Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
WVK-groep

Verordening PGB

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWVK-groep
Officiële naam regelingVerordening PGB
CiteertitelVerordening PGB begeleid werken WVK-groep
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerp
Eigen onderwerpVerordening PGB

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2008Onbekend

26-06-2007

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Algemene toelichting verordening Persoonsgebonden Budget (PGB)

Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden. Deze wet bevordert dat Wsw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken zijn in de herziene wet enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Zo zijn regie en sturing op de Wsw nadrukkelijker in handen gelegd van gemeenten. Gemeenten worden hiermee gestimuleerd een visie te ontwikkelen op welke wijze zij het doel van de wet, het realiseren van aangepaste arbeid die aansluit bij de capaciteiten en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, het beste kunnen verwezenlijken.

Een tweede verandering heeft betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geïndiceerden, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) voor begeleid werken.

De wet verplicht om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan het PGB (artikel 7, tiende lid, Wsw). Binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet moet deze verordening zijn vastgesteld. Pas nadat de verordening is vastgesteld, kunnen de Wsw-geïndiceerden aanspraak maken op begeleid werken met een PGB.

Twee vormen van begeleid werken

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken ligt het initiatief om begeleid werkenplekken tot stand te brengen bij WVK-groep. Het instrument begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan (artikel 7, eerste lid).

Naast het begeleid werken dat door WVK-groep tot stand wordt gebracht introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via de figuur van het persoonsgebonden budget (PGB). Tussen beide vormen van begeleid werken bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Wsw-geïndiceerde geformuleerd. Elke Wsw-geïndiceerde heeft recht op begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en gemeentelijke voorwaarden voldoet. Bovendien ligt bij begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf.

De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij WVK-groep moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidings-organisatie moeten aandragen en de werkaanpassing moeten regelen.

Als een Wsw-geïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld én de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is WVK-groep binnen de kaders van de verordening (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van deze Wsw-geïndiceerde te honoreren. Iedere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Hij of zij hoeft daarvoor niet een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Wél is het hebben van een sw-indicatie een vereiste en kan iemand die op de wachtlijst staat pas een beroep doen op het PGB als hij of zij aan de beurt is voor plaatsing naar werk. Ook een sw-werknemer met een bestaand dienstverband kan een beroep doen op een PGB.

Het verschil tussen begeleid werken dat door WVK-groep wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in beginsel geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor het begeleid werken met een PGB in beginsel zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop in het algemeen het begeleid werken op dit moment is georganiseerd. Dit geldt met name voor de eisen die aan werkgevers en aan begeleidingsorganisaties worden gesteld.

De regeling van begeleid werken met een PGB

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7, tweede tot en met vierde lid van de wet. Artikel 7, tweede lid, Wsw regelt de voorwaarden om voor een PGB voor begeleid werken in aanmerking te komen.

WVK-groep kan een verzoek van een Wsw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking te komen niet weigeren, als:

    • 1.

      De betrokkene al een Wsw-dienstbetrekking heeft of recht heeft op plaatsing.

    • 2.

      De door de Wsw-geïndiceerde of door hem aangedragen begeleidingsorganisatie voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn.

    • 3.

      De door de gemeente aan de werkgever te verstrekken periodieke subsidie en de aan begeleidingsorganisatie te verstrekken vergoeding, na aftrek van de door de gemeente te maken uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats.

    • 4.

      De aanvraag, de werkgever en de begeleidingsorganisatie voldoen aan de bij verordening, dan wel de op grond van de verordening nader gestelde vereisten.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

1.Een periodieke subsidie die wordt verstrekt aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is.

Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met geringere arbeidsproductiviteit.. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan opleidingskosten, reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

  • 2.

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde verzorgt.

  • 3.

    Een vergoeding voor de eenmalige op grond van de beperkingen van de geïndiceerde noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7, derde lid, Wsw). Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. WVK-groep kan deze vergoeding verstrekken, ze is daartoe niet verplicht.

Het PGB is dus geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen zak met geld mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie.

De Wsw-geïndiceerde heeft geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Het Dagelijks Bestuur heeft de bevoegdheid te toetsen of het bedrag van de aangevraagde periodieke subsidie en de periodieke vergoeding nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken of dat kan worden volstaan met een lager bedrag.

De onderwerpen in de verordening

In artikel 7, tiende lid, Wsw staan de onderwerpen genoemd die in ieder geval in de verordening moeten worden geregeld:

  • 1.

    de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld;

  • 2.

    de hoogte van de voor het Dagelijks Bestuur rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden kosten omgerekend op jaarbasis;

  • 3.

    de voorwaarden waaronder het Dagelijks Bestuur aan de werkgever een vergoeding verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, en

  • 4.

    de voorwaarden waaronder het Dagelijks Bestuur een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde zelf is aangewezen.

Naast deze vier verplichte onderwerpen kan nog een aantal andere zaken bij of

krachtens de verordening worden geregeld. Het gaat dan om voorwaarden die gesteld kunnen worden aan de werkgever en de werkplek van de Wsw-geïndiceerde.

Het Dagelijks Bestuur zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de voorgestelde werkplek adequaat is. In verband hiermee kunnen eisen worden gesteld aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Omdat begeleid werken met een PGB een recht is voor alle Wsw-geïndiceerden, zullen eventuele beperkingen van dit recht in de vorm van eisen aan de werkgever of aan de werkplek bij verordening worden geregeld.

Daarnaast kunnen ook procedurele bepalingen in de verordening worden opgenomen die verband houden met het feit dat een PGB moet worden aangevraagd. Het gaat dan om aangelegenheden als gegevens en documenten die bij de aanvraag voor een PGB moeten worden overlegd, de beslistermijn en de bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur om een subsidie te wijzigen (te verlagen of in te trekken).

Subsidies en vergoedingen

De Wsw maakt een onderscheid tussen subsidies en vergoedingen. De periodieke betalingen aan een werkgever worden als een subsidie aangemerkt en de periodieke betalingen aan de begeleidingsorganisatie als een vergoeding.

Het verstrekken van subsidies is een publiekrechtelijke rechtshandeling: het vindt plaats op basis van een beschikking. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn in beginsel van toepassing op de subsidies die in het kader van het PGB worden verstrekt.

In de verordening kunnen nadere regels worden gesteld over de subsidieverstrekking in het kader van het PGB. De verstrekking van periodieke vergoedingen aan een begeleidingsorganisatie is privaatrechtelijk van aard. Hierover hoeven in de verordening geen regels te worden gesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad, in deze het algemeen bestuur van WVK-groep, bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

In dit artikel wordt bepaald dat het dagelijks bestuur elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. Het dagelijks bestuur bepaalt welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde met zich

meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden de mate van

arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Artikel 3

De directeur zal, namens het dagelijks bestuur, bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee kunnen eisen worden gesteld aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7, tiende lid, Wsw dient het algemeen bestuur in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder een begeleidingsorganisatie wordt ingeschakeld die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen.

Als het gaat om voorwaarden waaraan werkgevers moeten voldoen, kan worden gedacht aan:

  • -

    inschrijving van zijn onderneming bij de Kamer van Koophandel (een dergelijke bepaling kan overigens niet worden opgenomen voor overheidsorganisaties of daaraan gelieerde instellingen, omdat die niet bij de KvK zijn of kunnen worden ingeschreven);

  • -

    de duur van het dienstverband;

  • -

    de aangeboden arbeidsplaats is passend in het licht van de indicatiestelling door het CWI en de mogelijkheden en beperkingen van de Wsw-geïndiceerde;

  • -

    de salariëring is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden;

  • -

    situatie met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid en de aanwezigheid van risico-analyses.

Voor wat betreft de duur van het, minimale, dienstverband is wellicht nog van belang dat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden.

Wat betreft de voorwaarden waaraan begeleidingsorganisaties moeten voldoen kan worden gedacht aan:

  • -

    inschrijving bij de Kamer van Koophandel (mits de betreffende organisatie inschrijvingsplichtig is);

  • -

    taakvervulling met inachtneming van de stand van de wetenschap en die van de arbeids- en organisatiekunde;

  • -

    beschikking over voldoende opgeleide deskundigen die de arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding op de werkplek adequaat kunnen verzorgen;

  • -

    (gespecialiseerde) kennis met betrekking tot specifieke kenmerken (van delen) van de doelgroep;

  • -

    transparantie en marktconforme prijsstelling;

  • -

    liquiditeits- en solvabiliteitspositie.

Punt van aandacht is hier wél dat bij het stellen van (kwaliteits)eisen aan begeleidingsorganisaties zich de vraag voordoet of, en in hoeverre (stringente) eisen aan de begeleidingsorganisatie zijn te verenigen met het, in beginsel, vrije keuzerecht van een Wsw-geïndiceerde voor een dergelijke organisatie.

Artikel 4

Het algemeen bestuur regelt bij verordening de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

Artikel 5

De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

Artikel 6

Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst plaatsvinden, en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet in de verordening te worden opgenomen. Niettemin kan het wenselijk zijn hierover een bepaling in de verordening op te nemen. Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap.

Daarom is, ook facultatief, de mogelijkheid in de verordening opgenomen om het aantal uren aan begeleiding, en dus de vergoeding, aan te passen. Partijen (WVK-groep, sw-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal bgeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.

In het tweede lid is de mogelijkheid opgenomen om het zoeken naar een werkplek pas te

honoreren als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay). Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een sw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt.

In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het reïntegratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Art. 7 lid 4 van de wet geeft dit ook aan. Lukt het zoeken van een werkplek niet, of niet tijdig, en er zou toch voor die dienst moeten worden betaald, dan kan dit vanuit financieel oogpunt ongewenst zijn.

Artikel 7

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Optioneel is opgenomen dat daar ook een deskundigenrapport voor nodig is.

In het derde lid wordt, facultatief, een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. Omdat hier sprake is van maatwerk is niet bij benadering aan te geven op welke bedrag dit moet worden gemaximeerd. Duidelijk is dat hier de criteria van redelijkheid en maatwerk van belang zijn om een verantwoorde en zorgvuldige afweging te maken.

De aard van de voorziening kan immers van geval tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er niet persé sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een sw-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.

Het vijfde lid bepaalt dat het dagelijks bestuur de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 8

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist de directeur vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten. Dit artikel opent voor de werkgever de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen.

Artikel 12

Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13

Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14

Citeertitel en inwerkingtreding.

De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet zijn vastgesteld.

Het Algemeen Bestuur van de regeling WVK-groep;

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 27 maart 2008;

gehoord de raden van de aan de regeling WVK-groep deelnemende gemeenten;

gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

overwegende dat het Algemeen Bestuur bij verordening nadere regels dient te stellen met betrekking tot het verstrekken van persoonsgebonden budgetten;

BESLUIT

vast te stellen de:

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van WVK-groep;

    • b.

      de wet: de Wet sociale werkvoorziening;

    • c.

      de directeur: de directeur van WVK-groep.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten per te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1. De directeur verstrekt namens het Dagelijks Bestuur, op aanvraag van de Wsw-geïndiceerde die recht heeft op plaatsing of een dienstverband in de zin van de Wsw heeft, een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw in de vorm van een subsidie aan de werkgever, een vergoeding voor de begeleiding en eventueel een eenmalige vergoeding voor de noodzakelijke aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, indien de werkgever en de begeleidingsorganisatie aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 2. Voorwaarden waaraan de werkgever moet voldoen:

  • b. de werkgever is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel tenzij de werkgever een publiekrechtelijk rechtspersoon is;

  • c. de minimale aaneengesloten duur van het dienstverband bedraagt zes maanden;

  • d. de minimale omvang van het dienstverband bedraagt 16 uur per week;

  • e. de aangeboden arbeidsplaats is passend in het licht van de indicatiestelling door het CWI en de mogelijkheden en beperkingen van de Wsw-geïndiceerde;

  • f. de salariëring is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden;

  • g. de onderneming van de werkgever voert geen maatschappelijke onaanvaardbare activiteiten uit;

  • h. de werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de normen uit de Arbo-wet.

  • 3. Voorwaarden waaraan de begeleidingsorganisatie moet voldoen:

    • a.

      de begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel tenzij dit een publiekrechtelijk rechtspersoon is;

    • b.

      zij vervult haar taken met inachtneming van de stand van de wetenschap en die van de arbeids- en organisatiekunde;

    • c.

      zij beschikt over voldoende opgeleide deskundigen die de arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding op de werkplek adequaat verzorgen;

    • d.

      zij heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld en wordt in staat geacht de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

  • 4. De periodieke subsidie aan de werkgever kan niet meer bedragen dan de voor de aanvrager beschikbare rijkssubsidie minus de som van de vastgestelde uitvoeringskosten, de vastgestelde vergoeding voor de begeleidingsorganisatie (incl. BTW) en te verstrekken vergoedingen op grond van artikel 7 van deze verordening.

Artikel 4 De wijze van vaststellen van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1. De directeur stelt namens het Dagelijks Bestuur op verzoek van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever vast.

  • 2. De te verstrekken loonkostensubsidie wordt bepaald door de hoogte van de ingeschatte loonwaarde van de Wsw-geïndiceerde.

  • 3. Verstrekking van subsidie en vergoedingen op grond van deze verordening wordt beëindigd indien de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en de Wsw-geïndiceerde, die de PGB-aanvrage heeft ingediend, wordt beëindigd dan wel de begeleiding op de werkplek niet meer adequaat wordt verzorgd.

  • 4. Het vorige lid kan ook worden toegepast indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 3 van deze verordening.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

De periodieke subsidie kan ambtshalve worden herzien of op verzoek van de werkgever indien hier, gelet op de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

Artikel 6 Vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1. De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg vastgesteld. Tussentijdse aanpassingen hierin zijn mogelijk indien partijen dit vooraf overeenkomen.

  • 2. De kosten van de begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1. De directeur kan op verzoek van de Wsw-geïndiceerde een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als (uit een deskundigenrapport) blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn op grond van de beperkingen van de Wsw-geïndiceerde.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbo wetgeving, die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken, komen niet in aanmerking voor vergoeding.

  • 3. Aanpassingen komen slechts voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 2.500,--. Boven dit bedrag wordt de arbeidsplaats niet als passend beschouwd.

  • 4. Aan dit artikel kan ook toepassing worden gegeven door middel van het in bruikleen beschikbaar stellen van hulpmiddelen aan de werkgever.

  • 5. De directeur regelt namens het Dagelijks Bestuur de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

  • 6. De directeur kan op grond van redelijkheid en billijkheid afwijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een PGB wordt ingediend door middel van een volledig ingevuld begeleidingsplan dat door de Wsw-geïndiceerde, de werkgever en de begeleidingsorganisatie is ondertekend.

  • 2. De directeur stelt namens het Dagelijks Bestuur nadere voorschriften aan de vorm en inhoud van het begeleidingsplan alsmede aan de rapportagefrequentie.

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1. De directeur besluit namens het Dagelijks Bestuur over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. De directeur kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. De directeur stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

  • 1. De directeur stelt namens het Dagelijks Bestuur de periodieke subsidie vast, nadat WVK-groep akkoord is met de inhoud van het begeleidingsplan. Zodra het begeleidingsplan en de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk getekend zijn en een kopie van beide aan WVK-groep is verstrekt, zal worden overgegaan tot een maandelijkse betaling van de periodieke subsidie aan de werkgever mits hij voldoet aan het gestelde in artikel 11.

  • 2. Het besluit tot verlening van de periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a. de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast.

    b.de verplichtingen van de werkgever. In ieder geval ontvangt WVK-groep een afschrift van de arbeidsovereenkomsten en maandelijks een kopie van de salarisstrook.

Artikel 11 Het vaststellen van de periodieke subsidie.

  • 1. De werkgever verstrekt binnen vierweken na afloop van het kalenderjaar een ingevuld declaratieformulier en een kopie van de loonstrook en jaaropgave.

  • 2. Binnen maximaal 30 dagen na ontvangst van het volledig ingevulde declaratieformulier vindt uitbetaling van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats.

  • 3. Tegen het besluit van de directeur kan op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht bezwaar worden aangetekend.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

  • 1. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan de directeur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

  • 2. De werkgever bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen ten minste zeven jaar na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking aan de directeur voor controledoeleinden.

Artikel 14 Citeertitel

  • 1.

    De verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken WVK-groep.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur in de openbare vergadering van 26 juni 2008.

mr. L.W.A.M. van Erp S.P. Grem

secretaris voorzitter