Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsgewest Haaglanden

Verordening commissie bezwaarschriften Stadsgewest Haaglanden 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsgewest Haaglanden
Officiële naam regelingVerordening commissie bezwaarschriften Stadsgewest Haaglanden 2003
CiteertitelVerordening commissie bezwaarschriften Stadsgewest Haaglanden 2003
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften Stadsgewest Haaglanden

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 24

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-04-2003nieuwe regeling

23-04-2003

De Posthoorn d.d. 29 april 2003 e.a.

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften Stadsgewest Haaglanden 2003

Het algemeen bestuur van het stadsgewest Haaglanden;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 12 maart 2003;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 43 vn de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende:

VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN STADSGEWEST HAAGLANDEN 2003

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften;

  • c.

    wet: Algemene wet bestuursrecht, wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht.

HOOFDSTUK II Behandeling van de bezwaarschriften

Paragraaf 1 De commissie
Artikel 2 Inleidende bepaling
  • 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op gemaakte bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet.

  • 2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften, die zijn ingediend tegen besluiten: a. op grond van een wettelijk voorschrift inzake baatbelasting, als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet en inzake rechten, als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet; b. met betrekking tot de rechtspositie van personen in dienst van het stadsgewest, ongeacht van welke aard de rechtsverhouding is.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie
  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden.

  • 2.

    De voorzitter en leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Overeenkomstig het tweede lid benoemt het algemeen bestuur een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden. Ten aanzien van hen zijn de voor de leden in deze verordening gegeven bepalingen van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De voorzitter en één lid van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een stadsgewestelijk bestuursorgaan.

  • 5.

    Eén lid van de commissie, niet zijnde de voorzitter, is lid van het algemeen bestuur, met dien verstande dat betrokkene niet tevens lid is van het dagelijks bestuur.

  • 6.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 4 Secretaris

Als secretaris van de commissie treedt op de secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur van stadsgewest Haaglanden of een door hem aan te wijzen ambtenaar. Bij verhindering van de secretaris van de commissie regelt de secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur diens vervanging.

Artikel 5 Zittingsduur
  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie treden af op de dag van het aftreden van het algemeen bestuur.

  • 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij dienen dit schriftelijk in bij het algemeen bestuur.

  • 3. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Paragraaf 2 Procedure
Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift
  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

  • 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 7 Overdracht bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna te noemen artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

  • -

    2:1, tweede lid,

  • -

    6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn,

  • -

    6:17, voor zover het betreft de verzending van stukken tijdens de behandeling door de commissie,

  • -

    7:4, tweede lid,

  • -

    7:6, vierde lid.

Artikel 8 Vooronderzoek
  • 1. De voorzitter van de commissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie advies of inlichtingen bij deskundigen inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting als bedoeld in artikel 9 te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het dagelijks bestuur vereist.

Artikel 9 Hoorzitting
  • 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 10 Uitnodiging zitting
  • 1. De voorzitter deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2. Binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan, onder opgaaf van redenen, de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zittingen te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval twee weken voor het tijdstip van de zitting aan belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de in de voorgaande leden genoemde termijnen.

Artikel 11 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist, dat de meerderheid van het aantal leden, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 12 Niet deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 13 Openbaarheid zitting
  • 1. De zitting van de commissie is openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging
  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 15 Nader onderzoek
  • 1. Indien na afloop van de hoorzitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Raadkamer en advies
  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2.

    • a.

      De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b.

      Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter.

    • c.

      Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 17 Uitbrengen van het advies
  • 1. Het advies wordt, onder medezending van het in artikel 14 bedoelde verslag en eventueel door de commissie nader ontvangen informatie tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen. Deze verdaging duurt maximaal vier weken.

  • 3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

  • 4. Indien het bestuursorgaan beslist in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies, als bedoeld in art. 7:13, zevende lid van de wet, ontvangt de commissie een afschrift van de beslissing.

HOOFDSTUK III Slotbepalingen

Artikel 18 Intrekking oude regeling

De Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften Stadsgewest Haaglanden wordt ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening commissie bezwaarschriften Stadsgewest Haaglanden 2003.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden op 23 april 2003.

de voorzitter, plv. MR. E.P. REIMERS

de secretaris, WG. DRS. A. HARKES

TOELICHTING OP DE VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN STADSGEWEST HAAGLANDEN 2003

ALGEMENE TOELICHTING

In het besluitvormingsmodel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neemt de verplichte bezwaarschriftprocedure een belangrijke plaats in. De Awb bepaalt onder meer dat alvorens een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank, deze in beginsel eerst daartegen bezwaar dient te maken door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Wezenlijk voor de behandeling van bezwaarschriften is dat in deze fase van de rechtsbescherming het primaire besluit nog kan en moet worden gerepareerd als daar aanleiding voor is. Indien er kennelijke fouten zijn gemaakt of indien er aan het primaire besluit duidelijke onvolkomenheden kleven, kunnen ze in overleg met de bezwaarmaker worden opgelost. Als er aan de inhoud van bezwaarschriften alsnog op een voor partijen passende wijze tegemoet kan worden gekomen, dan heeft dit altijd de voorkeur.

Het belangrijkste onderdeel van de behandelingsprocedure is het horen van belanghebbenden. In de Awb wordt bepaald dat, voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, het de belanghebbenden in de gelegenheid stelt te worden gehoord. Over dat horen is in de Awb een groot aantal bepalingen opgenomen. Het horen van belanghebbenden kan op verschillende door het bestuursorgaan zelf te bepalen wijzen geschieden. Hoewel geenszins verplicht, is er voor gekozen, dat het bestuursorgaan zich terzake laat adviseren door een onafhankelijke hoor- en adviescommissie.

Voor wat betreft de samenstelling van de commissie stelt de Awb een aantal minimale eisen, die vertaald naar het stadsgewestelijk niveau als volgt luiden:

  • -

    de commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden;

  • -

    de voorzitter van de commissie maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

In het verleden is gekozen voor een commissie die voldoet aan het minimale omvangvereiste, te weten een commissie bestaande uit een voorzitter en twee leden. In de praktijk is gebleken dat deze omvang voldoet gezien het aantal bezwaarschriften en de diversiteit van de te behandelen onderwerpen. Ten aanzien van de samenstelling wordt enerzijds belang gehecht aan de onafhankelijkheid van de commissie, die in meerderheid geen deel uitmaakt noch werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het stadsgewest en wordt anderzijds toch een binding met het stadsgewest van de commissie voorgestaan door één lid van de commissie afkomstig te laten zijn uit het algemeen bestuur. Voordelen hiervan zijn o.a. dat de commissie bestuurlijk gezien een directe ingang naar het stadsgewest heeft, kennis kan dragen van de wijze waarop het betreffende besluit tot stand is gekomen en dat de commissie via betrokkene tevens op de hoogte is van de gangbare stadsgewestelijke procedures.

De verordening richt zich specifiek op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt met het advies dat schriftelijk door de commissie wordt uitgebracht. De Awb regelt het vervolg van de procedure. Indien de heroverweging van het bestreden besluit daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt, voor zover nodig, in plaats daarvan een nieuw besluit. Daarnaast is voorgeschreven, dat de beslissing op een bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Van belang is, dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken, in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden. Tenslotte dient, indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding te worden gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt een omschrijving van het begrip bestuursorgaan hoewel dat op meer plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als ‘verwerend orgaan’. Dit kan het algemeen bestuur betreffen, het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2 Inleidende bepaling

Het eerste lid van dit artikel verwijst naar artikel 1:5 van de Awb waarin is omschreven wat onder het maken van bezwaar moet worden verstaan.

In het tweede lid was reeds geregeld dat de commissie geen adviesbevoegdheid heeft ten aanzien van besluiten met betrekking tot de rechtspositie van personen in dienst van het stadsgewest.

Op grond van artikel 30, eerste lid, onder a, van de Wet gemeenschappelijke regelingen en op grond van artikel 13 van de Kaderwet bestuur in verandering is aan het stadsgewest in artikel 26, zesde lid, van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995, de bevoegdheid toegekend rechten (leges), als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet, te heffen respectievelijk baatbelasting, als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet, te heffen.

Met betrekking tot deze rechten en baatbelasting kan worden opgemerkt dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen afwijkende of aanvullende bepalingen bevat over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee is ervoor gekozen deze ook in het tweede lid uit te zonderen van de adviesbevoegdheid van de commissie.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

In de algemene toelichting is hierop reeds ingegaan.

Artikel 4 Secretaris

De inhoud van dit artikel komt overeen met die van de andere stadsgewestelijke commissies.

Artikel 5 Zittingsduur

Aangezien de commissie in ieder geval uit één lid van het algemeen bestuur bestaat komt een ander moment van aftreden als genoemd in het eerste lid niet in aanmerking. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen.

In de Awb komen de volgende onderwerpen aan de orde:

* vereisten waaraan bezwaarschriften moeten voldoen (art. 6:5);

* de indieningstermijn (art. 6:7 t/m 6:12):

  • -

    indieningstermijn bedraagt zes weken;

  • -

    indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt;

  • -

    de ontvangsttheorie of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing;

  • -

    regeling ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften;

  • -

    bezwaar gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet aan een termijn gebonden;

* de procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (art. 6:14 en 6:15).

Met het tweede lid van dit artikel vangt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift aan. Het verdient dan ook aanbeveling, in verband met de voor de afhandeling geldende termijn, te voldoen aan het hier gestelde ("zo spoedig mogelijk").

Artikel 7 Overdracht bevoegdheden

De in dit artikel aangehaalde bepalingen van de Awb luiden als volgt:

Artikel 2:1, tweede lid:

Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

Artikel 6:6

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

In relatie met dit artikel is o.a. van belang, dat de beslistermijn op een ingediend bezwaarschrift wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:17

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.

Artikel 7:4, tweede lid

Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage.

Artikel 7:6, vierde lid

Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.(....)

[Het derde lid van dit artikel luidt:

Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.]

Artikel 8 Vooronderzoek

De in het eerste lid bedoelde inlichtingen kunnen zowel intern bij het stadsgewest als extern ingewonnen worden. Zo moet het bijvoorbeeld mogelijk zijn voor de voorzitter zich in verbinding te stellen met bezwaarde voor nadere informatie of om hem bijvoorbeeld bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

Aangezien het dagelijks bestuur belast is met de uitvoering van de begroting ligt het in de rede, dat in geval bijzondere kosten gemaakt moeten worden, dit college gelegenheid te bieden één en ander te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in het tweede lid voor de eventuele kosten voor getuigen en/of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn, dat het dagelijks bestuur deze toetsing gebruikt om het werk van de commissie te frustreren en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

Artikel 9 Hoorzitting

Art. 7:3 van de Awb geeft aan dat van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien:

  • a.

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b.

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c.

    de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Ten aanzien van het derde lid zal in het uiteindelijk op te stellen advies moeten worden aangegeven op welke grond is afgezien van het horen van belanghebbenden.

Artikel 10 Uitnodiging zitting

Voor een afgewogen oordeel van de commissie is het van belang, dat het verwerend orgaan zich ook ter zitting laat horen.

De in het eerste lid genoemde termijn van drie weken is gekozen enerzijds om klager en overige belangstellenden in de gelegenheid te stellen zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden en anderzijds in verband met de termijn van tien weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist, alsmede met het oog op artikel 7:4 Awb.

Het verdient aanbeveling om van de inhoud van artikel 7:4 alsmede artikel 7:8 , mededeling te doen bij de uitnodiging van de hoorzitting.

Deze artikelen luiden als volgt:

Artikel 7:4

1. Tot tien dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

2. Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage.

3. Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

4. Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

5. Voor zover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten

6. Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

7. Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voor zover in gevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat, een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

8. Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat hetzij arts is.

Artikel 7:8

1. Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

2. De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die deze heeft meegebracht.

Artikel 11 Quorum

Voor het houden van een hoorzitting is vereist, dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 12 Niet deelneming aan de behandeling

De hier genoemde onpartijdigheid van de voorzitter en de leden van de commissie impliceert dat zij zonder vooringenomenheid of eigen belang deelnemen aan de behandeling van een bezwaarschrift.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

In dit artikel is vastgelegd, dat de zitting - het horen - in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk bijvoorbeeld in geval dat bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. De beraadslaging van de commissie omtrent het houden van een hoorzitting in beslotenheid, vindt achter gesloten deuren plaats.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 15 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden.

Artikel 16 Raadkamer en advies

De hoorzitting is in principe openbaar, de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, doch door afwezigheid van een lid of zijn plaatsvervanger (of als gevolg van de toepassing van artikel 12) de commissie tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.

Artikel 17 Uitbrengen advies

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb tien weken behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, in geval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Artikel 18 Intrekking oude regeling

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften Stadsgewest Haaglanden 2003.