Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rekenkamercommissie Veenendaal |
Citeertitel | Verordening rekenkamercommissie Veenendaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 01-09-2016 | nieuwe regeling | 13-05-2004 Veenendaalse Krant, 2004-06-16 | 2004, 2004.055791 |
De commissie wijst uit de drie externe leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de onderzoekers en met het secretariaat. De plaatsvervangend voorzitter neemt bij afwezigheid van de voorzitter zijn taak waar.
Ten aanzien van de interne leden zijnde raadscommissieleden en externe leden is artikel 81g van de wet van overeenkomstige toepassing.
De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.
De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.
De commissie heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:
andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.
De commissie is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten, onverminderd haar bevoegdheid tot eigen onderzoek. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de commissie van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.
De commissie kan, indien de documenten, bedoeld in het vijfde lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De commissie stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
De accountant als bedoeld in artikel 213, tweede lid van de wet verstrekt desgevraagd, door tussenkomst van de auditcommissie, aan de commissie controleprogramma's en licht haar volledig in omtrent de resultaten daarvan door overlegging van rapporten of op andere voor de commissie aan te geven wijze.
Wanneer het vereiste aantal leden niet is opgekomen, kan de voorzitter met een tussentijd van ten minste 48 uur een nieuwe vergadering beleggen, waarin de aanwezige leden beraadslagen of besluiten over de aanhangige onderwerpen, tenzij hiertegen door de meerderheid van het aantal leden van de commissie schriftelijk bezwaar is gemaakt.
De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt verder wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. De begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet is genoemd) zijn niet in de verordening opgenomen. Onder deze termen wordt verstaan: Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.
Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81ao van de wet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. De wet spreekt van een rekenkamerfunctie. Aan de rekenkamerfunctie wordt vormgegeven door het instellen van een Rekenkamercommissie. De juridische grondslag hiervoor is artikel 82 van de Gemeentewet. De juridische basis voor de Rekenkamercommissie verschilt daarmee niet van die van de andere commissies.
Ter vermijding van een interfereren van belangen is in het derde lid bepaald dat naast het gestelde in de wet bepaalde personen niet benoembaar zijn tot lid van de commissie, omdat hun taak/functie niet verenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie.
De verplichting deze eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor een onafhankelijk rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81g van de Gemeentewet. Deze bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de externe leden van de commissie.
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.
In dit artikel is de vergoeding die externe leden voor hun werkzaamheden ontvangen, vastgelegd.
De commissie wordt bijgestaan door een secretaris. Deze wordt door de raad benoemd. De commissie dient zelfstandig te functioneren en in het vijfde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de commissie. Ambtenaren die op grond van de Verordening ambtelijke bijstand werkzaamheden worden ingeschakeld voor de commissie verrichten hun taken op aanwijzing van de secretaris van de commissie.
Artikel 81i van de Gemeentewet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de rekenkamercommissie. In het reglement van orde worden zaken als de volgorde van aftreden van de leden van de commissie, verhouding voorzitter-secretaris, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten enzovoorts geregeld.
De commissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De commissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaalde gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de commissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren. In het vierde lid is geregeld van wie, naast een verzoek van de raad, de suggestie tot het uitvoeren van onderzoek uit kan gaan. Op het moment dat de commissie een onderzoek doet betreffende de rechtmatigheid moet er afstemming zijn met de auditcommissie om te voorkomen dat onderzoeken elkaar overlappen of dubbel worden uitgevoerd.
Om te waarborgen dat de commissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren.
De wet bevat voor de rekenkamercommissie geen regeling voor de bevoegdheden voor het verkrijgen van informatie. De raad heeft in haar vergadering van 11 december 2003, nummer 2003.042765 besloten de aanbevelingen van de Voorbereidingscommissie over te nemen. Met betrekking tot de bevoegdheden is daarbij bepaald dat artikel 183 en 184 van de wet van overeenkomstige toepassing zijn op de commissie. Op die wijze wordt de door de raad ingestelde commissie gelijkgesteld met een rekenkamer om de functie van rekenkamer naar behoren te vervullen.
In de samenhang van controle-instrumenten voor de raad bestaat er in zekere zin een relatie tussen de commissie en de accountant; de commissie kan de accountantscontrole als 'studieonderwerp' selecteren. Omgekeerd kan de accountant, binnen de grenzen en eisen die aan de onafhankelijkheid zijn gesteld, van dienst zijn bij het opzetten en uitvoeren van rekenkameronderzoeken.
Het verstrekken van controleprogramma's en/of resultaten van rapporten door de accountant kan bijdragen aan de samenhang en afstemming tussen de onderscheidenlijke controle-instrumenten en voorkomt versnippering van gelden.
De rapporten van de commissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wob kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.
De commissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.