Organisatie | Kampen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsenbeleid gemeente Kampen |
Citeertitel | Standplaatsenbeleid gemeente Kampen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Geen
Algemene Plaatselijke Verordening Kampen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2021 | wijz. art. 4.4; art. 4.5 | 21-12-2021 | 106582-2021 | ||
23-12-2009 | 29-12-2021 | nieuwe regeling | 08-12-2009 De Brug | Onbekend |
In de gemeente Kampen worden net als in vele andere gemeenten op verschillende locaties binnen de gemeente standplaatsen ingenomen. Voor het innemen van standplaatsen is op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (verder te noemen: APV) een vergunning nodig.
Enkele jaren geleden is als toetsingskader voor vergunningverlening en toezicht en handhaving standplaatsenbeleid vastgesteld. In de praktijk is gebleken dat dit beleid, geen goed toetsingskader bood voor tijdelijke standplaatsen. Daarnaast was de looptijd van standplaatsvergunningen beperkt tot twee jaar. Daarom is besloten het standplaatsenbeleid grondig te herzien.
Het hierna geformuleerde Standplaatsenbeleid Kampen 2009 heeft als doelstelling:
Het voeren van beleid voor incidentele en vaste standplaatsen dat belanghebbenden inzicht geeft in de mogelijkheden voor vestiging en fungeert als leidraad voor het verlenen van vergunningen en het uitoefenen van toezicht en handhaving.
Het aantal standplaatsen en standplaatslocaties blijft in grote lijnen gelijk. In een enkel geval is sprake van verplaatsing. Daarnaast wordt voor enkele locaties het aantal standplaatsen teruggebracht. Voorzover deze standplaatsen wel worden benut, zal dit geschieden via een uitsterfconstructie, indien geen alternatieve locatie beschikbaar is.
Bij de totstandkoming heeft overleg plaatsgevonden met de individuele standplaatshouders, met de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel en met andere betrokkenen.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het huidige aanbod binnen de gemeente beschreven en de gesignaleerde knelpunten.
In hoofdstuk 3 is het juridisch kader van het standplaatsenbeleid beschreven. Aansluitend wordt in hoofdstuk 4 het feitelijk beleidskader uitgewerkt.
In de bijlagen zijn naast de van belang zijnde wetgeving en het aanvraagformulier tevens de vergunningvoorschriften vermeld.
Begin 2009 zijn 8 standplaatslocaties in gebruik. Op de meeste standplaatsen worden snacks, bloemen, vis, en groenten en fruit verkocht. Op enkele van deze locaties zijn niet alle standplaatsen in gebruik. Op de meeste locaties worden de standplaatsen gedurende één of enkele dagen per week gebruikt, terwijl dat volgens het bestaande maximumstelsel de gehele week mogelijk is. In tabel 1 zijn de verschillende standplaatslocaties opgenomen. Deze locaties liggen voornamelijk bij de verschillende winkelcentra en in de buitendorpen. Daarnaast zijn in bijlage 2 voor de verschillende locaties de standplaatsen weergegeven, zoals die bestonden op 1 maart 2009.
Naast de 2.1 aangegeven standplaatsen worden jaarlijks tevens vergunningen verleend voor tijdelijke of seizoensgebonden standplaatsen. Dit betreft ondermeer de autoruitreparatie, oliebollenkramen, kerstboomverkopers en standplaatsen voor ideëele doelen.
Beleid en wettelijke bepalingen vormen de kaders voor het reguleren van standplaatsen.
Op de ambulante handel en het innemen van standplaatsen zijn de volgende wettelijke regelingen van toepassing:
Het innemen van standplaatsen is geregeld in artikel 5.2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Kampen 2001. Op grond van dit artikel is het:
Verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:
Niet alleen voor het innemen van een standplaats op openbare grond, maar ook voor het innemen van een standplaats op privé-terrein is op grond van de APV een vergunning nodig. Vanzelfsprekend zal ook de grondeigenaar in een dergelijk geval toestemming moeten verlenen.
Voor het met vergunning innemen van een standplaats op openbare grond kan de gemeente een vergoeding bedingen. De grondslag hiervan kan gegeven worden in een retributieverordening of in een overeenkomst. In een retributieverordening kan afhankelijk van het formaat en de locatie van de standplaats een bepaald bedrag worden vastgesteld.
De gemeente Kampen heeft een retributieverordening: de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting, die jaarlijks wordt vastgesteld. Hierin is geregeld dat voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond een directe belasting wordt geheven. In de tarieventabel zijn de bedragen genoemd voor het innemen van standplaatsen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen A- en B-locaties. Tevens wordt voor de vrijdag en de zaterdag een hoger tarief in rekening gebracht.
Artikel 3.2 Wettelijke regelingen
Naast de APV zijn voor het reguleren en innemen van standplaatsen nog verschillende wettelijke regelingen van toepassing, die hieronder kort zijn weergegeven:
Artikel 7 van de Grondwet regelt de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van drukpers. Beoordeeld moet worden of sprake is van drukwerk waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard. Het verspreiden van handelsreclame wordt niet tot de vrijheid van drukpers gerekend.
Artikel 7 van de Grondwet impliceert dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. Wanneer het verspreiden van gedrukte stukken vanaf een standplaats gebeurd, is voor het innemen van de standplaats wel een vergunning vereist. Deze vergunning mag echter niets bepalen over de inhoud van gedrukte stukken, maar wel over zaken betreffende de openbare ore en veiligheid, volksgezondheid enz.
De Warenwet stelt naast regels voor de hoedanigheid en aanduiding van waren ook eisen aan de hygiëne en degelijkheid van producten. De Warenwet geldt ook voor het drijven van handel vanaf een standplaats. Omdat dit type handel enkele specifieke kenmerkten heeft, is daarop ook de Hygiënecode Ambulante Handel Eet- en Drinkwaren van toepassing. De uitvoering van deze wet berust bij de Voedsel- en Warenautoriteit.
Deze wet regelt een aantal zaken met betrekking tot de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet gelden, op grond van artikel 2, lid 2, van de Winkeltijdenwet ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats.
In de Wet milieubeheer wordt een regeling getroffen voor inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor houders van standplaatsen. Vooral aan mobiele verkoopinrichtingen van vis en snacks worden milieueisen gesteld. Deze eisen betreffen in hoofdzaak de gevolgen van het bakken. Het gaat daarbij om zaken als vetafscheiding van het afvalwater en het voorkomen van geuroverlast. De standplaatshouder kan ook verplicht worden gesteld zelf voldoende maatregelen te nemen om zwerfvuil rond zijn standplaats te voorkomen. Of er sprake is van een inrichting dient per standplaats te worden bepaald.
Wanneer een standplaatsvergunning krachtens de APV wordt verstrekt, blijven eventuele eisen die in het geldende bestemmingsplan worden gesteld van kracht.
Aangezien een standplaats in het algemeen een mobiel karakter heeft, zal er geen definitieve planologische reservering van standplaatsen plaatsvinden. In de bestemmingsplannen zal zo nodig worden verwezen naar het standplaatsenbeleid.
Op grond van artikel 40 van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders. Een standplaatshouder met een mobiele wagen, die elke avond zijn standplaats ontruimt, heeft geen bouwvergunning nodig , aangezien in een dergelijke situatie geen sprake is van een bouwwerk in de zin van de Woningwet. Als een standplaats niet wordt ontruimd en dus een permanent karakter krijgt, is sprake van een vergunningplichtig bouwwerk in de zin van de Woningwet en dient ondermeer een toetsing aan het bestemmingsplan plaats te vinden. In dat geval is de APV niet meer van toepassing en is dus geen standplaatsvergunning meer vereist, aangezien de Woningwet hogere wetgeving is.
Handreiking Veiligheid op de markt
In 2008 is onder auspiciën van het Hoofdbedrijfsschap voor de Detailhandel in samenwerking met ondermeer de Vereniging van Nederlandse gemeenten, de ambulante handel en de Nederlandse vereniging voor brandweerzorg en rampenbestrijding een handreiking opgesteld voor de veiligheid op de markt. Dit is een handreiking voor zowel gemeenten als ondernemers zelf, waarin niet alleen risico’s van installaties en apparatuur worden benoemd die door de ambulante handel worden gebruikt, maar ook richtlijnen worden gegeven voor de situering van standplaatsen ten opzichte van de bebouwing.
Deze handreiking die is opgesteld voor de markt, is vanzelfsprekend evenzeer van toepassing op standplaatsen op standplaatslocaties.
In dit hoofdstuk wordt het beleid beschreven op grond waarvan de gemeente vergunningen voor standplaatsen zal beoordelen en een handhavingsplan kan maken.
Artikel 4.1 Begripsbepalingen: standplaatslocatie en onderverdeling standplaatsen
Een standplaats is volgens de APV een plaats die geschikt is voor ‘een voertuig, een marktkraam, een tafel of enig ander middel” waar goederen worden uitgestald om te koop aan te bieden, dan wel te verstrekken aan publiek. De intentie van een standplaats is het bieden van een locatie voor een mobiele verkoopinrichting.
Een standplaatslocatie is een aaneengesloten gebied dat geschikt is voor één of meer standplaatsen voor ambulante handel.
Een standplaats is een (op een locatie aangewezen) gebied, waarop – binnen de aangegeven afmetingen – één standplaats mag worden ingenomen.
Standplaatsen worden voor de beschrijving van het beleidskader als onderverdeeld in vaste, tijdelijke en incidentele standplaatsen.
Van een permanente standplaats is sprake bij een (beoogd) gebruik voor onbepaalde tijd door een standplaatshouder gedurende maximaal 6 dagen per kalenderweek.( Hiertoe behoren met name de vaste standplaatsen bij de diverse winkelcentra)
Hiervan is sprake als het (beoogd) gebruik door een standplaatshouder voor een bepaalde tijd, tot een maximum van twee maanden betreft, gedurende ten hoogste 6 dagen per week.( Denk hierbij aan standplaatsen voor een oliebollenkraam of de verkoop van kerstbomen)
Van een tijdelijke standplaats is sprake bij een beoogd gebruik van ten hoogste zes dagen per kalenderjaar. (Hieronder vallen met name activiteiten als autoruitreparatie).
Bij incidentele standplaatsen wordt voor wat betreft het doel dat met het innemen van een standplaats wordt beoogd onderscheid worden gemaakt tussen het commercieel of niet commercieel (waaronder ideëel )aanbieden van goederen en diensten. Bij het laatste valt te denken aan het werven van leden/donateurs voor het Wereld Natuur Fonds of een politieke organisatie).
In het hier te formuleren beleidskader blijven buiten beschouwing de standplaatsen (en de vergunningen daarvoor) op de reguliere (weekmarkten), op incidentele snuffel- en rommelmarkten en standplaatsen tijdens evenementen, zoals braderieën. Standplaatsen tijdens evenementen worden gereguleerd via de te verlenen evenementenvergunning(en).
Onderdeel van een standplaats is het hebben van een uitstalling daarbij. Het te formuleren beleidskader ziet uitsluitend op uitstallingen in het kader van standplaatsen en niet op uitstallingen bij winkels. Voor dergelijke uitstallingen zal naar verwachting in de loop van 2009 worden voorzien in een stelsel van algemene regels.
De gemeente Kampen onderkent de waarde van standplaatsen. Toch is regulering gewenst, aangezien een overdaad aan standplaatsen kan leiden tot overlast en aantasting van het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Om die redenen is het wenselijk locaties aan te wijzen waar het innemen van één of meer standplaatsen is toegestaan.
Eén van de standplaatslocaties in IJsselmuiden (hoek Van Diggelen-Plasweg) is om redenen van verkeersveiligheid en ligging ten opzichte van de bebouwing te vervallen. Nadat verschillende alternatieve locaties niet haalbaar zijn gebleken, is besloten de standplaatslocatie enkele tientallen meters te verplaatsen naar de Van Diggelenweg. Deze standplaatslocatie blijft in stand totdat voor beide standplaatshouders instroom op de standplaatslocatie Markeresplein kan worden gerealiseerd.
De standplaatslocatie in Grafhorst is om redenen van verkeersveiligheid vervallen. Daarnaast is het maximaal aantal in te nemen standplaatsen bij enkele locaties aangepast. Het betreft met name het aantal standplaatsen bij het winkelcentrum West (Open Hof) en Markeresplein.
De verschillende standplaatslocaties, zoals die zijn aangegeven in tabel 2, zijn beoordeeld aan de hand van criteria die zijn ontleend aan de weigeringsgronden voor standplaatsvergunningen, zoals opgenomen 5.2.3., lid 6 van de APV. Deze criteria zijn hieronder beschreven en aangevuld en zijn op alle standplaatsen van toepassing.
Openbare orde (art. 5.2.3, lid 6 a APV)
Brandveiligheid: op een afstand van minder dan 5 meter vanaf bebouwing mag in principe geen standplaats worden ingenomen, indien gebruik wordt gemaakt van bak- en braadapparatuur of verwarmingsapparatuur in verband met gevaar voor overslag van brand in het geval dat door het gebruik van de standplaats brand kan ontstaan. Mogelijkheden om van deze regel af te wijken dienen te worden beoordeeld door de brandweer.
Voorkomen of beperken van overlast (art. 5.2.3, lid 6b APV)
Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving (art. 5.2.3, lid 6c APV)
Ongehinderde doorgang van het verkeer of de verkeersveiligheid (art. 5.2.3, lid 6d APV)
Het beperken van overlast, verkeersvrijheid- en veiligheid, het ordelijk en veilig verloop van de verkeersbewegingen. Kramen, karren en stallen mogen een vlotte voetgangersstroom niet beletten. Ook gehandicapten in rolstoelen, scootmobielen etc. dienen voldoende doorgang te behouden door de aanwezigheid van standplaatsen. Een standplaats mag geen verkeer- of parkeerhinder tot gevolg hebben. Standplaatsen mogen voorts niet verkeersgevaarlijke situaties opleveren doordat zij bijvoorbeeld het zicht op naderend verkeer ontnemen. Bij het innemen van standplaatsen dient tevens rekening te worden gehouden met de toegankelijkheid voor hulpverleningsdiensten ingeval van calamiteiten.
Verzorgingsniveau (art. 5.2.3, lid 6e APV)
Bestemmingsplan (art. 5.2.3, lid 6 f APV)
Met uitzondering van de thans vastgelegde vaste standplaatslocaties worden geen standplaatslocaties aangewezen en standplaatsen vergund op gronden die geen eigendom zijn van de gemeente. Achtergrond hiervan is de potentiële belemmering voortvloeiende uit de noodzakelijke toestemming van de grondeigenaar en het streven standplaatslocaties te koppelen aan winkelcentra.
Het in het standplaatsenbeleid 2006 vastgelegde uitgangspunt dat een verkoopinrichting inclusief uitstalling maximaal 25 m2 van omvang mag zijn, is problematisch voor met name groenteboeren, die gelet op de te verkopen waren, dan niet beschikken over voldoende uitstalruimte. Daarom zal voor de standplaatsen voor groenteboeren een uitzondering worden gemaakt op het maximum van 25 m2. Gelet op de beschikbare ruimte is het echter niet op iedere locatie mogelijk om meer dan 25 m2 te bezetten. Voor standplaatsen van groenteboeren zal daarom uiteindelijk het maximum dan ook per locatie worden bepaald en worden aangegeven in de vergunning, met dien verstande dat de lengte van de standplaats maximaal 12 strekkende meter en de diepte maximaal 3,5 meter mag bedragen. Bij de berekening van de oppervlakte van een standplaats wordt de zogenaamde voorluifel van een kraam of verkoopwagen niet meegerekend, tenzij onder deze luifel te verkopen goederen worden uitgestald. Voor de overige bestaande standplaatsen zal een maximum van 25 m2 per standplaats gelden.
Voor de vaste standplaatsen op de Plantage wordt een zomer- en een winteropstelling gehanteerd, die parallel loopt met de zomer- en winteropstelling van de zaterdagmarkt. Tijdens de zomeropstelling is de vaste standplaats van de groenteboer in de Vispoort. In de winteropstelling worden de standplaatsen van de groenteboer en een snackverkoper op de Plantage in de lengterichting gekoppeld om het zicht op de Plantage als horecaplein niet onnodig te beperken.
4.4 Maximumstelsel en locaties
De gemeente hanteert voor het aantal standplaatsen op de diverse locaties een zogenaamd maximumstelsel. Het hanteren van een maximumstelsel betekent niet per definitie dat iedere aanvraag wordt geweigerd. Per geval dient te worden beoordeeld of afwijking van dit stelsel in geval van bijzondere omstandigheden gewenst is.
In onderstaande tabel 2 zijn de verschillende locaties met het maximaal aantal in te nemen standplaatsen vermeld. Meer gedetailleerde informatie omtrent de standplaatsen wordt opgenomen in de desbetreffende vergunningen.
4.5 Afweging en gebruik standplaatslocaties
In tabel 2 is een overzicht gegeven van de diverse standplaatsen en standplaatslocaties. Deels is sprake van locaties, welke niet opgenomen zijn geweest in het standplaatsenbeleid 2006. Daarnaast is één van de vaste standplaatslocaties in IJsselmuiden vanwege veiligheidsredenen (verkeer en ligging ten opzichte van de bebouwing) verplaatst van de hoek Van Diggelenweg – Plasweg naar de Van Diggelenweg.
Tevens is een nieuwe vaste standplaatslocatie in de Hanzewijk opgenomen voor twee standplaatsen.
De standplaatslocaties zijn zodanig vastgesteld dat een evenwichtige spreiding over de gemeente is verkregen. Er is voor gekozen de locaties zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de verschillende winkelcentra. Daarnaast zijn locaties voorzien in de verschillende buitendorpen.
Bij de standplaatslocaties in de binnenstad van Kampen is gezocht naar een evenwicht tussen het belang van de potentiële standplaatshouders, het belang van de bescherming van de monumentale binnenstad en de andere gebruikers van deze locaties. Om die redenen wordt voor enkele locaties in de binnenstad slechts een beperkt gebruik voor met name incidentele, ideëele standplaatsen toegestaan.
De verschillende standplaatslocaties zijn in de bestemmingsplannen niet als zodanig benoemd, ook al worden de meeste locaties in het algemeen al jarenlang gebruikt. Er is voor gekozen de standplaatslocaties ook niet als zodanig in de desbetreffende bestemmingsplannen op te nemen, vanwege het mobiele karakter. In plaats daarvan zal bij de aanpassing van de verschillende bestemmingsplannen worden verwezen naar het standplaatsenbeleid.
Hieronder wordt nader ingegaan op het gebruik van de verschillende standplaatslocaties, zoals vermeld in tabel 2.
Voor wat betreft de termijn voor het afgeven van vergunningen is uitdrukkelijk een onderscheid gemaakt tussen de standplaatsen op de Plantage en de standplaatsen op andere locaties in de gemeente Kampen. Dat onderscheid heeft te maken met de verschillende functies van de Plantage, de Vispoort en de onmiddellijke omgeving van het deel van de Oudestraat nabij de Plantage. Dit deel van de binnenstad is regelmatig betrokken bij evenementen. Bovendien is sprake is van verschillende ontwikkelingen die kunnen leiden tot het wijzigen van gebruiksfuncties in dit deel van het stadscentrum. Daarom worden de vergunningen voor de betreffende standplaatsen voor een periode van maximaal vijf jaar verleend.
Voor incidentele, niet-commerciёle standplaatsen buiten de binnenstad van Kampen worden uitsluitend vergunningen verleend voor de locaties waar vaste standplaatsen worden vergund, mits niet het gestelde maximum aantal standplaatsen op de betreffende locatie is bereikt. Ten aanzien van de binnenstad van Kampen worden deze standplaatsen uitsluitend vergund voor de locaties Unieplein, Van Heutszplein, de Oudestraat ter hoogte van de theologische universiteit en het Raadhuisplein.
Voor incidentele, commerciёle standplaatsen buiten de binnenstad van Kampen worden uitsluitend vergunningen verleend voor de locaties waar vaste standplaatsen worden vergund, mits niet het gestelde maximum aantal standplaatsen op de betreffende locatie is bereikt. Ten aanzien van de binnenstad van Kampen worden deze standplaatsen uitsluitend vergund voorde locaties Unieplein en Van Heutszplein
Voor de verkoop van oliebollen worden, naast Koninginnedag, alleen voor de periode van 15 november tot 31 december standplaatsvergunningen afgegeven. Daarvoor komen buiten de binnenstad van Kampen uitsluitend de locaties waar vaste standplaatsen worden vergund in aanmerking, mits niet het gestelde maximum aantal standplaatsen op de betreffende locatie is bereikt. Voor de binnenstad van Kampen worden deze standplaatsen alleen vergund voor de locaties Meeuwenplein, Unieplein, en Van Heutszplein.
Naast aanvragen voor tijdelijke en incidentele standplaatsen, bestaan ook voor vaste standplaatsen nog mogelijkheden voorzover deze locaties niet maximaal zijn benut. Om onenigheid over het gewenste gebruik van een standplaatslocatie te voorkomen worden bij het beoordelen van vergunningaanvragen de volgende regels gehanteerd:
De inschrijving op de wachtlijst vervalt, bij een tweede weigering van een aangeboden standplaats, door vergunningverlening, op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene of bij diens overlijden, dan wel indien de ingeschrevene niet meer voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor een standplaatsvergunning
Op grond van de gemeentelijke legesverordening is voor de behandeling van een aanvraag van een standplaatsvergunning leges verschuldigd. De tarieven daarvoor worden jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad.
Voorzover de grond waarop de standplaats wordt ingenomen eigendom is van de gemeente wordt tevens een vergoeding in rekening gebracht voor het gebruik van de grond, de zogenaamde precariobelasting. De heffing daarvan vindt plaats op basis van de Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting. Ook deze verordening en de daarbij behorende tarieven worden jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld.
Indien een standplaats wordt ingenomen op grond waarvan de gemeente géén eigenaar is, geldt dat naast de standplaatsvergunning tevens privaatrechtelijke toestemming is vereist van de grondeigenaar. Deze kan voor het gebruik van de grond een vergoeding vragen in de vorm van huur.
Voor de particuliere terreinen zoals vermeld in bijlage 2 is door de eigenaren toestemming verleend.
4.8 Rechtskarakter van het standplaatsenbeleid
Het standplaatsenbeleid is een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat het standplaatsenbeleid als besluit van algemene strekking bekend moet worden gemaakt door publicatie
Op grond van het bepaalde in artikel 4:84 van de Awb moet overeenkomstig de beleidsregel worden gehandeld, tenzij toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (inherente afwijkingsbevoegdheid)
Burgemeester en wethouders van Kampen
de secretaris,
J.F. Goedegebure
de burgemeester,
drs. mr. B. Koelewijn
Artikel 5.2.3 Standplaatsen: uitstallingen op de weg
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, of voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 5.2.4.
Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een milieuwetplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de milieuvergunningaanvraag is genomen.
Bijlage 2 Overzicht standplaatsen per 1 maart 2009
Bijlage 3 Aanvraagformulier voor een standplaatsvergunning
Alleen volledig ingevulde formulieren met alle gevraagde documenten worden in behandeling genomen. Het verstrekken van onjuiste gegevens kan, indien dit na vergunningverlening blijkt, leiden tot het intrekken van de vergunning.
Dit formulier met alle benodigde formulieren dient u te zenden aan:
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen
Naam aanvrager/bedrijfsnaam ……………………………………………………………….
Naam persoon die standplaats inneemt ……………………………………………………………….
Adres en huisnummer ……………………………………………………………….
Postcode en woonplaats ……………………………………………………………….
Telefoonnummer ……………………………………………………………….
Faxnummer ………………………………………………………………
E-mailadres ………………………………………………………………
Gegevens aanvraag standplaatsvergunning
Voor het aanvragen van een standplaatsvergunning dient u de volgende documenten met dit
aanvraagformulier mee te zenden:
……………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………….
(aankruisen wat van toepassing is)
Aldus naar waarheid ingevuld te ……………………………………., datum en jaar ………………….
Naam …………………………………………………………………………
Bijlage 4 Model-Vergunningvoorschriften
Wanneer een standplaatsvergunning wordt verleend, is het gebruikelijk daaraan een aantal voorschriften (voorwaarden) te verbinden. Hierna zijn de standaardvoorschriften vermeld:
De standplaats dient door de vergunninghouder persoonlijk te worden ingenomen. Hij mag de standplaats niet onderverhuren en dient zelf het grootste deel van de dag aanwezig te zijn op de standplaats. Hiervoor kan bij vakantie of ziekte een uitzondering worden gemaakt, mits de vervanging plaatsvindt door voldoende gekwalificeerd personeel.
Overdracht van een standplaats is alleen toegestaan, mits dit in de familie van de eerste of de tweede graad plaatsvindt, of indien het een medewerker betreft die aantoonbaar tenminste drie jaar in loondienst is. Overnamekandidaten dienen aan alle in het standplaatsenbeleid gestelde voorwaarden te voldoen.
De vergunninghouder dient voldoende te zijn verzekerd tegen vordering tot wettelijke aanspakelijkheid, waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting op een standplaatslocatie krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade. Betrokkene dient burgemeester en wethouders jaarlijks het bewijs over te leggen dat de door hem terzake verschuldigde premie is voldaan.
De standplaats moet uiterlijk zijn ontruimd: op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag om 18.30 uur, op vrijdag om 21.00 uur en op zaterdag om 18.00 uur; indien sprake is van bijzonder activiteiten kan van deze tijden worden afgeweken. De standplaatshouder mag vanaf een uur voor opening tot een uur na sluiting op de standplaats aanwezig zijn.
Vergunninghouder aan wie tevens vergunning is verleend op zijn standplaats geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken, dient aan de voorzijde van de marktkraam of verkoopgelegenheid een tweetal korven of afvalbakken van voldoende grootte te plaatsen ter voorkoming van verspreiding van afval.
De precariorechten zijn per kwartaal verschuldigd; ook indien geen of nagenoeg geen gebruik van de standplaats is gemaakt. Indien de vergunninghouder de standplaats opzegt binnen een periode van d|ie maanden na de datum dat aan hem vergunning is verleend, is hij in ieder geval precariorecht verschuldigd over een periode van drie maanden. Ingeval van wanbetaling kan de vergunning - zonder een opzegtermijn in acht te nemen - worden ingetrokken.