Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kampen

Beleidsregel lijkbezorging van overheidswege

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKampen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel lijkbezorging van overheidswege
CiteertitelBeleidsregel lijkbezorging van overheidswege
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de lijkbezorging

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-2006nieuwe regeling

25-04-2006

De Brug

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel lijkbezorging van overheidswege

 

 

Samenvatting

Op grond van de Wet op de lijkbezorging (Wlb) kan de burgemeester verplicht zijn in de lijkbezorging van personen te voorzien. In deze notitie wordt vastgelegd op welke wijze door de burgemeester van Kampen in voorkomend geval uitvoering gegeven zal worden aan deze taakstelling.

 

Uitgangspunt is dat de lijkbezorging sober en tegen zo gering mogelijke kosten plaatsvindt met inachtneming van de laatste wens van betrokkene. Voor zover geen wens bekend is tot cremeren, zal betrokkene worden begraven. Met het verlenen van opdracht tot lijkbezorging zal terughoudend worden omgegaan. Dit geldt ook voor het binnentreden van de woning van de overledene ingeval deze daarin niet is aangetroffen. De kosten van de lijkbezorging zullen met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden en –beperkingen worden verhaald.

1. Inleiding

Ten aanzien van overledenen kunnen er zich twee situaties voordoen waarin de gemeente betrokken wordt bij de lijkbezorging:

  • a)

    nabestaanden weigeren in de lijkbezorging te voorzien;

  • b)

    er zijn (momenteel) geen nabestaanden te vinden.

 

Uitgangspunt van de Wlb is dat de nabestaanden primair verantwoordelijk zijn voor de uitvaart. Verder is het uitgangspunt van de wetgever dat de zorg voor de lijkbezorging niet alleen afhankelijk is van familierechtelijke- en erfrechtelijke betrekkingen, maar ook van de feitelijke betrekkingen. Ook van vrienden, kennissen of buren kan en mag in bepaalde gevallen verwacht worden dat zij de uitvaart (laten) verzorgen. Volgens de wetgever moet duidelijk zijn dat de lijkbezorging geen taak van de overheid is, maar een zaak van zorg voor elkaar. De wetgever noemt dan ook nadrukkelijk geen specifieke persoon die aansprakelijk- en verantwoordelijk is voor de lijkbezorging en bepaalt dus ook niet wie de meest betrokken nabestaande zou zijn.

  

Indien werkelijk niemand in de lijkbezorging voorziet en daartoe dus geen enkel initiatief ondernomen wordt, dan dient de burgemeester daarvoor zorg te dragen. Als het lijk zich in een woning bevindt dan kan de burgemeester of een ambtenaar van politie, voorzien van een last van de burgemeester, de woning binnentreden. Zie het tweede lid van artikel 21 Wlb.

 

De gemeente dient uiterst terughoudend te zijn in het regelen en verzorgen van de begrafenis. De artikelen 21 en 22 van de Wlb zijn primair bedoeld om de lijkbezorging te regelen van mensen zonder nabestaanden, waarbij niemand in actie kan komen. De artikelen zijn niet bedoeld om financiële problemen van mensen/nabestaanden op te lossen. Daarom dient de gemeente een ontmoedigingsbeleid te voeren.

 

Het is dus zaak om nabestaanden te manen tot het ondernemen van actie. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit het sluiten van een lening, het houden van een inzameling onder familie en vrienden of het aanvragen van bijzondere bijstand. Veelal is het ook zo dat als er familie is, de gemeente een verhaalsrecht heeft op de familie ((ex) echtgenoot, ouders, kinderen, aangehuwde kinderen, schoonouders en stiefouders; artikel 1:392-396 BW) en de familie toch moet betalen. Het via de gemeente laten lopen van een uitvaart betekent dan alleen maar een omweg.

  

Naast een financiële plicht rust er op bloed- en aanverwanten (zoals hiervoor genoemd) ook een morele plicht om de uitvaart te verzorgen. Er is echter voor nabestaanden geen juridische verplichting om een uitvaart te verzorgen, echter wel (in sommige hiervoorgenoemde gevallen) om de kosten te betalen.

 

Wel geeft de wetgever in artikel 22 Wlb de mogelijkheid om de kosten van een begrafenis te verhalen op de bloed- en aanverwanten als niemand voor de lijkbezorging zorg draagt en de burgemeester dat moet doen. Maar er is geen wettelijke plicht om de lijkbezorging te regelen.

 

Wanneer de nabestaanden bewust geen actie ondernemen moet de gemeente optreden. Omdat een uitvaart altijd (relatieve) haast heeft, is het in sommige gevallen (wanneer het lijk in de openbare ruimte ligt of bij zomers weer in een woning) denkbaar dat met een uitvaartverzorger de afspraak gemaakt wordt dat in eerste instantie alleen de eerste verzorging (weghalen overledene en bewaren in mortuarium) gebeurt en (nog) niet de gehele uitvaart. Er is dan tijd voor (het zoeken van en) overleg met de nabestaanden. De kosten kunnen in het kader van zaakwaarneming verhaald worden.

2. Opdracht verlenen?

De gemeente (i.c. de burgemeester) is wettelijk verplicht om (artikel 21 en 22 Wlb) een uitvaart te verzorgen als niemand anders hier zorg voor draagt. De gemeente betaalt dan ook de uitvaartondernemer die een en ander uitvoert en heeft het wettelijk recht om de kosten te verhalen op de nalatenschap en op de nabestaanden (o.a. echtgenoot, kinderen). Het principe van de Wlb is dat:

  • 1.

    de gemeente in het belang van de volksgezondheid en de openbare orde zorgt dat de overledene “bezorgd” wordt;

  • 2.

    dat de kosten niet door de belastingbetaler worden gedragen.

 

De gemeente hoeft dan ook niet onmiddellijk de bovenbedoelde verplichting tot het (laten) verzorgen van een uitvaart op zich te nemen. Alleen als (na het zoeken van nabestaanden en na enkele dagen (max. 5 dagen) duidelijk is dat niemand anders iets doet, moet de gemeente invulling geven aan haar wettelijke plicht ter zake.

 

Genoemde periode van 5 dagen kan worden verlengd door de burgemeester (van de gemeente waarin het lijk zich bevindt), nadat daarover een arts is gehoord. Hierover wordt opgemerkt dat uitstel, zeker wanneer de zoektocht naar nabestaanden nog niet afgerond is, dan wel dat nabestaande (nog) niet bereid zijn de lijkbezorging te regelen, voor de gemeente geen nadeel hoeft te betekenen. Enig uitstel kan er namelijk toe leiden dat alsnog iemand anders (wordt gevonden die) de verantwoordelijkheid op zich neemt (en dus ook zorg draagt voor betaling). 

2.1 Beleid gemeente Kampen:

Gelet op het vorenstaande wordt als regel gehanteerd dat de burgemeester, gehoord een arts, uitstel verleend van de verplichting tot lijkbezorging op uiterlijk de vijfde dag na overlijden. Het uitstel wordt verleend voor de duur van (maximaal) 5 dagen, zodat de lijkbezorging uiterlijk op de 10e dag na overlijden plaatsvindt.

3. Cremeren of begraven?

De burgemeester dient bij de keuze cremeren of begraven rekening te houden met een eerder uitgesproken wens van een overledene (art. 18 Wlb). Concreet betekent dat, dat de burgemeester in principe voor begraven kiest, tenzij er een codicil of testament is waarin de wens tot crematie of ontleding ten behoeve van de wetenschap is opgenomen.

 

Ook houdt de burgemeester rekening met eventuele niet uitgesproken wensen tot de lijkbezorging. Bijvoorbeeld wanneer de overledene aanhanger is van een religie die crematies voorstaat dan zal hij een crematie verzorgen. Voor het overige is het voor de burgemeester moeilijk om een besluit te nemen als nabestaanden schermen met allerlei al dan niet uitgesproken wensen door de overledene. In dergelijke gevallen ligt het voor de hand dat de nabestaanden zelf de uitvaart verzorgen en dat niet aan de burgemeester over laten. De burgemeester zal zich in zijn keuze: begraven of cremeren, altijd laten leiden door het uitgangspunt dat in alle gevallen begraven wordt, tenzij door schriftelijke stukken, de religie of een uitgesproken levenswijze van de overledene duidelijk is dat zijn laatste wens anders is.

3.1 Beleid gemeente Kampen

 

3.1.1 Begraven

Omdat, ten opzichte van cremeren, normaal gesproken het begraven in een zogenaamd algemeen graf voor de gemeente het goedkoopst is, wordt de overledene in principe (in een algemeen graf) begraven. Bij algemene graven gaat het om graven waarvan de gemeente rechthebbende blijft en waar eventuele nabestaanden alleen de kosten van het begraven dienen te betalen. Voor deze graven hebben particulieren veelal geen belangstelling omdat de grafrust slechts 10 jaar gegarandeerd is en zij geen “zeggenschap” hebben over het graf (er mag bijvoorbeeld geen grafmonument geplaatst worden en er worden meerdere mensen – geen familie van elkaar - in één graf begraven).

 

De overledene wordt in principe op de Nieuwe Algemene Begraafplaats in Kampen begraven omdat daar voldoende ruimte is en het om bedrijfseconomische redenen het goedkoopste is. Indien de overledene naar het oordeel van de burgemeester veel binding had met één van de andere kernen binnen de gemeente Kampen kan van de regel dat de begrafenissen alleen op de Nieuwe Algemene Begraafplaats in Kampen plaatsvinden afgeweken worden. De opvattingen van nabestaanden zijn bij het oordeel of iemand in Kampen of op één van de andere begraafplaatsen binnen de gemeente begraven dient te worden niet doorslaggevend. Immers, dan kunnen die nabestaanden zelf ook voorzien in de lijkbezorging.

 

Overigens is het zo dat onze gemeente verantwoordelijk is voor overledenen die zich hier bevinden en dat hoeft niet altijd te betekenen dat deze mensen hier hun woonplaats hadden. Andersom is het zo dat mensen die in Kampen hun woonplaats hadden en die in het ziekenhuis in bijvoorbeeld Zwolle overlijden een zorg zijn voor die gemeente en niet voor onze gemeente.

 

Begraven heeft ook de voorkeur vanwege het “bewaren” van een herdenkingsplek en omdat een herbegraving elders of een crematie mogelijk blijven. Daarnaast is het zo dat er altijd nabestaanden kunnen zijn die pas na enige naspeuringen achterhaald kunnen worden, omdat ze vaak verhuisd zijn of in het buitenland vertoeven. (staat al op pag. 2)

 

Eventueel herbegraven of cremeren dient binnen ongeveer twee maanden na de begrafenis te gebeuren. Tot ongeveer 2 maanden is er een nauwelijks waarneembaar verteringsproces en is de kist nog intact. Na die periode zijn er dusdanige arbeidstechnische- en milieuhygiënische maatregelen nodig dat het  niet wenselijk is om over te gaan tot herbegraven. De burgemeester heeft evenwel de bevoegdheid ook na 2 maanden een vergunning tot opgraving en herbegraving te verlenen. Daarvoor zal hij alle van belang zijnde belangen (zowel die van de nabestaanden als ook maatschappelijke belangen) moeten afwegen. De Inspecteur voor Volksgezondheid heeft hierin een adviserende bevoegdheid.

Nadat de wettelijke grafrust van 10 jaar is verstreken (na 10 jaar is er veelal alleen een skelet over) kan er wel weer zonder bijzondere maatregelen worden opgegraven. Na het verstrijken van deze wettelijke grafrust is het feitelijk geen opgraving meer maar een ruiming. 

Het voert te ver om hier in het kader van deze notitie verder op in te gaan.

3.1.2. Crematie

Indien er, omdat dat de wil van de overledene is, wordt overgegaan tot crematie dan geldt ook hier dat de meest goedkope manier wordt gehanteerd. Geen asbus, maar asverstrooiing op het terrein van het crematorium. Willen nabestaanden een asbus, dan moeten zij eerst de openstaande rekening van de uitvaart en crematie te betalen.

4. Kosten

 

4.1 Nalatenschap

De gemeente dient de kosten van de begrafenis in eerste instantie te verhalen op de bij het lijk gevonden goederen of gelden, de eventuele uitvaartverzekering en vervolgens de nalatenschap. De inboedel en de goederen die in de woning van de overledene gevonden worden (zie ook hfdst. 5) , worden geacht tot de nalatenschap te behoren, tenzij blijkt of in redelijkheid aangenomen kan worden dat zij aan anderen toebehoren. De gemeente kan dan proberen om alle goederen te verkopen om de kosten van de uitvaart te kunnen verrekenen. De Wlb gaat hier als bijzondere wet vóór het erfrecht.

 

In de meeste gevallen zal de overledene een gehuurde woning achterlaten en een inboedel die vrijwel niets opbrengt (of zijn de kosten om de goederen te gelde te maken mogelijk hoger dan de verwachte opbrengsten). In dergelijke gevallen onderneemt de gemeente geen tot weinig actie.

 

Mocht er wel sprake zijn van een (enigszins) waardevolle boedel dan kan de gemeente die verkopen om de kosten van de begrafenis te kunnen verrekenen want die boedel maakt deel uit van de nalatenschap. Bij een waardevollere boedel (naar schatting meer dan € 2500,--) is het aan te bevelen om de notaris in te schakelen die een uitgebreid nabestaandenonderzoek (tot de zesde graad) kan doen en die eventueel door tussenkomst van belanghebbenden (schuldeisers) of het Openbaar Ministerie bij de rechtbank een vereffenaar (voorheen curator) kan laten aanwijzen. Als er vervolgens resterende goederen of positieve saldi zijn en er nog steeds geen erfgenamen bekend zijn, dan beheert de Staat die goederen of het saldo gedurende 20 jaar. Gedurende die tijd kunnen schuldeisers of erfgenamen die middelen vorderen. Na 20 jaar vervalt alles definitief aan de Staat.

4.1.1 Beleid gemeente Kampen

De gemeente zal in eerste instantie de kosten van de begrafenis verhalen op de nalatenschap.

4.2 Verhaal

Is de nalatenschap onvoldoende om de kosten te dekken (de erfgenamen kunnen allemaal voor hun respectievelijke erfdeel worden aangesproken) dan heeft de gemeente een verhaalsrecht op bloed- en aanverwanten, die tot het verstrekken van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest.

 

Verhaal is dan mogelijk op de (ex) echtgen(o)t(e), ouders, wettige en natuurlijke kinderen, behuwde (aangetrouwde) kinderen, schoon- en stiefouders) als bedoeld in artikel 22 Wlb juncto 1:392-396 BW.  Als er een (gewezen)echtgeno(o)t(e) is, dan is die als eerste gehouden de kosten te betalen (art. 1:392 BW). De andere nabestaanden zijn ieder voor een deel verantwoordelijk voor de kosten. Dit afhankelijk van hun draagkracht en de verhouding van elk van de onderhoudsplichtigen tot de onderhoudsgerechtigde.  

 

Bij verhaal moeten maatschappelijke opvattingen meegewogen worden, het verhaal moet dus wel redelijk zijn (voorbeeld: verhaal van kosten op de ex-partner van 30 jaar geleden is niet redelijk, is iemand pas een jaar gescheiden dan is dat onder bepaalde omstandigheden wel en soms ook niet redelijk; wat te doen met kinderen die al langdurig geen contact meer hadden met de ouders?). Verder wil er nadrukkelijk op gewezen zijn dat kostenverhaal aanzienlijk veel tijd (en geld) kan vergen.

4.2.1. Beleid gemeente Kampen

Het principe van de Wlb is dat de kosten niet door de belastingbetaler worden gedragen, maar verhaald worden.  Kostenverhaal is echter geen verplichting maar een bevoegdheid (van het college). Om te voorkomen dat oneigenlijk c.q. te snel gebruik gemaakt wordt van gemeentelijke gelden zal alleen in uitzonderlijke situaties afgezien worden van het verhaalsrecht.

4.3 Bijzondere bijstand nabestaanden

Wanneer nabestaanden niet voldoende middelen hebben, kunnen ze (voor hun deel) een beroep doen op de bijzondere bijstand. Voor de bijzondere bijstand maakt iedere gemeente echter een eigen beleid. Het kan dus zo zijn dat inwoners van Kampen wel op basis van het gemeentelijk beleid een beroep kunnen doen op bijzondere bijstand en anderen – in andere gemeenten – niet.

4.4 Verlof

Veelal wordt het verlof tot begraving of crematie door een begrafenisondernemer – namens een familielid die de opdracht voor de begraving of crematie geeft – aangevraagd. In dat geval betekent dat voor de uitvaartondernemer dat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de kosten. Het is niet zo dat iemand wel opdracht kan geven en dat de uitvaartondernemer later de rekening bij de gemeente deponeert. Het probleem, namelijk het bezorgen van het lijk is niet meer aan de orde. De opdrachtgever is zelf  verantwoordelijk, ook financieel !

5. Binnentreden woning

Indien de lijkbezorging wordt belemmerd doordat het lijk zich in een woning bevindt dan kan op grond van  artikel 21 Wlb tweede lid de woning worden binnengetreden. Voor het binnentreden van de woning van de overledene terwijl het lijk buiten de woning gevonden is, ontbreekt in de Wlb een wettelijke titel. De VNG bepleit een wijziging van de Wlb waardoor deze wettelijke titel wordt verkregen.

 

Ingeval van concreet gevaar voor de openbare orde/veiligheid kan de burgemeester op grond van zijn bevoegdheid volgend uit artikel 172 Gemeentewet optreden. Een algemene titel tot binnentreden van de woning van de overledene is daarmee (eveneens) niet gegeven. De bepaling ziet nadrukkelijk op een specifieke bevoegdheid die eerst mag worden aangewend ingeval van direct, aanwijsbaar gevaar voor de openbare orde en/of veiligheid. 

 

Het ontruimen van de woning, het opzeggen van gas, water en elektriciteit, het opzeggen van de huur en het inleveren van de sleutel is geen primaire taak voor de gemeente. De gemeentelijke inzet ten aanzien van een zogenaamde onbeheerde nalatenschap dient bij voorkeur beperkt te blijven. Voor al deze zaken geldt dat de (bestuursorganen van de) gemeente geen bevoegdheden zijn toegekend.

5.1 Beleid gemeente Kampen

De gemeente Kampen hanteert als uitgangspunt dat de woning van de overledene slechts zelfstandig wordt betreden ingeval het lijk zich daarin bevindt. In andere gevallen zal de woning niet anders dan met toestemming van- en tevens vergezeld van een nabestaande (bijv. partner, familie, kennis), die in het bezit is van de sleutel van de woning,  worden betreden.

 

Voor werkzaamheden als het afsluiten van nutsvoorzieningen, opzeggen van de huur, ontruimen van de woning en dergelijke geeft de gemeente geen opdracht. Veelal zal er wel een nabestaande zijn die deze taak op zich neemt.

 

Alleen ingeval zich een situatie voordoet waarbij concreet gevaar voor de openbare/orde veiligheid bestaat en niemand anders bereid en in staat blijkt hierin direct op adequate wijze te voorzien zal de burgemeester met gebruikmaking van zijn op grond van artikel 172 Gemeentewet gegeven bevoegdheid hierin (laten)voorzien. 

6. (Sobere) lijkbezorging

De Wlb stelt geen specifieke eisen aan de (gemeentelijke) lijkbezorging. De feitelijke praktijk in Nederland is dat de gemeente een begrafenis (crematie) verzorgt op basis van de minst kostbare-, doch acceptabele wijze, ofwel een sobere lijkbezorging.

6.1 Beleid gemeente Kampen

De volgende zaken worden van gemeentewege betaald. In uitzonderlijke gevallen kan hier (in overleg met de burgemeester) van afgeweken worden.

  • -

    Uitvaartverzorging, dat wil zeggen werkzaamheden uitvaartverzorger, overbrengen overledene van plaats van overlijden naar plaats van opbaren, huur “bewaarplaats” in uitvaartcentrum (geen rouwkamer), het kisten van de overledene, een eenvoudige kist, rouwboeket op kist, 3 muziekstukjes/ een gedicht, verzorgen benodigde formaliteiten, rouwauto op de dag van de uitvaart

  • -

    Begraven in algemeen graf, zonder grafmonument

  • -

    Bij crematie: asverstrooiing op het terrein van het crematorium. Asbussen worden alleen na betaling van het gehele bedrag van de uitvaart en crematie aan de nabestaanden beschikbaar gesteld.

 

De volgende zaken worden dus in principe niet verzorgd en betaald (in overleg met de burgemeester kan hier in individuele uitzonderlijke gevallen vanwege piëteit van afgeweken worden):

  • -

    volgwagen(s)

  • -

    rouwbrieven, porti

  • -

    algemene kennisgeving in een plaatselijk of regionaal verschijnend dag- of weekblad

  • -

    koelinstallatie in verband met thuisopbaring

  • -

    huur uitvaartcentrum (behoudens het hierboven genoemde)

  • -

    kosten in verband met religieuze gebruiken of plechtigheden of ceremonieën

  • -

    condoleanceregister

  • -

    bidprentjes

  • -

    koffietafel, consumpties

  • -

    begrafenis/crematie op zaterdag

  • -

    kerkelijke uitvaartdienst

  • -

    leges gedenktekens

  • -

    gemeentelijke leges voor eigen- of familiegraf

  • -

    kosten grafmonument/herdenkingssteen

  • -

    plaatsing asbus in urnenmuur, urnengraf, urnentuin

  • -

    toespraken door de gemeente of derden (behoudens eventuele voordracht van een gedicht)

7. Mandaat

Met deze notitie is een duidelijk kader weergegeven betreffende de wijze waarop de gemeente Kampen uitvoering wenst te geven aan de wettelijke bepalingen over lijkbezorging van overheidswege. Zoals gesteld, is de burgemeester - behoudens het kostenverhaal – ter zake bevoegd. Vanuit praktische overwegingen wordt voorgesteld dat de burgemeester aan het afdelingshoofd Groen en Gebouwen (waaronder het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen ressorteert) mandaat verleent. Dit met recht van ondermandaat en overigens met in achtname van het in deze notitie bepaalde.

7.1 Actieplan wanneer de gemeente Kampen geconfronteerd wordt met nabestaanden die niet voor de lijkbezorging willen zorgdragen of een overledene waarvan geen nabestaanden bekend zijn

 

Actie

Actie door

Bijzonderheden

Na 1e melding van overledene zonder nabestaanden of waar nabestaanden niet in de lijkbezorging voorzien hoofd afdeling Groen- en gebouwen informeren

Beleidsmedewerker groen of teamleider G en G.

 

Nabestaanden achterhalen via GBA indien die niet bekend zijn 

Medewerker begraafplaatsadmini-stratie of publieksbalie

 

Indien via GBA geen nabestaanden te achterhalen zijn, onderzoek plegen

Medewerker begraafplaatsadmini-stratie of publieksbalie

Zoektocht nabestaanden ruim opvatten (politie, huisarts, buren raadplegen). Idem agenda  van de overledene.

Nabestaanden manen zelf actie te ondernemen. Dit kan mondeling dan wel door een (aangetekende) brief (per expresse) te laten uitreiken 

Beleidsmedewerker groen of teamleider G en G.

 

Woning overledene zo mogelijk bekijken en onderzoeken; zonodig maatregelen treffen

Afdeling handhaving en toezicht i.s.m. beleidsmedewerker groen of teamleider G en G.

Voor zover betrokkene in zijn/haar woning is gevonden, kan worden bekeken/ onderzocht of er in de woning een uitvaartpolis etc. te vinden is, alsook bankpapieren, bankpasjes, documenten levens- of ongevallen-verzekering, overlijdensuitkeringen, sociale uitkeringen, pensioen, spaargelden.

Tevens kijken of er sprake is van een waardevolle inboedel etc. Indien noodzakelijk maatregelen treffen als afsluiten gas, water en electra etc.

Ingeval betrokkene elders is gevonden kan juridisch gezien  slechts in uitzonderlijke situaties toegang tot de woning worden verkregen. Praktisch gezien is alsdan inschakeling van bijv. buren/ vrienden aan te bevelen.

Ingeval nabestaanden nog niet zijn gevonden, dan wel (blijven) weigeren opdracht te verlenen tot lijkbezorging, eventueel opdracht verlenen aan uitvaartverzorger tot het weghalen van het lijk en opslag in een mortuarium

Beleidsmedewerker groen of teamleider G en G.

Tegen de achtergrond van de wens de lijkbezorging ter voorkoming van de afwenteling van de kosten op de belastingbe-taler niet te snel te laten plaatsvinden is het treffen van maatregelen ter conservering van het lijk gewenst. 

Voor de vijfde dag na overlijden een arts raadplegen of uitstel van lijkbezorging verantwoord is. Na kennisneming van het advies een beslissing nemen tot uitstel, met maximaal 5 dagen, zodat lijkbezorging uiterlijk op de 10e dag plaatsvindt.

(loco-)Burgemeester

Uitgangspunt is dat de lijkbezorging zo dit enigszins verantwoord is uit te stellen, teneinde afwentelen van de kosten daarvan op de belastingbetaler zo veel als mogelijk te voorkomen.  Het advies van de arts is niet bindend!

 

 

   

Voor de tiende dag na overlijden een beslissing nemen over de wijze van- en plaats en tijd van de lijkbezorging

Beleidsmedewerker groen of teamleider G en G.

De lijkbezorging vindt uiterlijk op de 10e dag plaats.

De kosten van de lijkbezorging kunnen verhaald worden op de bij het lijk gevonden goederen of gelden en vervolgens uit de nalatenschap

Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken

 

Is de nalatenschap onvoldoende om de kosten te dekken dan heeft de gemeente een verhaalsrecht op bloed- en aanverwanten, die tot het bieden van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest

Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken

College dient een besluit te nemen. Maatschappelijke opvattingen dienen te worden meegewogen. Het verhaal moet wel redelijk zijn

 

8. Tenslotte

Bij de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22 van de Wlb wordt rekening gehouden met het in deze notititie opgenomen beleid. Afwijking daarvan is slechts in uitzonderlijke gevallen, zorgvuldig en gemotiveerd mogelijk.