapten en het integrale gemeentelijk gehandicaptenbeleid door zelforganisatie vanuit onafhankelijke positie optimaal betrokken zijn bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het (mede) voor hen gevoerde gemeentelijk beleid;
Burgemeester en wethouders stellen aan het platform zodanige middelen ter beschikking dat het platform redelijkerwijze in staat kan worden geacht om in het kader van de uitvoering van deze verordening de belangen te behartigen van de in de gemeente woonachtige burgers met een functiebeperking of chronische aandoening.
Gedaan ter openbare vergadering van 28 februari 2002,
de secretaris - J.T. Langelaar
drs. J.J. Spros - de voorzitter
Met ingang van 1 april 2000 zijn gemeentebesturen verplicht om bij verordening regels vast te stellen inzake cliëntenparticipatie met betrekking tot het integrale gemeentelijke gehandicaptenbeleid. Een bepaling van deze strekking is opgenomen in artikel 1a van de Wet voorzieningen gehandicapten. Deze verordening is een uitwerking van genoemde wettelijke verplichting.
De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot die artikelen die ook daadwerkelijk toelichting behoeven. Artikelen of onderdelen van artikelen die geen vragen oproepen worden hierna derhalve niet nader toegelicht.
Dit artikel omschrijft de voor de verordening van belang zijnde begrippen. Uit de definitie van het begrip platform volgt dat burgemeester en wethouders een bestaande organisatie als zodanig aanwijzen. Het moet daarbij gaan om een zelforganisatie, dus een externe partij bestaande uit de betrokkenen zelf en niet een door de gemeente ingesteld orgaan, die in de gemeente actief is en die zich ten doel stelt om de belangen te behartigen van de in de gemeente woonachtige burgers met een functiebeperking of chronische aandoening. Is een dergelijke organisatie niet binnen de gemeente actief dan rust op burgemeester en wethouders de inspanningsverplichting om de totstandkoming daarvan te bevorderen. Dit laatste volgt uit artikel 4b lid 3. Zijn er meerdere organisaties dan maken burgemeester en wethouders in overleg met de betrokken partijen een keuze in overeenstemming met de doelstellingen van de verordening zoals geformuleerd in artikel 2.
Dit artikel omschrijft de twee doelstellingen van de verordening. De verordening beoogt in beginsel geen ruimere werking te hebben dan de wetgever voor ogen stond bij het opnemen van de verplichting in artikel 1a van de Wet voorzieningen gehandicapten tot het regelen van cliëntenparticipatie inzake het integrale gemeentelijke gehandicaptenbeleid.
Dit artikel geeft de beleidsterreinen aan waarbij het platform wordt betrokken. Een en ander volgt uit de wettelijke verplichting tot het regelen van cliëntenparticipatie in artikel 1a van de Wet voorzieningen gehandicapten. De aspecten van het beleid (op de genoemde terreinen) waarbij het platform wordt betrokken zijn:
Onder uitvoering van het beleid wordt voor zover het de Wet voorzieningen gehandicapten betreft verstaan:
Dit artikel geeft aan op welke wijze de cliëntenparticipatie in de praktijk wordt vormgegeven, met uitzondering van het ter beschikking stellen van middelen. Dit laatste is geregeld in artikel 5.
Het vierde lid van artikel 4a betreft de wettelijke verplichting tot het tijdig informeren(op grond van de Wvg artikel 1b). De omschrijving houdt in ieder geval in dat:
Het zesde lid van artikel 4a draagt burgemeester en wethouders op om het platform te voorzien van de voor de uitoefening van hun taak benodigde informatie. Burgemeester en wethouders bepalen zelf de wijze waarop dit gebeurt. Indien het platform burgemeester en wethouders verzoekt om de informatie elektronisch (op diskette of via e-mail) aan te leveren dan zullen zij indien redelijkerwijs mogelijk aan dit verzoek voldoen. Dit geldt tevens voor verzoeken om de informatie in braille of grootletterschrift aan te leveren.
Het vierde lid van artikel 4b spreekt over een "redelijke termijn" waarbinnen burgemeester en wethouders schriftelijk reageren naar aanleiding van overleg met en adviezen van het platform. Hiermee wordt een termijn bedoeld van maximaal acht weken.
Burgemeester en wethouders stellen het platform middelen ter beschikking voor een adequate uitoefening van hun taken in het kader van deze verordening. Daartoe dient het platform jaarlijks een begroting in te dienen. In deze begroting kunnen in ieder geval de volgende kostensoorten worden opgevoerd:
Kosten worden alleen vergoed voor zover deze zijn opgenomen in de begroting en ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Dit laatste zal het platform aannemelijk moeten maken door middel van het voeren van een inzichtelijke boekhouding.