Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
ISD Kop van Noord-Holland

Beleidsregel Matigen boete WWB, Ioaw, Ioaz en Bbz 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieISD Kop van Noord-Holland
Officiële naam regelingBeleidsregel Matigen boete WWB, Ioaw, Ioaz en Bbz 2004
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. - Wwb, artikel 18 a lid 4 en 7
  2. - Ioaw en Ioaz, artikelen 20a lid 4 en 7
  3. - Boetebesluit sociale zekerheidswetten, artikel 2 en 2a
  4. - Aanwijzing sociale zekerheidsfraude
  5. Handboek Grip Op : - Bijstand > 5. Verplichtingen, afstemming en bestuurlijke boete > 11. Bestuurlijke boete bij schenden inlichtingenplicht > paragraaf 1. tot en met 5.
  6. Fraudewet.nl : - Handreiking Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving en Werkwijzer Matigen boete. Te vinden op Fraudewet.nl, linker kolom, kies Handreiking en Werkwijzer

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2014-

01-07-2014

ISD Kop van Noord-Holland

-

Tekst van de regeling

Verwijzing naar WWB

In deze beleidsregel wordt verwezen naar de artikelen in de WWB. Voor de leesbaarheid is er voor gekozen om niet te verwijzen naar de Ioaw en de Ioaz. De artikelen in die wetten zijn qua inhoud gelijk aan de WWB. Deze beleidsregel is dus eveneens van toepassing en bruikbaar voor die wetten. 

De wetgeving over het opleggen van de boeten heeft een overwegend dwingend karakter en laat weinig ruimte voor maatwerk. Met deze beleidsregel is invulling gegeven aan die geringe ruimte. In de wetten (WWB, Ioaw en Ioaz) staat dat:

1. onder bepaalde omstandigheden een waarschuwing gegeven kan worden in plaats van een boete;

2. de boete minimaal € 150,-- bedraagt en dit bedrag niet verlaagd mag worden;

3. de boete gelijk is aan het bedrag van de vordering, maar nooit minder is dan € 150,--;

4. de boete afgestemd kan worden op de mate van verwijtbaarheid, maar er nooit afgezien kan worden

5. van een boete vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid. In het Boetebesluit zijn drie criteria opgenomen aan de hand waarvan de verminderde verwijtbaarheid kan worden beoordeeld. Deze opsomming is niet limitatief en mag dus in beleidsregels worden  aangevuld;

6. vanwege dringende redenen kan worden afgezien van het opleggen van een boete, maar dat die dringende redenen zich nauwelijks voor kunnen doen. In ieder geval is de situatie dat belanghebbende niet voldoende financiële middelen heeft, geen reden om af te zien van het   opleggen van een boete. Een beroep op dringende redenen kan alleen gedaan worden indien de  gevolgen van de boete, in het individuele of maatschappelijke geval, ondraaglijk zijn. Het gaat dus om  zeer bijzondere situaties. In deze beleidsregel is dit begrip niet ingevuld, omdat er geen criteria of kaders voor zijn te benoemen. 

Artikel 1 Onverwijld doorgeven van inlichtingen

Onder het begrip “onverwijld” mededeling doen van alle feiten en omstandigheden – zoals genoemd in  het 1e lid van artikel 17  van de WWB –  wordt verstaan dat de feiten en omstandigheden binnen 7 werkdagen na de datum van wijziging moeten worden doorgegeven.

Toelichting:

In de wet staat dat inlichtingen “onverwijld” moeten worden doorgegeven. Het begrip “onverwijld” is echter multi-interpretabel. Voor het inleveren van inkomstenverklaringen zijn er duidelijke afspraken over wat “op tijd” is. Voor wat in het algemeen “op tijd” doorgeven van wijzigingen is en het inleveren van het mutatieformulier – het middel om inlichtingen door te geven – waren er geen duidelijke afspraken. Met het vaststellen van deze beleidsregel is de afspraak dat inlichtingen binnen 7 werkdagen na datum wijziging moeten worden doorgegeven. Gaat belanghebbende op 14 mei (woensdag) aan het werk dan moet het mutatieformulier vóór zaterdag 25 mei worden ingeleverd. Er is een factsheet met informatie over de inlichtingenplicht gemaakt. Die wordt aan alle nieuwe uitkeringsgerechtigden meegegeven. Aan het zittende bestand is deze factsheet eenmalig toegestuurd. 

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing in plaats van bestuurlijke boete

Bij schending van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 18a onder lid 3 van de WWB wordt een waarschuwing gegeven in plaats van een boete tenzij:

a. er sprake is van een gegrond vermoeden dat de inlichtingenplicht met opzet is geschonden.

b. het niet reageren en / of niet verstrekken van inlichtingen heeft geleid tot beëindiging van de uitkering.  

Toelichting:

In artikel 18a lid 4 van de WWB is een kan-bepaling opgenomen. Er kan een waarschuwing gegeven worden in plaats van een boete als er geen sprake is van benadeling van de gemeente en het om een eerste schending van de  inlichtingenplicht gaat. Bij herhaling binnen twee jaar wordt een boete opgelegd.

Onder sub a is bepaald dat er geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een waarschuwing te geven als er sprake is van opzet.

Onder sub b is bepaald dat er ook na beëindiging van de uitkering geen waarschuwing, maar een boete wordt opgelegd. In dat geval is op geen enkele wijze vast te stellen of en in hoeverre er sprake is van opzet, zodat in dat geval opzet wordt aangenomen.

Artikel 3 Verlaging van de boete bij verminderde verwijtbaarheid

1. Het bestuur verlaagt de boete met 50% indien schending van de inlichtingenplicht minder verwijtbaar is. De omstandigheden waarin betrokkene verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht schond, zijn bepalend. De boete kan nooit lager zijn dan Є 150,--.

2. Er is sprake van verminderde verwijtbaarheid indien:

a) de betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig is toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

b) de betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt toe te rekenen.

c) er sprake is van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Toelichting:

1. Bij de beoordeling van de verwijtbaarheid gaat het om de situatie ten tijde van de schending van de inlichtingenplicht. Het percentage van 50 is opgenomen om houvast te hebben voor de uitvoering en een bepaalde mate van rechtszekerheid te creëren voor de burger. In bijzondere situaties is het mogelijk om af te wijken van het percentage. Bij de oplegging van de boete zal deze afwijking van de beleidsregel, overtuigend moeten worden gemotiveerd.

2. De genoemde criteria zijn overgenomen uit het Boetebesluit.

a) Denk hierbij aan situaties dat belanghebbende feitelijk gezien wel aan de inlichtingenplicht kon voldoen, maar de omstandigheden in emotioneel opzicht ontwrichtend waren.

3. Bijvoorbeeld: Een overlijdensgeval in de naaste familie of andere gebeurtenissen die diep ingrijpen in het leven van belanghebbende. De bijzondere omstandigheden en de invloed die dat op belanghebbende heeft gehad, moeten door belanghebbende aannemelijk worden  gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld door consistente informatie te verstrekken over het  gebeurde en door bewijsstukken in te leveren. Denk aan afsprakenkaart bij een psycholoog of andere specialist.

b) Denk hierbij aan de situatie dat iemand tijdelijk administratief onbekwaam is in verband met zijn geestelijke vermogens. Gaat het om een structurele situatie dan moet de belanghebbende een wettelijke vertegenwoordiger (bijvoorbeeld beschermingsbewindvoering) regelen. Is de aanvraag voor beschermingsbewind in behandeling dan is de schending van de inlichtingenplicht – tijdens de aanvraagprocedure – minder verwijtbaar. Regelt belanghebbende geen wettelijk vertegenwoordiger, dan kan er niet gesproken worden van verminderde verwijtbaarheid. Om te zorgen dat de beschermingsbewindvoerder en de belanghebbende over dezelfde  informatie beschikken, is het belangrijk dat alle correspondentie altijd naar beiden wordt gestuurd. Dit is de geldende afspraak bij de ISD-KNH.

c)Lid c is opgenomen om tegemoet te komen aan de behoefte om te individualiseren in het geval er niet duidelijk een beroep gedaan kan worden op de omstandigheden genoemd in lid 2 onder a of b van deze beleidsregel. 

Artikel 4 Verlaging van de boete bij te laat maar uit eigen beweging doorgeven van inlichtingen

1. De boete wordt verlaagd indien belanghebbende inlichtingen niet of onjuist heeft verstrekt, maar de inlichtingen uit eigen beweging alsnog verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd. Inlichtingen die belanghebbende verstrekt in het kader van een controle op de naleving van de inlichtingenverplichting, vallen hier niet onder.

2. De verlaging van de boete is afhankelijk van de duur dat de inlichtingen zijn verzwegen.

3. De boete wordt verlaagd met:

- 75% indien de inlichtingen binnen drie maanden zijn doorgegeven;

- 50% indien de inlichtingen binnen 6 maanden zijn doorgegeven;

- 25% indien de inlichtingen later dan 6 maanden zijn doorgegeven.

4. De boete kan niet lager zijn dan € 150,--.

Toelichting Lid 2

Het percentage waarmee de boete verlaagd wordt is afhankelijk van het moment dat de belanghebbende de inlichtingen alsnog doorgeeft. Hij heeft hiermee zelf in de hand hoe hoog de boete wordt. Hoe eerder hij tot inkeer komt, des te minder verwijtbaar is het verzwijgen van de inlichtingen.

Artikel 5 Niet verstrekken van inlichtingen bij het indienen van de aanvraag

1. Als bij het indienen van de aanvraag gegevens niet worden geleverd en daarvoor een hersteltermijn wordt geboden, wordt geen waarschuwing of boete gegeven, omdat niet verwacht kan worden dat aanvrager precies op de hoogte is van de gegevens die geleverd moeten worden en er derhalve geen grond is voor het opleggen van een boete.

2. Als achteraf - na toekenning van de uitkering -  blijkt dat er gegevens zijn verzwegen of  onjuiste gegevens zijn verstrekt bij het indienen van de aanvraag, wordt een waarschuwing of boete opgelegd. 

Toelichting: 

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft de aanvrager de kans om de aanvraag aan te vullen en vervolgens is het aan de uitvoeringsorganisatie om te beoordelen of de aanvraag kan worden afgehandeld op grond van de geleverde gegevens. Zijn de gegevens niet voldoende dan wordt de aanvraag of afgewezen of buiten behandeling gesteld.

Artikel 6 Verstrekken van inlichtingen tijdens de uitkering, maar niet op de juiste wijze of aan de goede medewerker

1. Inlichtingen die door belanghebbende mondeling of telefonisch worden doorgegeven aan een medewerker van de ISD-KNH en inlichtingen die schriftelijk – op welke wijze dan ook – worden doorgegeven aan de ISD-KNH, worden aangemerkt als “te zijn ontvangen”.

2. De ISD-KNH is er voor verantwoordelijk dat de informatie terecht komt bij de afdeling en/of medewerker die verantwoordelijk is voor de verwerking en/of aanvulling van de informatie.

3. In de situatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel is er geen grond voor het opleggen van een boete, omdat er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Wel kan er sprake zijn van terugvordering van teveel verstrekte bijstand op grond van artikel 58 lid 2 van de WWB.

Toelichting

De kwaliteit van de bedrijfsvoering van de gemeente en de informatieplicht van de uitkeringsgerechtigden aan de gemeente zijn communicerende vaten. Bij kwaliteit van de bedrijfsvoering gaat het om de kwaliteit van voorlichting aan bestaande en potentiële uitkeringsgerechtigden en de wijze waarop de verstrekte inlichtingen adequaat worden verwerkt.

Artikel 7 Te laat verstrekken van inlichtingen in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek tijdens de uitkering

1. Voor het na afloop van de hersteltermijn reageren en / of het verstrekken van inlichtingen na afloop van de hersteltermijn en voordat de uitkering wordt beëindigd, wordt een waarschuwing of boete opgelegd rekening houdend met artikel 18 a lid 3 en 4 van de WWB en artikel 1 van deze beleidsregel..

2. Het alsnog reageren na afloop van de hersteltermijn is geen spontane melding zoals bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregel. 

Toelichting

Strikt genomen is het feit dat een hersteltermijn nodig is, al reden voor het opleggen van een waarschuwing. Deze waarschuwing is niet uit te leggen aan de belanghebbende, omdat hij immers alsnog gereageerd heeft.

Bovendien zou het opleggen van waarschuwingen, qua beschikbare formatie, niet uitvoerbaar zijn

Artikel 8 Schending van de inlichtingenplicht over bijstand voor de kosten van levensonderhoud die op grond van de Bbz worden verstrekt in de vorm van een lening

1. Voor het niet tijdig of niet inleveren van de administratie zoals bedoeld in  artikel 38 lid 2 van het Bijstandsbesluit zelfstandigen, wordt een waarschuwing opgelegd of boete van ten hoogste € 150,--.

Toelichting

Het ministerie adviseert om deze schending van de inlichtingenplicht als nulfraude te beschouwen. De terugbetalingsverplichting van de verstrekte bijstand bestond al, alleen de grondslag voor terugbetaling wijzigt van leenbijstand in een terugvordering. Het bedrag zelf wijzigt niet.