Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2010 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2010 vervangt de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden, commissieleden en fracties 2005.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-05-2010 | 11-03-2010 | 01-09-2016 | nieuwe regeling | 20-05-2010 Veenendaalse Krant, 2010-05-26 | 2010, 2010.00048 |
De raad van de gemeente Veenendaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2005, nummer 2010.00048;
het noodzakelijk is de Verordening geldelijke voorzieningen te actualiseren;
artikel 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders;
vast te stellen de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2010.
Hoofdstuk II Vergoedingen raadsleden
Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden
Aan het raadslid wordt een vergoeding voor werkzaamheden toegekend als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden dat gelijk is aan het door de Minister vastgestelde maximum voor de klasse waartoe de gemeente behoort.
Ten aanzien van het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting als dienstbetrekking wordt aangemerkt, geldt in afwijking van het eerste lid voor de vergoeding het bedrag genoemd in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden voor de klasse waartoe de gemeente behoort.
Artikel 5. Vergoeding verblijfkosten
De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.
Artikel 6. Cursus, congres, seminar of symposium
Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. De voorzitter van de raad en de griffier beslissen op de aanvraag.
Aan het raadslid wordt op aanvraag de aanlegkosten voor de internetverbinding vergoed. Voor de abonnementskosten van het internet ontvangt het raadslid een onbelaste vergoeding van € 15,00 per maand.
Artikel 9. Vergoeding fractievoorzitterschap
De fractievoorzitters ontvangen voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van de vergoeding op jaarbasis als bedoeld in artikel 2, en een toelage gelijk aan 0,4% van de vergoeding op jaarbasis voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. Deze toelagen samen bedragen maximaal 6,4% van de vergoeding op jaarbasis.
Artikel 10. Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte
De artikelen 2 t/m 4 en 7 blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt, de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.
Hoofdstuk III Vergoedingen wethouders
Artikel 11. Onkostenvergoeding
De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag dat geldt bij het aantal inwoners van de gemeente zoals vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.
Artikel 12. Reiskosten woon-werkverkeer
Indien de afstand tussen de woning van de wethouder en de plaats van tewerkstelling 10 kilometer of meer bedraagt wordt een vergoeding verleend welke gelijk is aan de vergoeding als bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.
Artikel 13. Zakelijke reis- en verblijfkosten
Voor gemaakte reiskosten buiten het grondgebied van de gemeente, niet zijnde de in artikel 12 bedoelde reizen, wordt een vergoeding verleend. De vergoeding betreft:
Artikel 14. Vergoeding reis-, pension- en verhuiskosten
De wethouder die bij de benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:
Artikel 15. Cursus, congres, seminar of symposium
De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder. De voorzitter van het college beslist op de aanvraag.
Artikel 16. Internetverbinding
Aan de wethouder wordt op aanvraag de aanlegkosten voor de internetverbinding vergoed. Voor de abonnementskosten van het internet ontvangt de wethouder een onbelaste vergoeding van
De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.
Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.
Hoofdstuk III Vergoedingen commissieleden
Artikel 21. Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden voor de klasse waartoe de gemeente behoort.
Artikel 23. Cursus, congres, seminar of symposium
Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het commissielidmaatschap.
Hoofdstuk IV Bijdrage fracties
Artikel 26. Voorschot bijdrage voor fractieondersteuning
In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.
Hoofdstuk V De procedure van declaratie
De in deze verordening bedoelde vergoedingen aan wethouders en leden van de raad en commissies worden maandelijks uitbetaald. Met uitzondering van de in artikel 2, 3, 7 ,8, 9 ,10 ,11, 16, 19, 21 en 24 bedoelde vergoedingen, worden de overige vergoedingen na indiening van een declaratie of door rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente uitbetaald.
De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AmvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AmvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.
De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke
Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.
De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid
Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).
Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.
De loon- en inkomstenbelasting
Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de "opting-in-regeling" genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en de wethouder c.q. het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding reis- en verblijfkosten en zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.
Als op basis van de bepalingen uit de Wet inkomstenbelasting 2001 een bijtelling van toepassing is dan moet dat in de aangifte inkomstenbelasting worden meegenomen.
Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbaar resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47 (voor zover deze niet via de salarisadministratie worden uitbetaald). Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economisch verkeer worden opgegeven (niet naar de forfaitaire bedragen die gelden voor hen die van de "opting-in-regeling" gebruik maken). Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 2).
Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al dan niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:
Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.
Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering
De zakelijke uitgaven zoals deelname aan cursussen en congressen hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder c.q. het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed
Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder c.q. het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed
Voor een aantal beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op artikel 3 en 11 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.
Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.
Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publiekrechtelijke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.
Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanige sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.
In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag.
Artikel 3 en 11 Onkostenvergoeding
Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:
Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 6, 7 en 15, 16 en 21). De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.
De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte.
De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 11 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag.
Artikel 4, 5, 13 en 22 Reis- en verblijfkosten
De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werk-verkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.
Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
Sinds 1 januari 2004 is voor wethouders de ‘Regeling rechtspositie wethouders’ en voor burgemeesters de ‘Regeling rechtspositie burgemeesters’ ingevoerd. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft door deze specifieke regelingen voor politieke ambtsdragers de mogelijkheid meer op het ambt toegespitste vergoedingen vast te stellen.
De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een voor de wethouders door het college en voor de raadsleden door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling.
Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders. Daardoor wordt het aantal regelingen waarnaar verwezen wordt beperkt.
De vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt verblijfkosten is ook voor raads- en commissieleden een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij aansluiting gezocht kan worden bij de uitvoeringsregeling voor de wethouders.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel.
Artikel 6, 15 en 23 Cursus, congres, seminar of symposium
Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan een individuele wethouder c.q. raadslid in verband met de vervulling van het ambt van wethouder c.q. raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie).
De in dit artikel bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. de verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 6, 16 en 24 Internetverbinding
De voorzieningen voor een internetaansluiting vallen binnen de belastingvrije mogelijkheden voor rekening van de gemeente. Daarbij is er van uitgegaan dat de internetverbinding geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. In dat geval is de vergoeding onbelast.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord.
Artikel 8 Vergoeding waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad
In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 8 van deze verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan dertig dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.
Artikel 9 Vergoeding fractievoorzitterschap
Bij koninklijk besluit van 16 december 2009 hebben fractievoorzitters recht op een vaste en variabele toeslag tot ten hoogste 6,4 % van de raadsvergoeding op jaarbasis.
Deze mogelijkheid is met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2009 in werking getreden. In het nieuwe 8b van het Rechtspositiebesluit is bepaald dat fractievoorzitters naast de vergoeding voor de werkzaamheden voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage ontvangen gelijk aan 1,2 % van de vergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4 % van de vergoeding op jaarbasis voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen mogen niet meer dan 6,4 % van de raadsvergoeding op jaarbasis bedragen.
Na afloop van het kalenderjaar moet de burgemeester vaststellen hoeveel leden een fractie telt en de duur van het fractievoorzitterschap. Eventueel te veel genoten voorschot moet worden verrekend; te weinig voorschot wordt achteraf betaald.
Artikel 10 Voorziening bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte
Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van zestien weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging.
Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van zestien weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van zestien weken.
In de artikel X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan zestien weken. Na afloop van de termijn van zestien weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.
Artikel 12 Reiskosten woon/ werk
Voor wethouders met een enkele reisafstand tussen woning en werk van meer dan 10 kilometer is in artikel 12 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Deze bepaling is alleen voor een wethouder van ‘buitenaf’ van toepassing. Er wordt vanuit gegaan dat er binnen de huidige gemeentegrenzen geen woon-werkverkeer is van meer dan 10 kilometer.
Artikel 13 Zakelijke reis- en verblijfkosten
Ingevolge dit artikel worden zakelijke reiskosten, buiten het grondgebied van de gemeente, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto geldt een km-vergoeding.
Artikel 14 Vergoeding reis-, pension en verhuiskosten
Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 14 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor een vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.
In de Regeling toekenning en vergoeding mobiele telefoon, vastgesteld op 2 september 2003 door het college, is het beleid m.b.t. de aanschaf, gebruik en beheer van mobiele telefoons uitgewerkt.
Artikel 18 Buitenlandse dienstreis
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed . In de gedragscode voor raadsleden, raadscommissieleden, wethouders en burgemeesters (vastgesteld door de raad op 23 april 2003) zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.
Ook gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad of raadscommissies.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 19 Spaarloonregeling/ levensloopregeling
Een wethouder is een werknemer en kan dientengevolge gebruik maken van de spaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. Wanneer de wethouder gebruik maakt van de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. Wanneer opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden. Aangezien wethouders geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het wethouderschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt.
Wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.
Artikel 21 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn ook vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties stelt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.
Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximum bedrag.
Artikel 25 Bijdrage voor fractieondersteuning
Ter versterking van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol van de raad heeft de Tweede Kamer bij de behandeling van het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur zich uitgesproken voor het wettelijk recht op ondersteuning van fracties naast de ambtelijke bijstand en de verplichte griffier (zie artikel 33 lid 2 van de wet dualisering gemeentebestuur). In artikel 22 is daarom het recht op fractieondersteuning in de vorm van een financiële bijdrage opgenomen. Echter om een (onnodige) beperking te voorkomen van de mogelijkheden waaraan de bijdrage voor fractieondersteuning kan worden besteed, is in de verordening niet nader opgenomen welke zaken wel en niet voor fractieondersteuning in aanmerking komen.
De bijdrage voor fractieondersteuning is met name bedoeld ter ondersteuning van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol van de raad daarbij kan onder andere worden gedacht aan:
De bijdrage mag echter niet gebruikt worden ter bekostiging van onder andere:
Artikel 26 Voorschot bijdrage voor fractieondersteuning
De bijdrage wordt aan het begin van een kalenderjaar als voorschot verstrekt.
In het jaar waarin de verkiezingen plaatsvinden wordt de bijdrage aangepast aan de verhoudingen in de raad na de verkiezingen.
Fracties die kleiner (of helemaal verdwijnen) worden, ontvangen nog de bijdrage over de gehele maand waarin de nieuwe raad voor het eerst vergadert.
Fracties die groter worden (of nieuwe fracties) krijgen gelijk een bijdrage.
Bij splitsing van een fractie zal het eerder verstrekte voorschot direct worden verrekend, anders zou een deel van de oorspronkelijke fractie over een te groot voorschot beschikken en zou het andere deel niet over een bijdrage beschikken.
Artikel 27 Verantwoording besteding bijdrage voor fractieondersteuning
De controle van het verslag kan door de accountant worden meegenomen met de controle op de jaarrekening.
Het raadspresidium heeft in zijn vergadering van 29 november 2004 besloten aan de raad voor te stellen dat het saldo van de in enig kalenderjaar niet uitgegeven fractiebijdrage wordt geretourneerd binnen 3 maanden na afloop van dat kalenderjaar.
In dit artikel zijn de wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 26 en 27 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen worden.
Artikel 29 Declaratie van uitbetaalde kosten
Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:
Artikel 30 Rechtstreekse facturering bij de gemeente
Rekeningen kunnen rechtreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in verband met
deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders.
Artikelen 35 t/m 37 Citeertitel en inwerkingtreding
Gekozen is voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de gewijzigde bepalingen tot en met het aantreden van de nieuwe gemeenteraad. In de meeste gemeenten echter zijn de wethouders pas later benoemd. Ter voorkoming van overgangsbepalingen voor de oude wethouders is gekozen voor intrekking van de oude verordening. Deze intrekking vindt echter pas plaats op het moment van het van kracht worden van de nieuwe verordening. De oude bepalingen hebben daardoor nog steeds werking gehad tot en met het moment van aftreden van de wethouders uit het oude college.
Bij de inwerkingtreding kan er voor worden gekozen deze bepalingen terugwerkende kracht te verlenen tot het moment dat de nieuwe gemeenteraad werd beëdigd respectievelijk de nieuwe wethouders zijn benoemd en beëdigd. Aangezien in de meeste gemeenten de beëdiging van de nieuwe raad en de nieuwe wethouder niet in dezelfde raadsvergadering heeft plaatsgevonden, is gekozen voor een driedeling:
inwerkingtreding voor de nieuwe wethouders met terugwerkende kracht tot en met de dag van hun beëdiging. Voor deze formulering is gekozen zodat voor de aftredende wethouders die op dezelfde dag van rechtswege zijn ontslagen als hun opvolgers de benoeming hebben aangenomen, de oude bepalingen van kracht blijven;
Terugwerkende kracht is alleen toegestaan wanneer de nieuwe aanspraken geen verslechtering inhouden van de op dat moment vigerende verordening. De nieuwe verordening kent geen verslechteringen, ook niet ten aanzien van de bepalingen over de computer. Immers de bepalingen daaromtrent uit de vorige verordening zijn van rechtswege buiten toepassing mede als gevolg van de terugwerkende kracht die is verleend aan de wijziging van de grondslag voor artikel 27a uit het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 7a uit het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (Stb. 2006, 8).
Sinds 20 februari 2004 bestaat naast het Rechtspositiebesluit wethouders ook de (ministeriële) Regeling rechtspositie wethouders. In lijn met die gehanteerde benaming is gekozen voor een nieuwe naam van de verordening: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2010.